16/09/25
Na de wijzigingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de afgelopen paar jaar staan er nog meer aanpassingen op stapel. Dit is geregeld in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wafb) 2025 en nader uitgewerkt in de internetconsultatie eindejaarsregeling 2025. Enerzijds houden deze aanpassingen op diverse punten versobering in van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en anderzijds nemen ze enkele knelpunten weg door bepaalde voorwaarden te versoepelen. Deze aanpassingen treden in beginsel in werking per 2026. De eerstkomende evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten staat gepland voor het jaar 2028, 2029 of 2030. Dan kunnen de maatregelen uit Wafb 2024 en Wafb 2025 explicieter geëvalueerd worden.
Je krijgt per 2026 te maken met nog meer belangrijke aanpassingen van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in box 2 van de inkomstenbelasting (DSR). Zo wordt onder meer de toegang tot deze faciliteiten beperkt tot gewone aandelen met ten minste 5%-belang en komen er versoepelingen van de bezits- en voortzettingseis. Beide faciliteiten (BOR en DSR) houden de gemoederen al jaren bezig. Enerzijds gaat het om de vraag of deze faciliteiten niet te ruim zijn en anderzijds of de voorwaarden die de wetgever stelt aan de faciliteiten wel op de juiste manier het beoogde doel dienen.
De aanleiding van de aanpassingen ligt allereerst in de kritische CPB-evaluatie 2022 van de beide bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Ook in het ambtelijke rapport 'Aanpak fiscale regelingen' (2023) werden de faciliteiten tegen het licht gehouden en getoetst op doeltreffendheid, doelmatigheid, complexiteit in de uitvoering, doenlijkheid (uitvoering voor de burger) en de onderbouwing van de faciliteit. Volgens dit rapport zijn de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten weliswaar doeltreffend, maar ook zeer complex.
Nu de wijzigingen een behoorlijke impact op jou en je (familie)onderneming kunnen hebben, is het raadzaam hier nu al rekening mee te houden in je bedrijfsopvolgingsplanning.
Hierna bespreken wij wat elke aanpassing inhoudt, zodat je kunt overzien wat dit voor je bedrijfsopvolging betekent en waar actie nodig is. We belichten zowel de reeds aangenomen als voorgestelde maatregelen met de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2026.
Inwerkingtredingsdatum via koninklijk besluit
De toegang tot de BOR wordt mogelijk verbreed voor kleine aandelenbelangen (ook box 3) wanneer er met een familiegroep een belang is van ten minste 25 procent (familietoets). Elk belang, hoe klein ook, heeft dan toegang tot de BOR als de schenker of erflater al dan niet tezamen met zijn partner, en bloed- en aanverwanten in de neergaande lijn van de eerste familiaire aandeelhouder, een belang van ten minste 25 procent heeft in het lichaam.
Daarnaast wordt de verwateringsregeling versoepeld voor familiebedrijven. Verwaterde belangen hebben nu bij een minimumbelang van 0,5 procent toegang tot de BOR en DSR. Deze minimumeis komt te vervallen wanneer de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is van een van de rechtsvoorgangers. Hierdoor blijven familiebedrijven ondanks vergaande verwatering toegang houden tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
De invoering van deze twee verruimende maatregelen voor familiebedrijven is uitgesteld tot een bij koninklijk besluit (KB) te bepalen datum. Dit is omdat het kabinet deze maatregelen ter goedkeuring aan de Europese Commissie (EC) heeft voorgelegd vanwege de mogelijk ongeoorloofde staatssteun. Als de EC geen goedkeuring geeft, treden de maatregelen niet in werking, maar het demissionaire kabinet heeft toegezegd om dan naar alternatieven te kijken. Komt de goedkeuring er wel, dan zou de invoeringsdatum op zijn vroegst 1 januari 2026 zijn.
Bij amendement is geregeld dat de hierna te bespreken maatregel tot beperking van de toegang tot de BOR en DSR tot gewone aandelen met een belang van 5 procent van het geplaatste kapitaal tegelijkertijd inwerking treedt met de hiervoor beschreven twee maatregelen (familietoets en versoepeling verwateringsregeling). Volgens de indieners van het amendement zou anders ‘de toegang tot de faciliteiten dan sterk worden ingeperkt, wat grote gevolgen kan hebben voor de continuïteit van (familie)bedrijven’.
Inwerkingtreding tegelijk met familietoets en versoepeling verwateringsregeling
De toepassing van de BOR en DSR wordt beperkt tot gewone aandelen waarbij de erflater of schenker, al dan niet tezamen met de partner, een belang in de vennootschap heeft van ten minste 5 procent van het totale geplaatste kapitaal.
De achtergrond van deze maatregel ligt in de doelstelling van de BOR en DSR, namelijk voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt. Volgens de wetgever zijn de BOR en DSR voor kleine aandelenbelangen (kleiner dan 5 procent van het geplaatste kapitaal) niet nodig in het licht van deze doelstelling, omdat dan de continuïteit van ondernemingen niet in gevaar komt. Deze groep verkrijgers wordt beschouwd als beleggers.
Door deze maatregel zijn de BOR en DSR niet langer van toepassing op opties op aandelen, winstbewijzen, aanmerkelijkbelangpakketten van minder dan 5 procent van het geplaatste kapitaal, lidmaatschapsrechten in coöperaties, tracking stocks, fictieve aanmerkelijkbelangpakketten en aanmerkelijkbelangpakketten die onder de meesleepregel vallen. Een uitzondering hierop is de hiervoor besproken maatregel familietoets waarbij de overdrager al dan niet tezamen met de gedefinieerde familiegroep een belang van tenminste 25 procent heeft in een onderneming.
Een vruchtgebruik van of blooteigendom op tenminste 5 procent van de gewone aandelen blijft wel kwalificeren voor de BOR en DSR.
Voor bepaalde gevallen komt een overgangsregeling die erop neerkomt dat de bezitsperiode van de tracking stocks en de bezitsperiode van de gewone aandelen in de (af)gesplitste vennootschap bij elkaar mogen worden opgeteld voor de toets aan de bezitseis als de (af)splitsing uiterlijk 31 december 2027 heeft plaatsgevonden.
Per 1 januari 2026
Als hoofdregel geldt dat de faciliteiten niet van toepassing zijn op preferente aandelen. Om te verduidelijken wat preferente aandelen zijn, definieert de wet deze als 'aandelen met voorrang ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten'. Door de verruimde formulering kunnen vanaf 2026 veel gebruikelijke situaties niet meer onder de BOR/DSR vallen, zoals letteraandelen, tracking-stocks en lidmaatschapsrechten van coöperaties.
Voor aandelen met kenmerken van zowel preferente als gewone aandelen - zogenoemde hybride aandelen – geldt het volgende: Voor de toepassing van de BOR en DSR worden hybride aandelen voor een deel aangemerkt als een preferent aandeel en voor een deel als een niet-preferent aandeel.
Het deel dat als niet-preferent aandeel is aangemerkt, kan voor de faciliteiten kwalificeren mits aan de voorwaarden voor de toepassing van de faciliteiten wordt voldaan. Voor het als preferent aandeel aangemerkte deel blijft gelden dat het alleen kan kwalificeren als dit deel is ontstaan en uiteindelijk wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging.
Voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven blijven de faciliteiten namelijk wél gelden. Om te kwalificeren moeten deze preferente aandelen een omzetting zijn van gewone aandelen met een belang van ten minste 5 procent van het totale geplaatste kapitaal. Het blijft dus wel mogelijk om gedurende het leven een bedrijfsopvolgingsstructuur te creëren waarbij de opvolgende generatie al gaat meedelen in de resultaten van de onderneming.
Per 1 januari 2026
De bezits- en voortzettingseis vervullen een essentiële functie bij het doel om de BOR te beperken tot reële bedrijfsopvolgingen. Uit evaluatie is echter gebleken dat deze eisen in de praktijk bijzonder complex kunnen zijn en op gespannen voet kunnen staan met de bedrijfseconomische realiteit. Daarom worden de bezits- en voortzettingseis aangepast.
De bezitseis houdt in dat de ondernemer die zijn onderneming schenkt of nalaat bij overlijden deze onderneming gedurende een bepaalde periode moet hebben gedreven, om het ondernemingsvermogen onder de BOR te kunnen brengen. In het geval van een schenking geldt een periode van vijf jaar. In het geval van vererving een periode van één jaar. Deze termijnen blijven ongewijzigd.
Echter, in de praktijk hebben deze termijnen tot gevolg dat gedurende deze periodes (met name in de situatie van schenking van ondernemingsvermogen) er weinig mogelijk is als het gaat om herstructureringen. De bezitstermijn kan dan namelijk (gedeeltelijk) opnieuw gaan lopen. Op basis van de aanpassingen wordt er per 2026 aanmerkelijk meer mogelijk op dit vlak. Zo leidt een verandering in de juridische structuur of de rechtsvorm van de onderneming er dan niet meer toe dat de termijn opnieuw gaat lopen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de subjectieve gerechtigdheid tot de onderneming van de schenker of erflater als gevolg van dergelijke herstructureringen niet toeneemt.
Verder worden onder dezelfde voorwaarde de mogelijkheden voor fusies en splitsingen verruimd. Het gaat om ruisende omzetting in dan wel terugkeer uit een bv of nv, ruisende aandelenfusie, ruisende juridische fusie, ruisende juridische splitsing en bedrijfsfusie.
Ook de verkoop van een lichaam waarin de erflater direct of indirect een ab houdt aan een ander lichaam waarin hij direct of indirect een ab houdt en de uitgifte van vermogensbestanddelen van dezelfde soort zijn dan mogelijk.
Onder dezelfde voorwaarde wordt een omvorming (bijvoorbeeld verlettering), emissie of inkoop van aandelen mogelijk zonder dat een nieuwe bezitstermijn aanvangt.
Andere versoepelingen betreffen de situatie waarbij via een tweetrapsmaking of -schenking ondernemingsvermogen wordt nagelaten of geschonken, de situatie waarin de schenker binnen 180 dagen na de schenking overlijdt, de situatie waarin de erflater of schenker ondernemingsvermogen heeft verkregen krachtens huwelijksvermogensrecht en de situatie waarin de erflater overlijdt kort nadat hij zelf ondernemingsvermogen heeft verkregen zonder toepassing van de BOR.
De versoepelingen van de bezitstermijn zijn uitgewerkt in de concept Eindejaarsregeling 2025, die in consultatie is gebracht.
Ook heeft de wetgever besloten om geen wetsaanpassing door te voeren naar aanleiding van een aantal arresten van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft beslist dat voor uitbreidingsinvesteringen geen nieuwe bezitstermijn gaat lopen als de uitbreidingsinvesteringen onderdeel zijn geworden van de bestaande onderneming en niet als een zelfstandige onderneming zijn aan te merken.
De voorzettingseis houdt kort gezegd in dat degene die een belang in de onderneming verkrijgt (de bedrijfsopvolger) de onderneming gedurende een bepaalde periode moet voorzetten om gebruik te kunnen maken van de BOR. Doet hij dit niet, dan vervalt de BOR alsnog.
De voortzettingstermijn is per 1 januari 2025 verkort van vijf jaar naar drie jaar, voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025. Daarnaast wordt de voortzettingstermijn per 1 januari 2026 versoepeld. Een verkrijger krijgt hierdoor eerder mogelijkheden voor wijzigingen in de juridische structuur en zijn bedrijfsvoering. Voor de voortzettingstermijn wordt ook een aantal knelpunten bij herstructureringen weggenomen. Het uitgangspunt van de versoepeling is dat een verandering van de juridische structuur of rechtsvorm van een onderneming het voldoen aan de voortzettingseis niet belemmert. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de subjectieve gerechtigdheid tot de onderneming van de bedrijfsopvolger als gevolg van dergelijke herstructureringen niet afneemt.
Deze versoepeling maakt het onder die voorwaarde nu ook mogelijk om zonder gevolgen voor de voortzettingstermijn de volgende herstructureringen door te voeren: een ruisende omzetting in dan wel terugkeer uit een bv of nv, ruisende aandelenfusie, ruisende juridische fusie, ruisende juridische splitsing, ruisende bedrijfsfusie, de verkoop deelneming van eigen nv/bv aan de verkrijger en de verkoop deelneming van eigen nv/bv aan andere eigen nv/bv.
Onder dezelfde voorwaarde zijn er geen gevolgen voor de voortzettingseis als indirect gehouden aandelen worden omgevormd in letteraandelen.
Verder geldt een versoepeling voor de situatie waarin een lichaam dat een onderneming drijft, te maken krijgt met overheidsingrijpen en tot herinvestering overgaat.
De versoepelingen van de voortzettingstermijn zijn uitgewerkt in de concept Eindejaarsregeling 2025, die in consultatie is gebracht.
Per 1 januari 2026
De wetgever wil voorkomen dat personen op hogere leeftijd met een groot vermogen een deel hiervan (kunstmatig) omzetten in kwalificerend ondernemingsvermogen, om het vervolgens met gebruikmaking van de BOR fiscaal voordelig over te dragen aan de verkrijger. Volgens de wetgever is in dergelijke situaties geen sprake van een reële bedrijfsopvolging.
De maatregel houdt in dat voor ab-pakketten of ondernemingen die vererven of worden geschonken door een overdrager die meer dan twee jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de vereiste bezitstermijn geleidelijk toeneemt. De geleidelijke toename van de bezitstermijn is zes maanden per extra verstreken jaar.
De toelichting geeft het voorbeeld van iemand die 69 wordt op 1 januari 2026 en een dag later een onderneming start. Wanneer deze ondernemer vervolgens op 80-jarige leeftijd overlijdt, dan is de reguliere bezitstermijn van één jaar opgelopen vanaf 69 jaar (AOW-leeftijd + 2 jaar) tot overlijden, dus gedurende 11 jaar, met een half jaar per jaar. Daarmee zou de bezitstermijn op 6,5 jaar komen (1 jaar + 0,5 x 11 jaar = 6,5 jaar).
De wetgever wil voorkomen dat vaker dan één keer de BOR wordt toegepast op dezelfde onderneming (‘Dubbel-BOR’ of ‘BOR-carrousel’). Dat is bijvoorbeeld mogelijk als iemand een onderneming schenkt met toepassing van de BOR, die onderneming na de voortzettingstermijn terugkoopt met beleggingsvermogen (bijvoorbeeld spaargeld) en na een nieuwe voorzettingstermijn wederom schenkt met toepassing van de BOR. Volgens de wetgever is dit onbedoeld gebruik van de BOR.
De voorgestelde maatregel sluit toepassing van de BOR uit voor zover de onderneming op enig eerder moment in bezit is geweest van de verkrijger.
De maatregel geldt ongeacht de relatie tussen de overdrager en de verkrijger. De uitsluiting is maximaal het bedrag van de overdrachtsprijs die betrekking had op het ondernemingsvermogen in de verkochte onderneming. De maatregel is ook van toepassing als de verkregen onderneming op enige wijze een voortzetting is van de verkochte onderneming.
Opvallend is dat het niet relevant is of de verkrijger de BOR bij de eerste overdracht heeft toegepast. Als de BOR niet is toegepast bij de eerste overdracht, is er immers geen sprake van dubbele toepassing van de BOR.
Per 1 januari 2026
Wanneer aandelen samen met een ter beschikking gestelde onroerende zaak worden overgedragen, is de BOR van toepassing op de aandelen en het pand. Bij de berekening van de hoogte van de BOR-vrijstelling werden eventuele schulden die op dit pand zien echter niet meegenomen. De wetgever zet deze omissie recht door de BOR van toepassing te laten zijn op het saldo van de waarde van het pand en de bijbehorende schulden.
Tax partner en Family Business Leader, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)62 295 34 75