Overzicht fiscale maatregelen Belastingplan 2026

De maatregelen gelden vanaf 2026, tenzij anders is vermeld. De maatregelen aangegeven met een * zijn al vastgelegd in een eerder wetsvoorstel.  

Inkomstenbelasting

Beperkte inflatiecorrectie in de inkomsten- en loonbelasting

In 2026 worden de belastingschijven, heffingskortingen en verschillende andere bedragen in de inkomsten- en loonbelasting slechts gedeeltelijk aangepast aan de inflatie namelijk voor 52,8 procent, mede ter financiering van behoud van het verlaagd btw-tarief voor cultuur, media en sport. Hierdoor stijgen ze minder dan de inflatie, wat per saldo leidt tot een hogere belastingdruk.

Aanpassing IB-tarieven en grensbedragen eerste en tweede schijf box 1

In box 1 van de inkomstenbelasting wordt het tarief in de eerste schijf verlaagd met 0,12%-punt (naar 35,7 procent) en in de tweede schijf verhoogd met 0,08%-punt (naar 37,56 procent). De grens van de eerste schijf wordt verhoogd naar 38.883 euro. De grens van de tweede schijf wordt verhoogd naar 79.137 euro.

Leegwaarderatio

Zowel in de inkomstenbelasting als in de Successiewet mogen verhuurde woningen worden gewaardeerd met toepassing van de leegwaarderatio. In regelgeving wordt vastgelegd dat verhuurde woningen op de marktwaarde mogen worden gewaardeerd als deze ten minste 10 procent lager is dan de berekende leegwaarderatio. Daarnaast kan de leegwaarderatio niet meer worden toegepast bij onzakelijke verhuur tussen gelieerde partijen.

Inkomensverklaring kwalificerende buitenlandse belastingplichtige vervalt

Kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen moeten nu al aannemelijk maken dat tenminste 90 procent van het wereldinkomen in Nederland belastbaar is. De verplichting om dat met een inkomensverklaring te doen vervalt. Een inspecteur kan nog wel expliciet om een inkomensverklaring verzoeken en kan ook de mogelijheid bieden om dit op andere wijze aannemelijk te maken.

Laatste jaar overgangsrecht partiële buitenlandse belastingplicht*  

Al in 2025 is de partiële buitenlandse belastingplicht afgeschaft voor expats die gebruik maken van de 30%-regeling. Er is destijds voorzien in overgangsrecht voor expats die in het laatste tijdvak van 2023 al gebruikmaakten van de regeling: zij kunnen tot en met 2026 nog blijven opteren voor de partiële buitenlandse belastingplicht. Aankomend jaar zal dus het laatste jaar zijn dat nog kan worden geopteerd voor de partiële buitenlandse belastingplicht.

Belastbaarheid lijfrente-uitkeringen

Er gaan maatregelen gelden die ervoor zorgen dat uitkeringen van lijfrentes, die niet meer voldoen aan de voorwaarden van onbelaste uitkering, altijd in de heffing zullen worden betrokken. Deze maatregel is effectief vanaf 2026, maar geldt al voor situaties vanaf 28 april 2025. 

Uitzendregeling eigenwoningregeling gecodificeerd

De mogelijkheden voor verhuur van een woning door een belastingplichtige die tijdelijk elders verblijft, bijvoorbeeld vanwege een uitzending voor werk, worden wettelijk vastgelegd en uitgebreid. Hierdoor kunnen ook (stief)(achter)kleinkinderen (bloed- of aanverwanten in de rechte neergaande lijn) tijdelijk in de woning verblijven zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op hypotheekrenteaftrek van de belastingplichtige.

Afbouw zelfstandigenaftrek* 

Het belastingvoordeel voor zzp'ers wordt afgebouwd. Het einddoel is om de aftrek terug te brengen tot 900 euro in 2027. Per 2026 bedraagt de zelfstandigenaftrek 1.200 euro. De extra zelfstandigenaftrek voor starters blijft 2.123 euro.

Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energieinvesteringsaftrek

Er wordt een samentelbepaling in de energie-investeringsaftrek (EIA) voorgesteld, waardoor als totaalbedrag aan energie-investeringen ten hoogste 151 miljoen euro (bedrag 2025) per belastingplichtige per jaar in aanmerking wordt genomen. Dit ‘samentelplafond’ bestaat uit energie-investeringen in de eigen onderneming en energieinvesteringen in een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband.

Bijtelling auto*

Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische auto’s dezelfde bijtelling als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen. In 2026 is het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s compleet verdwenen.

Werknemersopties voor Startups en Scale-ups

In de Voorjaarsnota werd een nieuwe fiscale regeling geïntroduceerd om medewerkersparticipatie bij startups en scale-ups te stimuleren. Deze regeling stelt de belastingheffing uit tot het moment van daadwerkelijke verkoop van de aandelenopties. Bovendien zal het maximale belastingtarief op inkomsten uit aandelenopties worden verlaagd van 49,5 procent naar 32,17 procent, doordat de grondslag van het inkomen uit de aandelenopties wordt versmald tot 65 procent.

Deze regeling is niet opgenomen in het Belastingplan, maar wordt wel genoemd vanwege mogelijke overlap met de lucratiefbelangregeling. Voor aandelenopties die onder beide regelingen vallen, wordt overwogen om de lagere belastingdruk van de startupregeling niet toe te passen. Dit wordt verder onderzocht bij de uitwerking van de startupregeling.

Verhoging belastingdruk op lucratief belang

Er komt een vermenigvuldigingsfactor op het box 2 inkomen uit een middellijk gehouden lucratief belang. Hierdoor stijgt de effectieve belastingdruk in box 2 van 24,5 procent naar 28,45 procent in de eerste tariefschijf, en van 31 procent naar 36 procent in de tweede tariefschijf. Er komt geen overgangsregeling en de wijziging geldt dus ook voor bestaande fondsen en belangen. Lees hierover in ons Belastingnieuwsbericht 'Grondslagverbreding belastingheffing lucratief belang'

Tegengaan onwenselijke structuur lucratiefbelangregeling

Er komt een maatregel in de lucratiefbelangregeling om ongewenste verliesneming in het aanmerkelijk belang tegen te gaan. Dit verlies kon in specifieke situaties in box 2 worden geclaimd door de verkrijging van een aanmerkelijk belang, na het reeds hebben van een lucratief belang.

Box 3-vermogensheffing

Het forfaitair rendement voor overige bezittingen in box 3 wordt verhoogd naar 7,78 procent (5,88 procent in 2025). Hiervoor wordt de bestaande berekeningswijze aangepast, zodat meer rekening wordt gehouden met huurinkomsten en eigen gebruik van onroerende zaken. Daarnaast gaat het heffingsvrij vermogen omlaag naar 51.396 euro (57.684 euro in 2025).

Box 3-belastinglek met obligaties opgelost

Het kabinet repareert een (gedeeltelijke) box 3-ontwijkingsmogelijkheid, die ontstaat bij aankoop van obligaties met aangegroeide rente en gebruik van de tegenbewijsregeling (berekening werkelijk rendement). De ontwijkingsmogelijkheid komt deels doordat voor de berekening van de waarde van de obligatie aan het einde of begin van het jaar de meegekochte rente niet meetelt, door een vrijstelling voor kortlopende termijnen. De wetgever repareert dit door, voor de tegenbewijsregeling, obligaties te waarderen inclusief de aangegroeide rente: op de waarde in het economisch verkeer. Daarnaast vervalt de vrijstelling voor kortlopende termijnen bij de toepassing van de tegenbewijsregeling in box 3, behalve voor banktegoeden. Deze maatregelen zullen terugwerken tot 25 augustus 2025 om 16.00 uur, het tijdstip dat deze wijziging via een persbericht is bekendgemaakt. Voor bezittingen en schulden die al voor die datum tot het box 3-vermogen behoorden, geldt overgangsrecht: de oorspronkelijke regels blijven gelden tot het moment van vervreemding of de inwerkingtreding van de Wet werkelijk rendement box 3 (beoogd per 1 januari 2028).

Vrijstelling groen beleggen

De vrijstelling en de heffingskorting voor groene beleggingen in box 3 worden per 1 januari 2028 afgeschaft. De eerder beoogde afschaffing per 1 januari 2027 blijkt niet haalbaar. De vrijstelling voor groene beleggingen wordt per 1 januari 2027 wel verlaagd van 26.312 euro (2025; partners 52.624 euro) naar 200 euro (partners 400 euro). In 2026 wordt deze vrijstelling geïndexeerd naar 26.715 euro (partners 53.430).

Schenk- en erfbelasting en BOR

Schenk- en erfbelasting

Gelijke behandeling van biologische en juridische kinderen

Biologische en juridische kinderen zullen bij schenkingen en erfenissen gelijk worden behandeld. Daardoor hebben voortaan ook biologische kinderen die niet in familierechtelijke betrekking tot hun biologische ouder staan voor toepassing van de schenk- en erfbelasting recht op de kindvrijstelling en het lagere tarief. Het kind moet wel het biologische ouderschap doen blijken.

Aanpassing verdeling van de huwelijkse gemeenschap bij overlijden

Als een echtgenoot meer dan de helft van het vermogen toekomt bij ontbinding van een gemeenschap van goederen (of door toepassing van een verrekenbeding), zal schenk- of erfbelasting verschuldigd zijn voor zover meer dan de helft wordt verkregen. Dit is om te voorkomen dat (vlak) voor ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap, zoals bij echtscheiding of overlijden, de huwelijkse voorwaarden worden aangepast waarbij een onbelaste vermogensovergang aan een van beide (gewezen) echtgenoten plaatsvindt, zelfs als hier geen fiscale beweegredenen aan ten grondslag liggen. Voor situaties die op 16 september 2025 om 16:00 uur reeds bestonden, geldt de maatregel niet (overgangsrecht).

Aangiftetermijnen voor erfbelasting

De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van acht naar twintig maanden na overlijden. Tevens wordt het startmoment van het berekenen van erfbelastingrente aangepast van acht naar twintig maanden na overlijden.  

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden

Een schenking die binnen 180 dagen vóór overlijden wordt gedaan zal niet meer als schenking worden aangemerkt, maar uitsluitend als fictieve erfrechtelijke verkrijging. Er hoeft dan geen aangifte schenkbelasting meer te worden gedaan. Deze aanpassingen gelden voor het eerst voor schenkingen die zijn gedaan binnen 180 dagen voor 1 januari 2026.

Leegwaarderatio

Zowel in de inkomstenbelasting als in de Successiewet mogen verhuurde woningen worden gewaardeerd met toepassing van de leegwaarderatio. In regelgeving wordt vastgelegd dat verhuurde woningen op de marktwaarde mogen worden gewaardeerd als deze ten minste tien procent lager is dan de berekende leegwaarderatio. Daarnaast kan de leegwaarderatio niet meer worden toegepast bij onzakelijke verhuur tussen gelieerde partijen.

Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten  

Aanpak 'rollatorinvesteringen'*

Wanneer in het zicht van overlijden beleggingsvermogen wordt omgezet in ondernemingsvermogen, zonder reële bedrijfsoverdracht, geldt een aangepaste bezitstermijn voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR). De verplichte bezitstermijn wordt verlengd met zes maanden per jaar dat de ondernemer ouder is dan de AOW-leeftijd plus twee jaar. Zie voor een uitwerking ons Belastingnieuws bericht 'aanpassingen bedrijfsopvolgingsregeling 2026'.

Aanpak ‘dubbel-BOR-constructies'*

De BOR wordt uitgesloten voor ondernemingen die eerder in bezit waren van de verkrijger, tot maximaal het bedrag van de eerdere overdrachtsprijs. Dit geldt ongeacht de relatie tussen de overdrager en de verkrijger, en is ook van toepassing als de verkregen onderneming op enige manier een voortzetting is van de verkochte onderneming. 

Ter beschikking gestelde onroerende zaken*

Bij gezamenlijke overdracht van een ter beschikking gesteld pand en bedrijfsaandelen, wordt de BOR toegepast op het saldo van de waarde van het pand minus bijbehorende schulden. 

Bezits- en voortzettingseis versoepeld*

Herstructureringen binnen de bezits- en voortzettingstermijn worden vergemakkelijkt. Er gaat geen nieuwe termijn lopen, als de subjectieve gerechtigdheid van de schenker of erflater (bezitstermijn) dan wel van de verkrijger (voortzettingstermijn) door de herstructureringen niet wijzigt. Dit biedt ondernemers meer flexibiliteit bij legitieme bedrijfsaanpassingen.

BOR en DSR alleen voor reguliere 5%-aandelenbelangen*

De BOR en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR) zijn beperkt tot gewone aandelen met minstens 5 procent van het totale geplaatste kapitaal. Voor preferente aandelen uitgegeven bij gefaseerde bedrijfsopvolging blijven deze faciliteiten behouden als ze zijn omgezet van gewone aandelen met een belang van minimaal 5 procent. De inwerkingtreding van deze maatregel is gekoppeld aan verruimende maatregelen voor familiebedrijven, waarvoor goedkeuring van de Europese Commissie is aangevraagd.

Behandeling van hybride aandelen*

Wanneer aandelen zowel preferente winstdeling als reguliere winstdeling kennen (hybride aandelen), worden ze gesplitst in een preferent en niet-preferent deel. Het als niet-preferent aandeel aangemerkte deel van het aandeel kan voor de BOR en DSR kwalificeren als aan de overige voorwaarden is voldaan. Het als preferent aandeel aangemerkte deel kan nog steeds alleen kwalificeren als dit is ontstaan en uiteindelijk wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.

Zie voor verdere uitleg van al deze aanpassingen ons Belastingnieuwsbericht 'Aanpassingen bedrijfsopvolgingsregeling 2026'.

Loonbelasting

Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties*

De Wet DBA wordt vervangen door de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet VBAR). Deze nieuwe wet codificeert recente jurisprudentie en introduceert aanvullende maatregelen, zoals een arbeidsrechtelijk rechtsvermoeden van dienstbetrekking voor zelfstandigen die minder dan ongeveer 36 euro per uur verdienen. Op 12 september verscheen een conceptbesluit Verduidelijking Arbeidsrelatie ter consultatie, waarin meer duidelijkheid en kleuring van de hoofdelementen voor de beoordeling worden gegeven. Lees hierover ons Belastingnieuwsartikel 'Consultatie besluit verduidelijking arbeidsrelatie'.

Versoberen extraterritoriale kostenregeling

De extraterritoriale kostenregeling (ETK-regeling) wordt versoberd. Vanaf 2026 kunnen de kosten voor levensonderhoud, zoals gas, water en licht, en privégesprekken met het thuisland niet langer onbelast worden vergoed. Deze wijziging is bedoeld om enkel vergoedingen toe te staan die direct verband houden met de dienstbetrekking.

Werknemersopties voor Startups en Scale-ups

In de Voorjaarsnota werd een nieuwe fiscale regeling geïntroduceerd om medewerkersparticipatie bij startups en scale-ups te stimuleren. Deze regeling stelt de belastingheffing uit tot het moment van daadwerkelijke verkoop van de aandelenopties. Bovendien zal het maximale belastingtarief op inkomsten uit aandelenopties worden verlaagd van 49,5 procent naar 32,17 procent, doordat de grondslag van het inkomen uit de aandelenopties wordt versmald tot 65 procent.

Deze regeling is niet opgenomen in het Belastingplan, maar wordt wel genoemd vanwege mogelijke overlap met de lucratiefbelangregeling. Voor aandelenopties die onder beide regelingen vallen, wordt overwogen om de lagere belastingdruk van de startupregeling niet toe te passen. Dit wordt verder onderzocht bij de uitwerking van de startupregeling.

Zakelijke fietsen

Voor zowel werknemers als IB-ondernemers is geen fiscale bijtelling van toepassing voor een zakelijke fiets die minder dan 10 procent van de tijd thuis wordt gestald, zoals bij een hub of werkplek, ongeacht het privégebruik. Deze regel geldt met terugwerkende kracht tot de invoering van de bijtellingsregeling voor fietsen op 1 januari 2020.

Bijtelling auto*

Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische auto’s dezelfde bijtelling als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen. In 2026 is het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s compleet verdwenen.

Pseudo-eindheffing op privégebruik fossiele auto's

Vanaf 2027 moeten werkgevers een pseudo-eindheffing van 12 procent over de cataloguswaarde van de auto van de zaak betalen voor werknemers die een fossiele (niet volledig emissievrije) auto van de zaak ter beschikking hebben. Dit geldt ook als de werknemer zelf bijdraagt aan de kosten. Voor auto's die vóór 2027 zijn verstrekt, geldt een overgangsrechtstermijn tot 17 september 2030, waarna de pseudo-eindheffing voor alle fossiele personenauto's geldt.

Regeling voor Vervroegd Uittreden (RVU) 

Vanaf 2026 wordt de tijdelijke Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU), beter bekend als vroegpensioen, structureel. Werknemers met een zwaar beroep kunnen daardoor ook na 2025 tot maximaal drie jaar vóór de AOW-leeftijd met pensioen gaan, en een maandelijkse uitkering van de werkgever ontvangen, zonder dat de werkgever hierover een fiscale eindheffing / boete van 52 procent verschuldigd is. Andere wijzigingen omvatten: 

  • Een fiscale ruimte van 300 euro bruto per maand, die onder voorwaarden kan worden toegekend, om de zogenoemde drempelvrijstelling te verhogen;
  • Een stapsgewijze stijging van de eindheffing van 52 procent in 2026 naar 65 procent in 2028, om excessieve RVU-regelingen te ontmoedigen;
  • Werkgevers of werkgeversorganisaties die een RVU-regeling in een cao willen opnemen, moeten aan strikte voorwaarden voldoen; en
  • Jaarlijkse monitoring en driejaarlijkse toetsing om misbruik te voorkomen.

Technische fiscale knelpunten Wet toekomst pensioenen

In 2024 zijn met een beleidsbesluit enkele fiscale knelpunten met betrekking tot het prepensioen, overbruggingspensioen en wezenpensioen opgelost. Nu wordt voorgesteld om dit besluit om te zetten in wetgeving met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2025. Tegelijkertijd wordt ook voorgesteld om nabestaandenoverbruggingspensioenen die zijn ingegaan voor de overgang (voor invaren) naar een Wtp-pensioenregeling te eerbiedigen met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2025.

Introductie toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (uitleners)*

In de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten wordt een toelatingsstelsel ingevoerd waarbij uitzendondernemingen alleen mogen opereren met een officiële toelating, gebaseerd op de NEN-4400 norm. Dit moet zorgen voor meer betrouwbaarheid en kwaliteit in de sector. Het wetsvoorstel heeft als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2027.

Vereenvoudigde aansprakelijkstelling van inleners*

Er worden twee bewijsvermoedens ingevoerd om inleners (bedrijven die werknemers inhuren via uitzendbureaus) eenvoudiger aansprakelijk te stellen. Allereerst wordt een standaardpercentage van 35 procent van het factuurbedrag als uitgangspunt genomen bij het vaststellen van de aansprakelijkheid voor onbetaalde belastingen. Indien minder dan dit percentage op een g-rekening wordt gestort, kan de inlener aansprakelijk worden gesteld voor het verschil. Daarnaast wordt aangenomen dat een onderneming die in het openbaar register staat ingeschreven als toegelaten uitzendonderneming automatisch als uitlener kwalificeert, waardoor de fiscale inlenersaansprakelijkheid van toepassing kan zijn.

Aof- en AWf-premies*

De premies die werkgevers betalen voor werknemersverzekeringen veranderen. De Aof-premie wordt structureel verhoogd. Daarentegen wordt de eerder geplande verhoging van de AWf-premie met een jaar uitgesteld.

Loonkostenvoordeel doelgroep ouderen* 

Het loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep ouderen wordt afgeschaft. Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV ouderen niet afgeschaft.

Btw en accijns

Btw

Afschaffen voorgenomen btw-verhoging op cultuur, sport en media

Het verlaagde btw-tarief van 9 procent op cultuur, media en sport blijft behouden in 2026. Ter dekking wordt de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting slechts gedeeltelijk toegepast. De geplande btw-verhoging voor logies naar 21 procent gaat wel door. Lees hierover meer in ons Belastingnieuwsbericht 'Btw-verhoging op cultuur, sport en media afgeschaft'.

Uitbreiding verlaagde btw-tarief met radiofarmaceutica*  

Het verlaagde btw-tarief van 9 procent gaat ook gelden voor radiofarmaceutica. Deze wijziging corrigeert een eerdere omissie en zorgt voor gelijke fiscale behandeling met andere geneesmiddelen. 

Introductie btw-aftrekherziening op vastgoeddiensten*

Er komt een btw-aftrekherziening voor vastgoeddiensten boven 30.000 euro, zoals renovatie en onderhoud. Ondernemers moeten per gebouw bijhouden of het gebruik wijzigt binnen de herzieningsperiode. Lees meer in ons Belastingnieuwsbericht 'Introductie btw-aftrekherziening op vastgoeddiensten'.

Herstel btw-vrijstelling voor winstbeogende sociale instellingen*

Winstbeogende sociale en culturele instellingen worden weer verplicht om de btw-vrijstelling toe te passen. Dit herstelt de situatie na het arrest van de Hoge Raad dat deze vrijstelling onverbindend verklaarde voor winstbeogende instellingen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag. Lees hierover ook ons Belastingnieuwsbericht 'Btw vrijstelling voor winstbeogende sociale instellingen'.

Accijns en verbruiksbelasting

Accijnsverlaging verlengd

De verlaging van de accijns op brandstof wordt met een jaar verlengd tot eind 2026. In 2022 verlaagde het kabinet de accijnstarieven voor benzine, diesel en lpg vanwege de gestegen energieprijzen. Zonder ingrijpen zou de korting eind dit jaar aflopen. De Tweede Kamer heeft op 27 augustus een motie aangenomen met het verzoek om de prijsstijging van benzine per 1 januari ‘teniet te doen’. Hieraan is in het belastingplan invulling gegeven.

Beperking teruggaaf van accijns tot RFNBO’s*

De regeling voor accijnsteruggaaf voor motorbrandstof die geheel of gedeeltelijk bestaat uit hernieuwbare brandstof wordt aangepast door te bepalen dat deze nog uitsluitend op hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong ziet (renewable fuel of non-biological origin, RFNBO). Deze aanpassing volgt uit de implementatie van de artikelen van de EU-wijzigingsrichtlijn hernieuwbare energie (RED III) die zien op de vervoerssector.

Veranderingen in de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken  

Vanaf 2027 wordt de zogeheten ‘zuivelvrijstelling’ flink ingeperkt. Dat wil zeggen dat enkel nog pure zuivel- en sojadranken vrijgesteld blijven, evenals zuigelingen- en medische voeding. Dranken met slechts een (zeer) beperkt aandeel zuivel worden vanaf dan dus ook belast met verbruiksbelasting. Tevens wijzigt dan ook de term ‘limonade’ in ‘overige alcoholvrije drank’. 

Vennootschapsbelasting en minimumbelasting

Liquidatieverliesregeling

Na een uitspraak van de Hoge Raad over de liquidatieverliesregeling, wordt een budgettaire derving van de vennootschapsbelasting verwacht. In de Miljoenennota staat dat de derving onder andere wordt gedekt door de fiscale behandeling van de winst op afdekkingsinstrumenten op valutarisico’s aan te passen. Deze maatregel wordt eerst ter internetconsultatie aangeboden met 1 januari 2027 als beoogde inwerkingtredingsdatum. 

Tijdelijk overgangsrecht fonds voor gemene rekening

Er loopt een onderzoek naar het mogelijke probleem dat sommige personenvennootschappen per 1 januari 2025 als fonds voor gemene rekening (fgr) kwalificeren en daardoor vanaf dat moment zelfstandig belastingplichtig zijn. Dit onderzoek leidt mogelijk tot een aanpassing van de definitie van een fgr. Dit kan betekenen dat fondsen die vanaf 2025 een fgr zijn, vanaf 2027 niet langer als zodanig worden gezien.

Om kortstondige belastingplicht te voorkomen, i.e. voor de jaren 2025 en 2026, wordt een overgangsmaatregel voorgesteld. Hierdoor kunnen lichamen die tot en met 2024 als fiscaal transparant werden aangemerkt ervoor kiezen om met ingang van 1 januari 2025 tijdelijk niet als fgr te worden aangemerkt.

Lichamen kunnen tot uiterlijk 28 februari 2026 kiezen voor toepassing van het voorgestelde overgangsrecht. Het voorgestelde overgangsrecht vervalt op 1 januari 2028. Ingeval de mogelijke wijziging van de fgr-definitie al met ingang van 1 januari 2027 plaatsvindt, komt het overgangsrecht dan al te vervallen.

Aanpassing minimumkapitaalregel in de vennootschapsbelasting

De minimumkapitaalregel is een specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars. De uitzondering voor intern liquiditeitsbeheer in de minimumkapitaalregel was onbedoeld ruim en wordt nu ingeperkt. Geldleningen die direct verband houden met geldleningen die zijn verkregen van natuurlijk personen komen buiten de uitzondering van intern liquiditeitsbeheer te vallen, waardoor de rente op deze leningen alsnog onder de minimumkapitaalregel valt.

Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energie-investeringsaftrek

Er wordt een samentelbepaling in de energie-investeringsaftrek (EIA) voorgesteld, waardoor als totaalbedrag aan energie-investeringen ten hoogste 151 miljoen euro (bedrag 2025) per belastingplichtige per jaar in aanmerking wordt genomen. Dit ‘samentelplafond’ bestaat uit energie-investeringen in de eigen onderneming en energieinvesteringen in een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband.

Samenloop werkkostenregeling en aftrekbeperking voor gemengde kosten*

Om het bedrag aan gemengde kosten dat in aftrek wordt beperkt te bepalen, wordt op dit moment aangesloten bij het loonbegrip uit de loonbelasting. Echter, sinds de invoering van de werkkostenregeling is dit complex én het heeft onbedoeld de grondslag voor bepaling van de beperking vergroot. Om dit te herstellen, wordt voorgesteld om aan te sluiten bij het loon waarover ten laste van de betreffende werknemers daadwerkelijk loonbelasting wordt ingehouden.

Open norm 'passend eigen vermogen' doorstroomlichamen art. 8c Wet Vpb

Eerder is aangekondigd dat er een open norm komt voor doorstroomvennootschappen zoals bedoeld in art. 8c Wet Vennootschapsbelasting. Deze maatregel verwachten wij na Prinsjesdag, in een aparte nota. Met deze open norm wordt de eigenvermogeneis voor doorstroomvennootschappen losgelaten. Deze eis fungeert momenteel als safe harbour.

Aanpassing bezwaarmogelijkheid niet verrekende vennootschapsbelasting*

Er wordt geregeld dat er slechts één keer bezwaar kan worden gemaakt voor niet verrekende vennootschapsbelasting voor de deelnemingsverrekening, de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten en de verrekening bij voordelen uit hoofde van een gecontroleerd lichaam (relevant bij voortwenteling over meerdere jaren). Een belastingplichtige kan slechts bezwaar maken tegen een dergelijk, bij beschikking vastgesteld bedrag, in het jaar dat de beschikking voor het eerst is vastgesteld.

Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024

De Wet minimumbelasting 2024 (Pillar Two) voorziet per 31 december 2023 in een minimum effectief winstbelastingtarief van 15 procent per jurisdictie voor grote internationale ondernemingen (jaaromzet meer dan 750 miljoen euro).

Er worden enige technische wijzigingen doorgevoerd. Daarnaast worden resterende onderdelen opgenomen uit de administratieve richtsnoeren van het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting.

Het wetsvoorstel richt zich in hoofdlijnen op de volgende onderwerpen:

  • Doorkijkentiteiten en hybride entiteiten (begripsomschrijving, winsttoerekening);
  • Joint venture en met joint venture verbonden partijen als groepsentiteit;
  • Ander verslagjaar van niet-meegeconsolideerde groepsentiteit;
  • Andere boekwaarde dan op grond van de financiële verslaggeving; 
  • Actieve belastinglatenties ontstaan vóór het overgangsjaar als gevolg van een regeling met een overheidsinstantie of de invoering van een winstbelasting; 
  • De tijdelijke veiligehavenregel op basis van een kwalificerend landenrapport.

De maatregelen treden in werking met ingang van 31 december 2025 en deels met materiële terugwerkende kracht tot 31 december 2023. Lees meer hierover in ons Belastingnieuwsartikel 'Pillar Two Belastingplan 2026'.

EU-richtlijn DAC9 – Pillar Two

De Europese richtlijn DAC9 wordt ingevoerd. Deze richtlijn faciliteert de gegevensuitwisseling over Pillar Two-gerelateerde informatie tussen belastingautoriteiten in de EU. Onderdeel hiervan is een vereenvoudigde procedure voor het indienen van een 'Top-up tax information return' op centraal niveau voor de hele multinationale groep via een standaardtemplate. Lees meer hierover in ons Belastingnieuwsartikel 'Nederlandse wetgeving ter implementatie van DAC9'.

Klimaat, energie en auto

Tarief CO2-heffing industrie

Voor de periode 2026-2030 wordt het tarief voor ETS1 en lachgasinstallaties verlaagd naar 78,67 euro per ton CO2 en de dispensatiefactor wordt aangepast naar 1,023. Aangezien deze nationale CO2-heffing voor ETS1 en lachgasinstallaties alleen verschuldigd is als het tarief hoger is dan de EU ETS prijs en de verwachting is dat de EU ETS prijs vanaf 2027 hoger is dan 78,67 euro per ton CO2, zou vanaf dan geen CO2-heffing meer verschuldigd zijn. De EU ETS-prijs is van veel factoren afhankelijk. Daarnaast is beoogd dat partijen die in de pas lopen met de Europese ETS verduurzamingsdoelen vanaf 2026 al effectief vrijgesteld zijn van de nationale CO2-heffing.

Tarief CO2-heffing afvalverwerkingsinstallaties

Voor de periode 2026-2030 wordt het tarief voor afvalverwerkingsinstallaties verhoogd tot 295 euro per ton CO2. De dispensatiefactor wordt versneld verlaagd tot 0 in 2033. Met deze prijs en dispensatiefactor wil het kabinet de business case voor CO2-afvang en -opslag door afvalverwerkingsinstallaties versterken.

Carry back dispensatierechten CO2-heffing

De verrekenmogelijkheid van dispensatierechten wordt aangepast en zal geen termijn meer kennen. Daarnaast is de eis van verrekening met het oudste openstaande jaar vervallen, waardoor partijen de financieel meest gunstige verrekening kunnen kiezen. 

Wetsvoorstel uitvoering Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)

Per 2026 is de transitiefase van CBAM afgerond en treedt CBAM geheel in werking. Om dit te operationaliseren, zijn in de Wet milieubeheer diverse louter uitvoeringsgerichte maatregelen opgenomen. 

Afvalstoffenbelasting 

De belastingtarieven voor het storten, verbranden en overbrengen van afval gaan vanaf 2028 omhoog, ter dekking van het jaarlijkse budgettaire gat van 567 miljoen euro door het niet invoeren van de polymerenheffing. De vrijstelling voor het verbranden van zuiveringsslib vervalt per 2027.

Accijnsverlaging verlengd

De verlaging van de accijns op brandstof wordt met een jaar verlengd tot eind 2026. In 2022 verlaagde het kabinet de accijnstarieven voor benzine, diesel en lpg vanwege de gestegen energieprijzen. Zonder ingrijpen zou de korting eind dit jaar aflopen. De Tweede Kamer heeft op 27 augustus een motie aangenomen met het verzoek om de prijsstijging van benzine per 1 januari ‘teniet te doen’. Hieraan is in het belastingplan invulling gegeven.

Beperking teruggaaf van accijns tot RFNBO’s*

De regeling voor accijnsteruggaaf voor motorbrandstof die geheel of gedeeltelijk bestaat uit hernieuwbare brandstof wordt aangepast door te bepalen dat deze nog uitsluitend op hernieuwbare brandstof van niet-biologische oorsprong ziet (renewable fuel of non-biological origin, RFNBO). Deze aanpassing volgt uit de implementatie van de artikelen van de EU-wijzigingsrichtlijn hernieuwbare energie (RED III) die zien op de vervoerssector.

Vrachtwagenheffing*

Vanaf halverwege 2026 moeten eigenaren van vrachtwagens in Nederland gemiddeld 0,186 euro per gereden kilometer betalen. Deze vrachtwagenheffing geldt voor alle binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens vanaf 3.500 kilo (3,5 ton). De heffing geldt op snelwegen, en op een aantal N-wegen en gemeentelijke wegen. Het Eurovignet vervalt en de motorrijtuigenbelasting wordt verlaagd.  

Tariefkorting MRB personenauto’s*

Voor 2026 tot en met 2028 geldt voor emissievrije personenauto’s een korting voor de motorrijtuigenbelasting van 30 procent. Vanaf 2029 bedraagt de tariefkorting 25 procent.

Vervallen kwarttarief MRB voor kampeerauto*

Het kwarttarief motorrijtuigenbelasting (MRB) voor kampeerauto's vervalt en wordt vervangen door een halftarief.  

Vervallen diverse kwarttarieven MRB  

Diverse kwarttarieven voor de motorrijtuigenbelasting vervallen. Dit geldt onder meer voor motorrijtuigen ingericht voor het vervoer van sportpaarden (2026), of als werkplaats (2028).

Aanpassing BPM-maatstaf en -tarief

De CO2-schijfgrenzen worden met 1,55 procent verlaagd. Daarnaast worden de tarieven verhoogd met 1,57 procent. Hierdoor zal meer belasting van personenauto’s zijn verschuldigd. 

Vast BPM-tarief voor emissievrije motorrijwielen

De BPM-heffing bij emissievrije motorrijwielen wordt beperkt tot 200 euro. 

Vast BPM-tarief voor emissievrije bijzondere personenauto's 

De BPM-heffing bij emissievrije bijzondere personenauto’s wordt beperkt tot 667 euro. Dit zijn bijvoorbeeld voertuigen toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

Bijtelling auto*

Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische auto’s dezelfde bijtelling als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen. In 2026 is het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s compleet verdwenen.

Differentiatie vliegbelasting

Per 2027 wordt de vliegbelasting aangepast, door verschillende tarieven in te voeren afhankelijk van de afstand en milieubelasting van de vlucht. De belasting is 29,40 euro (eindbestemming 0-2.000km), 47,24 euro (2.000-5.500km) of 70,86 euro (boven de 5.500km of bij niet vast te stellen eindbestemming).

Verlaging energiebelasting

De generieke energiebelastingvermindering per zelfstandige aansluiting met een verblijfsfunctie zal de komende jaren een aangepast prijspad volgen. De positieve correctie van 9,30 euro ten opzichte van het basis-prijspad leidt tot een lagere energierekening.

Verlaagd energiebelastingtarief waterstof*

Er wordt een energiebelastingtarief voor het energetisch gebruik van zuivere waterstof ingevoerd. Het tarief is gelijk aan het elektriciteitstarief in de vijfde schijf (en lager dan het tarief voor aardgas). Grijze, blauwe en groene waterstof worden gelijk belast.

Uitbreiding vrijstelling energiebelasting elektriciteit ingezet in elektrolytische processen*

De vrijstelling van energiebelasting voor elektriciteit die wordt gebruikt in elektrolytische processen wordt uitgebreid en gespecificeerd. Deze vrijstelling gaat gelden voor elektriciteit die direct wordt ingezet bij de demineralisatie of elektrolyse van water, evenals bij de purificatie en compressie van de daaruit verkregen waterstof.

Belasting op leidingwater 

De definitie van leidingwater wordt verruimd naar ‘water van drinkwaterkwaliteit’, het heffingsplafond wordt verruimd van 300 kubieke meter naar 50.000 kubieke meter in 2026 en ook kleine waterleveranciers (minder dan 1.000 aansluitingen) worden belastingplichtig.

Geen plastic-heffing

De plastic-heffing (polymerenheffing) die bedrijven vanaf 2028 opgelegd zouden krijgen, gaat niet door.

Samentelbepaling maximale investeringsbedrag energieinvesteringsaftrek

Er wordt een samentelbepaling in de energie-investeringsaftrek (EIA) voorgesteld, waardoor als totaalbedrag aan energie-investeringen ten hoogste 151 miljoen euro (bedrag 2025) per belastingplichtige per jaar in aanmerking wordt genomen. Dit ‘samentelplafond’ bestaat uit energie-investeringen in de eigen onderneming en energieinvesteringen in een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband.

Subsidies en incentives

Het kabinet stelt 150 miljoen euro beschikbaar voor verlenging van de Subsidieregeling Indirecte kostencompensatie ETS tot 2028. Ook investeert het kabinet 230 miljoen euro in de komende IPCEI-regelingen, gericht op de semiconductorsector. De SDE-regeling wordt daarentegen, mede door gebrek aan gebruik, gekort tot 8 miljard euro komend jaar.

Overig

Verruiming startersvrijstelling OVB*

De startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt verhoogd naar 555.000 euro voor huizenkopers tussen 18 en 35 jaar die voor het eerst een woning kopen om zelf in te wonen.

Verlaging tarief overdrachtsbelasting naar 8 procent*

Het tarief voor de overdrachtsbelasting wordt voor woningen die niet dienen als hoofdverblijf van de eigenaar verlaagd naar 8 procent. Dit tarief geldt voor woningen waarvoor niet aan de hoofdverblijfseis wordt voldaan, zoals een vakantiewoning of de tweede woning. Op  
8 september 2025 is in de Tweede Kamer een amendement voorgesteld, waarbij het tarief verder wordt verlaagd tot 6 procent. De stemming hierover is uitgesteld.  

Verhoging kansspelbelasting*

Het tarief van de kansspelbelasting stijgt naar 37,8 procent. Het tarief was in 2025 34,2 procent.

Deponerings- en informatieplicht voor stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen*

Stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen moeten een staat van baten en lasten deponeren bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, op basis van het wetsvoorstel Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties (wtmo). Ook krijgen deze maatschappelijke organisaties een informatieplicht over de herkomst, het doel en de omvang van donaties in geld of natura met een waarde van 15.000 euro of meer uit zowel binnen- als buitenland. De Eerste Kamer moet nog over het wetsvoorstel stemmen, de beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2026. Lees meer hierover in ons Belastingnieuwsbericht 'Deponerings- en informatieplicht voor stichting en vereniging’.

DAC8: automatische uitwisseling van informatie over crypto-transacties*

De Wet op de internationale bijstandsverlening en Algemene wet inzake rijksbelastingen worden gewijzigd om uitvoering te geven aan EU-wetgeving die is gericht op het verbeteren van transparantie rondom crypto-activa, zoals Bitcoin (DAC8). Aanbieders van cryptodiensten moeten de gegevens van hun gebruikers verzamelen, controleren en delen met de Belastingdienst.

Inzagerecht fiscaal dossier

Vanaf 31 december 2025 krijgt elke belastingbetaler het recht om zijn eigen belastinggegevens te bekijken via een digitaal portaal. Dit bevordert de transparantie en stelt mensen in staat beter te begrijpen welke fiscale informatie over hen bestaat. In plaats van te streven naar een alles-in-één-keer implementatie wordt voorgesteld dit stapsgewijs te realiseren.

Uitstel van betaling bij geruisloze omzetting kan zonder invorderingsrente

Bij het geruisloos omzetten van een IB-onderneming naar een BV of NV gaat het wettelijk mogelijk worden om uitstel van belastingbetaling te krijgen zonder dat er extra rente wordt berekend. De voorgestelde maatregel betreft zowel de codificatie van het Besluit geruisloze omzetting als het herstel van een omissie, zodat het voor onbepaalde tijd verleende uitstel van betaling kan worden beëindigd wanneer de verkrijger van de aandelen of winstbewijzen een verboden handeling heeft verricht.

Download Fiscale factsheet

Belastingtarieven 2026/2025

(PDF of 210.15KB)
Volg ons

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Hide