Om je wegwijs te maken in de wirwar van rechterlijke uitspraken, voorstellen en toezeggingen van het kabinet en nog openstaande vragen, hebben wij alle relevante informatie overzichtelijk voor je op een rij gezet. Deze pagina zullen wij steeds bijwerken naar aanleiding van nieuwe informatie.
In 2001 moest de Inkomstenbelasting 1964 na zo’n 35 jaar het veld ruimen voor het boxenstelsel van de Wet inkomstenbelasting 2001: box 1 voor het inkomen uit werk en woning, box 2 voor het inkomen uit aanmerkelijk belang en box 3 voor het inkomen uit sparen en beleggen.
Ruim twintig jaar later blijkt box 3 op zijn grondvesten te schudden door alle maatschappelijke kritiek op de onrealistische forfaitaire rendementen op met name spaargelden in deze box en de maatschappelijke roep om heffing op grond van werkelijk rendement.
De genadeslag kwam vanuit de Hoge Raad in 2021 met het Kerstarrest. Ons hoogste rechtscollege oordeelde dat box 3 vanaf 2017 niet langer houdbaar was omdat het de grondrechten van belastingplichtigen schond. Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft heel wat stof doen opwaaien, maar ook veel vragen opgeworpen.
Het kabinet, dat eerder de maatschappelijke roep om over te gaan naar een heffing gebaseerd op werkelijk rendement nog kon pareren met IT-technische argumenten, moest aan de slag om met concrete voorstellen te komen voor een dergelijke heffing. Bovendien moest het kabinet rechtsherstel bieden aan de gedupeerde belastingplichtigen.
Op 20 december 2022 zijn twee wetsvoorstellen aangenomen over de box 3-heffing. Een daarvan betreft het wettelijk vastleggen van het rechtsherstel voor de jaren 2017-2022 naar aanleiding van rechtspraak van de Hoge Raad. De tweede wet regelt het overbruggingsregime voor de jaren 2023 tot en met 2027, tot de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel.
Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het wettelijke rechtsherstel nog steeds tekortschoot, en aanvullend rechtsherstel nodig was. Heffing moet volgens de Hoge Raad plaatsvinden op basis van werkelijk rendement als dat voor de belastingplichtige voordeliger uitwerkt.
De Hoge Raad heeft in zijn arresten de contouren geschetst van het begrip ‘werkelijk rendement’. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Per 19 juli 2025 is de Wet tegenbewijsregeling box 3 in werking getreden. Deze wet regelt het aanvullend rechtsherstel voor box 3 door de jurisprudentie van de Hoge Raad te codificeren en zo nodig nadere invulling te geven aan het begrip werkelijk rendement.
Het ontwerp van het nieuwe box 3-systeem gaat als hoofdregel uit van het belasten van werkelijke rendementen volgens een vermogensaanwassysteem. Dit houdt in dat zowel inkomsten, zoals rente en huur, als waardeveranderingen jaarlijks in de heffing worden betrokken. Voor sommige vermogensbestanddelen komt hierop een uitzondering en wordt pas belasting geheven wanneer een vermogenswinst daadwerkelijk wordt gerealiseerd (zoals bij verkoop van onroerende zaken). Het kabinet heeft het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 op 19 mei 2025 ingediend bij de Tweede Kamer ondanks negatief advies van de Raad van State. Het voorgestelde stelsel zou per 1 januari 2028 in werking moeten treden.
Mitra Tydeman
Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)63 024 66 06