16/09/25
De Tweede wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 is onderdeel van de Belastingplanstukken die het kabinet met Prinsjesdag 2025 presenteerde. Het wetsvoorstel voert enige technische wijzigingen door in de Wet minimumbelasting 2024 (Pillar Two). Deze wet geldt sinds 31 december 2023. Daarnaast incorporeert het wetsvoorstel aanvullende regels uit de administratieve richtsnoeren van het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF), voor zover deze niet al eerder in het Pillar Two-implementatiewetgevingsproces zijn meegenomen. De maatregelen werken grotendeels terug tot en met 31 december 2023 en vinden toepassing voor verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. Voor het overige treden de maatregelen in werking met ingang van 31 december 2025.
De voorgestelde maatregelen spelen wanneer uw onderneming binnen de reikwijdte valt van de Pillar Two-wetgeving. Pillar Two betreft het per jaareinde 2023 in diverse landen ingevoerde 15%-minimumwinstbelastingstelsel voor grote ondernemingen. Nederland heeft Pillar Two ingevoerd met de Wet minimumbelasting 2024. De Wet minimumbelasting geldt ook op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Het wetsvoorstel voert enige technische wijzigingen door in de Nederlandse Pillar Two-wetgeving. Sinds de publicatie door het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting van de modelregels in 2021 en het commentaar daar op in 2022, 2023 en 2025, publiceerde het Inclusive Framework in 2022, 2023, 2024 en 2025 verschillende sets aanvullende administratieve richtsnoeren. Een deel daarvan is al in de Nederlandse implementatiewetgeving opgenomen, een deel niet. De wet incorporeert daarnaast de onderdelen uit de richtsnoeren uit december 2023, juni 2024 en januari 2025. Dit, voorzover de richtsnoeren niet enkel verduidelijken en een wettelijke grondslag vergen, en deze niet al eerder in de Nederlandse implementatiewetgeving is opgenomen.
Voor de compliance vormt Pillar Two een uitdaging. De voorgestelde wijzigingen kunnen aanleiding geven tot verdergaande compliancekosten en/of verhoging dan wel verlaging van de in de Pillar Two-wetgeving voorziene bijheffing. Het verdient aanbeveling de implicaties van de nu voorgestelde maatregelen voor je onderneming goed in kaart te brengen.
Sinds eind 2023 werkt een groot aantal landen aan de invoering van een winstbelastingstelsel voor grote ondernemingen (jaaromzet 750 miljoen euro of meer) tegen een minimum effectief belastingtarief van 5% per jurisdictie. Voor de berekening van het effectieve belastingtarief wordt aangeknoopt bij de financiële verslaggevingsstandaard die is gebruikt bij de totstandkoming van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit. Daarover bereikten rond 140 landen de afgelopen jaren politieke overeenstemming binnen het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (IF), georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Wanneer het effectieve belastingtarief in een jurisdictie waar de onderneming met een of meerdere groepsentiteiten actief is beneden het minimum ligt, wordt aan de hand van internationaal overeengekomen mechanismen bij lokaal gevestigde groepsentiteiten tot het 15%-minimumtarief bijgeheven. Bijheffing over laagbelaste binnenlandse groepsentiteiten verloopt in de eerste plaats op basis van de zogenoemde kwalificerende binnenlandse bijheffing. Bijheffing over laagbelaste buitenlandse dochterentiteiten vindt anders plaats volgens de zogenoemde inkomen-inclusiebijheffing. Als vangnet geldt een bijheffing over laagbelaste buitenlandse moederentiteiten in de vorm van de zogenoemde onderbelaste winstbijheffing (per jaareinde 2024).
De administratieve richtsnoeren van juni 2024 voorzien in nadere begripsomschrijvingen van zogeheten doorkijkentiteiten en hybride entiteiten voor toepassing van de Pillar Two-wetgeving. Ook voorzien de richtsnoeren in regels voor de toerekening van winsten en verliezen en voor de toerekening van betrokken belastingen van een doorkijkentiteit. Het wetsvoorstel neemt deze regels over in de Wet minimumbelasting 2024. De maatregelen treden met terugwerkende kracht in werking per 31 december 2023.
De situatie kan zich voordoen dat een niet-meegeconsolideerde groepsentiteit een ander verslagjaar heeft dan de uiteindelijkemoederentiteit. De administratieve richtsnoeren van december 2023 voorzien daarin. In dat geval wordt voor de berekening van het effectieve belastingtarief voor toepassing van de Pillar Two-wetgeving uitgegaan van de financiële verslaggevingsperiode die eindigt in de loop van het verslagjaar van de uiteindelijkemoederentiteit. Het wetsvoorstel neemt deze benadering over in de Wet minimumbelasting 2024. De maatregel treedt in werking per 31 december 2025.
Bij de berekening van het effectieve belastingtarief voor toepassing van de Pillar Two-wetgeving wordt als startpunt aangeknoopt bij de financiële verslaggeving. Dit geldt ook voor de gecorrigeerde mutaties in de belastinglatenties. In een aantal gevallen wijkt de boekwaarde van activa of passiva voor toepassing van de Pillar Two-wetgeving af van de boekwaarde volgens de financiële verslaggeving. Bij de berekening van de gecorrigeerde mutaties in de belastinglatenties moet in die gevallen worden uitgegaan van de boekwaarde voor toepassing van de Pillar Two-wetgeving. Het wetsvoorstel volgt hier de benadering uit de administratieve richtsnoeren van juni 2024. De maatregelen treden in werking per 31 december 2025.
De administratieve richtsnoeren van januari 2025 voorzien in maatregelen in reactie op de introductie door bepaalde landen van overheidsarrangementen, al dan niet in combinatie met de invoering van een winstbelasting. Die arrangementen doorkruisten de werking van de transitieregels in de Pillar Two-wetgeving voor latenties die voorafgaand aan de werking van deze wetgeving zijn gevormd. Om te voorkomen dat de aanwending van actieve belastinglatenties die zijn ontstaan vóór het overgangsjaar als gevolg van een regeling met een overheidsinstantie of de invoering van een winstbelasting zou leiden tot een te laag effectief belastingtarief in de daaropvolgende jaren, voorzien de richtsnoeren erin dat deze belastinglatenties niet in aanmerking kunnen worden genomen. Daarbij is ook in een overgangsregeling voorzien. De maatregel geldt ook voor de toepassing van de tijdelijke veiligehavenregel op basis van een kwalificerend landenrapport. Het wetsvoorstel neemt de benadering uit de richtsnoeren van januari 2025 over in de Wet minimumbelasting 2024. De maatregelen treden in werking per 31 december 2025.
De zogeheten tijdelijke kwalificerend-landen-rapport-veilige-haven-regel regelt dat de bijheffing voor de in een staat gevestigde groepsentiteiten voor bepaalde verslagjaren nihil bedraagt. Dit, mits voldaan is aan bepaalde voorwaarden. De OESO heeft een nadere invulling gegeven aan deze tijdelijke veiligehavenregel in de administratieve richtsnoeren van december 2023. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat voor betalingen die voortvloeien uit hybride intra-groepstransacties in bepaalde omstandigheden een correctie dient plaats te vinden (anti-ontgaansbepaling). Deze maatregelen treden in werking per 31 december 2025. Daarnaast wordt geregeld dat voor toepassing van deze tijdelijke veiligehavenregel de afzonderlijke financiële verslaggeving, die door een hoofdentiteit wordt opgesteld voor een vaste inrichting, als een kwalificerende financiële verslaggeving kan worden gebruikt. Deze maatregel treedt met terugwerkende kracht in werking per 31 december 2023. De maatregelen volgen de lijnen uit de richtsnoeren van december 2023.
Geregeld wordt dat onder een groepsentiteit ook wordt verstaan een joint venture en de met de joint venture verbonden partijen. Dit betekent dat deze groepsentiteiten belastingplichtig zijn voor de binnenlandse bijheffing als zij in Nederland zijn gevestigd en het effectieve belastingtarief lager is dan 15%. Het effectieve tarief wordt bij een joint venture afzonderlijk berekend. De maatregel is bedoeld om de belastingplicht van deze groepsentiteiten te verduidelijken en om aan te sluiten bij de richtsnoeren. Deze maatregel treedt met terugwerkende kracht in werking per 31 december 2023.
De maatregelen treden in werking met ingang van 31 december 2025 en goeddeels met materiële terugwerkende kracht tot 31 december 2023. De maatregelen vinden vervolgens toepassing, respectievelijk, voor verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2025 en 31 december 2023.
Het kabinet acht invoering van de wetswijzigingen met goeddeels terugwerkende kracht tot jaareinde 2023 gerechtvaardigd. Dit, omdat het kabinet dit niet bezwaarlijk acht voor belastingplichtigen. De richtsnoeren die nu wettelijk worden vastgelegd verschenen na inwerkingtreding van de minimumbelastingwetgeving. Het kabinet streeft ernaar deze zo snel mogelijk in de wetgeving op te nemen. Zo worden mismatches met het buitenland, rechtsonzekerheid en mogelijke dubbele (niet)-belastingheffing voorkomen. Bovendien is de minimumbelastingwetgeving onderworpen aan een internationaal peer-reviewproces waar een voortvarende opname van de richtsnoeren van belang is voor de kwalificerende status van de minimumbelastingregels.
Aan de volgende specifieke maatregelen in het wetsvoorstel is geen terugwerkende kracht verleend:
Deze maatregelen treden in werking op 31 december 2025.