{{item.title}}
{{item.text}}
{{item.title}}
{{item.text}}
De Eerste Kamer stemde op 19 december 2023 in met het Belastingplan 2024 en de overige wetsvoorstellen behorend bij het Pakket Belastingplan 2024. Onze Belastingplanpagina is tijdens het parlementaire proces steeds aangepast aan de laatste informatie. U leest hier nu de definitieve maatregelen.
Het Belastingplanpakket 2024 bevat onder andere maatregelen om de koopkracht te verbeteren, tariefsaanpassingen, aanpassingen in het kader van bedrijfsopvolging en maatregelen voor internationale ondernemingen. Moties en amendementen uit de Tweede Kamer hebben het oorspronkelijke Belastingpakket op veel punten gewijzigd. We nodigen u daarom opnieuw uit om een kijkje te nemen op onze website, zodat u kunt bepalen waar u rekening mee kunt houden.
Onze specialisten staan voor u klaar om samen met u duurzame oplossingen voor uw fiscale uitdagingen te creëren. Meer weten wat PwC voor u kan betekenen? Neem dan contact met ons op.
In de afgelopen periode vonden er twee webcasts plaats over de (internationale) Fiscale ontwikkelingen:
één gericht op Nederlandse bedrijven en hun aandeelhouders, en één in het Engels, gericht op internationale bedrijven. Je kunt ze bekijken via onze State of Tax-webpagina.
Het invoeren van het stelsel in box 3 op basis van werkelijk rendement wordt uitgesteld van 2026 naar 2027. Voor het dekken van de budgettaire derving is een van de opties om een verdere verfijning van de forfaitaire categorieën in te voeren en het box 3-tarief per 2024 te verhogen naar 38 procent. Volgens het conceptwetsvoorstel in consultatie zou het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijke rendementen uitgaan van een vermogensaanwassysteem (elk jaar direct heffen over de waardestijging). Als uitzondering daarop zou voor onroerende zaken en voor aandelen in familiebedrijven en startende (innovatieve) ondernemingen een vermogenswinstbelasting gelden (afrekenen nadat de winst is verzilverd). Voor de eerste woning in box 3, waarbij hoofdzakelijk sprake is van eigen gebruik, geldt een forfaitair rendement. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is het aan een volgend kabinet om het conceptwetsvoorstel - al dan niet in gewijzigde of in een nieuwe vorm - daadwerkelijk in te dienen. Lees hierover ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
In het Eindejaarsbesluit 2022 is de berekeningsmethode ter voorkoming van dubbele belasting in box 3 bij buitenlands vermogen in lijn gebracht met de overbruggingswetgeving. Voor de voorkoming van dubbele belasting wordt de te betalen belasting verminderd met een gedeelte dat toe te rekenen is aan de buitenlandse bezittingen en schulden.
Het aandeel in het vermogen van een VvE of vermogen op een derdengeldenrekening wordt voortaan onder de categorie banktegoeden geplaatst, omdat dit vermogen meestal op een bankrekening staat en deze categorie daarom beter bij dit vermogensbestanddeel past. Dit betekent dat hierop ook het lagere forfaitaire rendement voor banktegoeden wordt berekend.
Met deze maatregel worden vorderingen en schulden tussen fiscale partners - bijvoorbeeld in het kader van een jaarlijks verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden - en tussen ouder en minderjarige kinderen gedefiscaliseerd. Dit betekent dat deze vorderingen en schulden buiten de heffing blijven en niet meer in de aangifte inkomstenbelasting hoeven te worden vermeld.
Per 1 januari 2025 wijzigen de voorwaarden waaronder een fonds voor gemene rekening (fgr) als transparant kwalificeert. Bij een transparant fonds worden de vermogensbestanddelen toegerekend aan de belegger en belast met inkomstenbelasting. Een fgr wordt dan alleen als non-transparant (en zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig) beschouwd als:
Door deze voorwaarden kan een fonds alleen als non-transparante fgr kwalificeren, als het bij een reeks beleggers kapitaal ophaalt en beschikt over een Wft-vergunning of is uitgezonderd van de Wft. Zie voor de gevolgen van een wijziging van non-transparant naar transparant de betreffende maatregel voor de vennootschapsbelasting. Lees ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
Per 1 januari 2025 wordt het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) beperkt tot bepaalde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht, op gelijke wijze als bij het fonds voor gemene rekening, zie de maatregel ‘Wijziging transparantieregels fgr’ hierboven. Lees ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
Door verhuizingen kan onder bepaalde omstandigheden een grondslagverschil inkomen uit eigen woning bestaan voor belastingplichtigen met een nieuwe eigen woning waarbij een of beide fiscale partners een eigenwoningverleden heeft. Er zal een oplossing volgen voor deze ongewenste uitkomst.
De betalingskorting bij de voorlopige aangifte (VA) van de inkomstenbelasting wordt afgeschaft.
Een ongewenste uitkomst van de wet Excessief lenen bij de eigen vennootschap wordt gerepareerd. Dit ziet op de situatie dat de conserverende aanslag wordt ingevorderd indien de belastingplichtige na emigratie excessief leent van een nieuwe, in het buitenland gevestigde vennootschap.
Voor de verdeling van het maximumbedrag excessief lenen bij het einde van fiscaal partnerschap volgt een aanpassing.
Om fiscale barrières voor stoppende agrariërs weg te nemen, wordt het gebruik van de herinvesteringsreserve bij gedeeltelijke staking toegankelijker.
Het huidige box 2-tarief bedraagt 26,9 procent. Per 2024 krijgt box 2 twee schijven. De eerste schijf belast tot 67.000 euro aan box 2-inkomsten per persoon tegen een tarief van 24,5 procent en voor de tweede schijf geldt een tarief van 31 procent over het meerdere.
De zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd en gaat van 5.030 euro in 2023 naar uiteindelijk 900 euro in 2027. In 2024 bedraagt de aftrek 3.750 euro.
Het kabinet is voornemens de in het coalitieakkoord voorgenomen hervorming van de huurtoeslag in aangepaste vorm door te voeren. De eerder aangekondigde genormeerde huren worden niet doorgevoerd. Wel gaat de leeftijdsgrens omlaag van 23 naar 21 jaar, worden de maximum huurgrenzen afgeschaft en tellen de servicekosten niet meer mee voor de hoogte van de toeslag.
Voor de beoordeling of sprake is van een lucratief belang moet naast agio en informeel kapitaal, ook rekening worden gehouden met (aandeelhouders-)leningen die niet direct kwalificeren als zogenoemd informeel kapitaal. Deze wijziging wordt met terugwerkende kracht tot 26 juni 2023 voorgesteld.
Aan derden verhuurde onroerende zaken worden voor de doorschuifregelingen in de inkomstenbelasting (DSR) als beleggingsvermogen aangemerkt. Ondernemingsgewijze exploitatie van vastgoed zal hierdoor niet langer als onderneming kwalificeren. Zie voor deze maatregel en de andere verwachte maatregelen over bedrijfsopvolging ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
De dienstbetrekkingseis in de DSR wordt per 2025 afgeschaft. De dienstbetrekkingseis houdt in dat bij schenking van een aanmerkelijk belang of een IB-onderneming de DSR alleen geldt indien de bedrijfsopvolger al ten minste 36 maanden in dienstbetrekking is bij de onderneming.
Per 2025 wordt bij schenkingen een minimumleeftijd van 21 jaar voor de bedrijfsopvolger geïntroduceerd. De minimumleeftijd geldt voor zowel de BOR als de DSR. Deze eis zal niet gelden bij erven.
De 5%-doelmatigheidsmarge in de DSR wordt per 2025 afgeschaft. De doelmatigheidsmarge houdt in dat bij bv’s beleggingsvermogen tot vijf procent van het ondernemingsvermogen wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Met de afschaffing neemt het belang toe om scherp te kwalificeren wat ondernemingsvermogen is.
Bedrijfsmiddelen die gemengd worden gebruikt en gelden als keuzevermogen, kwalificeren per 2025 alleen als ondernemingsvermogen voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt.
De toepassing van de DSR wordt in 2026 beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van vijf procent die volledig meedelen in de winst en de liquidatieopbrengst. Het kabinet verwacht dat deze maatregel zal leiden tot vereenvoudiging van de uitvoering van de faciliteiten en tot minder constructies. De faciliteiten blijven wel gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven en de huidige verwateringsregeling blijft ook bestaan.
De BOR-vrijstelling wordt per 2025 100 procent van de going concernwaarde van de onderneming tot 1,5 miljoen euro en 70 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen. Op dit moment is dat 100 procent vrijstelling voor een going concernwaarde van de onderneming tot 1.205.871 euro en 83 procent over het meerdere aan ondernemingsvermogen.
De bezits- en voortzettingseis voor de BOR worden per 2026 versoepeld, omdat deze in bepaalde situaties op gespannen voet kunnen staan met de bedrijfseconomische dynamiek, zoals wijziging in de activiteiten of herstructurering (o.a. tegen de marktwaarde inbrengen van de onderneming in een bv). Hoe deze worden versoepeld, is nog niet bekend.
Oneigenlijk gebruik wordt per 2026 aangepakt. De wetgever denkt daarbij aan het in zicht van overlijden omzetten van grote vermogens in ondernemingsvermogen, zonder reële bedrijfsoverdracht (rollatorinvesteringen). Mogelijk wordt dit aangepakt door een langere bezits- en voortzettingstermijn vanaf hoge leeftijd en een antimisbruikbepaling.
De huidige twee regelingen voor het onbelast verstrekken van OV-abonnementen door werkgevers worden vervangen door één vrijstelling.
Het loonkostenvoordeel (LKV) voor ouderen zal per 2026 worden afgeschaft.
Per 2024 wordt de onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd van 21 cent naar 22 cent per kilometer.
Per 1 januari 2024 kan de 30%-regeling tot maximaal de WNT-norm (2023: 223.000 euro) worden toegepast. Voor expats die in 2022 al gebruikmaken van de 30%-regeling, geldt dat de aftopping pas per 1 januari 2026 in werking treedt. Lees ook ons Belastingnieuwsbericht.
De vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) is in 2023 eenmalig verruimd naar 3 procent over de eerste 400.000 euro. Vanaf 2024 vervalt deze verhoging en geldt daarvoor een percentage van 1,92. Voor het restant van de loonsom blijft de WKR 1,18 procent.
Het voornemen is om twee maatregelen tegen “dividendstripping” te nemen, namelijk:
De minimumkapitaalregel in de vennootschapsbelasting (voor banken en verzekeraars) werkt onevenwichtig uit ten aanzien van interne treasury activiteiten. Om dit op te vangen wordt het niet aftrekbare percentage in de minimumkapitaalregel verhoogd van 9 procent naar 9,4 procent.
Vanaf 2024 wordt het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA) structureel verlaagd en wordt het plafond voor het maximaal investeringsbedrag verlaagd.
Op dit moment vindt de fiscale kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen plaats aan de hand van een besluit. Dit besluit wordt vervangen door de Wet aanpassing kwalificatiebeleid buitenlandse rechtsvormen waarvoor op Prinsjesdag een wetsvoorstel wordt ingediend.
De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen blijft in beginsel plaatsvinden aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Daarnaast worden twee aanvullende methoden geïntroduceerd: de symmetrische methode en de vaste methode. De nieuwe wet moet inwerkingtreden vanaf 1 januari 2025.
Per 1 januari 2025 mogen fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s) niet langer rechtstreeks beleggen in onroerend goed. Ook mogen Nederlandse fbi’s niet langer een verbonden entiteit die onroerend goed bezit, besturen. Verder mogen bepaalde Nederlandse fbi’s niet langer een loan-to-value hebben van meer dan 20 procent, afgemeten aan de fiscale boekwaarde van alle beleggingen. Momenteel geldt de grens van 60 procent over de fiscale boekwaarde van het vastgoed. Lees voor deze en onderstaande wijzigingen voor de fbi, vbi en fgr ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
Per 1 januari 2025 wordt het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi) beperkt tot bepaalde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. Onder het vbi-regime is direct beleggen in vastgoed niet toegestaan, zodat de gevolgen van deze maatregel voor de vastgoedsector beperkt zijn.
Bij verschuiving van fiscale kwalificatie van een fonds voor gemene rekening (fgr) van non-transparant naar transparant geldt een veronderstelde vervreemding van de activa en passiva van het Nederlandse beleggingsfonds en een vervreemding van de participaties door alle beleggers tegen de reële waarde. Eventuele daarmee samenhangende belastbare winsten zijn dan belast met (vennootschaps)belasting tegen de reguliere tarieven.
Bij verschuiving van fiscale kwalificatie van fgr van non-transparant naar transparant worden als overgangsrecht drie extra faciliteiten ingevoerd:
Wie niet voldoet aan de voorwaarden voor faciliteiten 1 en 2, kan om uitstel van (vennootschaps)belasting verzoeken voor een periode van tien jaar, mits de belastingclaim door de Nederlandse belastingdienst in stand kan worden gehouden.
De staatssecretaris onderzoekt de mogelijkheid om de behandeling van schenkingen door een bv aan een anbi te wijzigen en eenvoudiger te maken. Daarbij zou de schenking van een bv niet meer worden gezien als een schenking door de privépersoon en wordt de giftenaftrek voor de vennootschap afgeschaft. Deze mogelijke maatregel wordt verder onderzocht en wordt op Prinsjesdag nader toegelicht. Lees ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
De energiebelasting wordt per 1 januari 2025 op een aantal punten aangepast, mogelijk met een ingroeipad waarbij de maatregelen uiterlijk in 2030 volledig zijn doorgevoerd.
De minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en industrie wordt opgehoogd, waarbij de hoogte afhankelijk is van een evaluatie van het prijspad.
In het Convenant Energietransitie Glastuinbouw is afgesproken om een CO2-heffing voor de glastuinbouw te introduceren.
In de energiebelasting wordt aardgas dat wordt gebruikt bij de ondersteuning van warmteopwekking uit duurzame bronnen voordeliger behandeld. De lijst van duurzame bronnen wordt met deze wijziging uitgebreid met nieuwe duurzame technieken.
Er worden nieuwe eerste schijven energiebelasting ingevoerd. In samenhang hiermee wordt: (a) beperkt wie teruggaveverzoeken mogen indienen, (b) de beslistermijn voor teruggaveverzoeken tijdelijk opgerekt tot twintig weken, en (c) de tariefregeling gewijzigd voor gas voor een of meerdere woonhuizen op de aansluiting van een glastuinbouwbedrijf.
Er wordt een aantal maatregelen genomen binnen de energiebelasting. Voor huishoudens worden de tarieven tot een bepaald gasverbruik verlaagd. Daarboven worden ze verhoogd. Daarnaast komt er een apart tarief voor waterstof. Tot slot worden er maatregelen getroffen om de degressiviteit bij aardgas aan te passen en worden de tarieven elektriciteit in de hogere verbruiksschijven verlaagd.
De vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal gebruik van kolen wordt per 1 januari 2028 afgeschaft.
De verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt per 2024 geheel geschrapt. In aanloop daartoe was deze vrijstelling van 106.671 euro (2022) per 1 januari 2023 al verlaagd tot 28.947 euro.
De samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting wordt aangepast om een gelijk speelveld te creëren tussen nieuwe onroerende zaken die via aandelen worden geleverd en nieuwe onroerende zaken die direct worden geleverd. De maatregel zal naar verwachting op 1 januari 2025 in werking treden. Momenteel worden de laatste details van het wetsvoorstel uitgewerkt en wordt voorzien in overgangsrecht.
De splitsingsvrijstelling is bedoeld om interne bedrijfsreorganisaties te faciliteren. Deze vrijstelling wordt aangescherpt om te voorkomen dat door oneigenlijk gebruik onroerende zaken zonder heffing van overdrachtsbelasting over worden gedragen. Hiervoor worden de voorwaarden voor vrijstelling meer in lijn gebracht met de andere ondernemingsfaciliteiten in de overdrachtsbelasting (fusievrijstelling en interne reorganisatievrijstelling).
Er komt tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting om belastingneutrale omzettingen van een fiscale beleggingsinstelling (fbi) in fiscaal transparante fondsen voor gemene rekening (fgr) mogelijk te maken. Deze vrijstelling van overdrachtsbelasting zal alleen in 2024 gelden en is alleen bedoeld voor verwervingen van economische eigendom, niet voor juridisch eigendom. Er komen verdere beperkingen voor de entiteit die het vastgoed vervreemdt en de entiteit die de economische eigendom ervan verwerft in verband met de reorganisatie. Lees ook ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
Het kabinet evalueert de doelmatigheid van het verlaagde btw-tarief in zijn geheel, en in het bijzonder de toepassing ervan op sierteelt, arbeidsintensieve diensten (zoals schilders, kappers en schoenmakers), cultuur (zoals boeken, musea en bioscopen) en logies (zoals hotels en campings). Eventuele afschaffing of versobering gaat mogelijk gepaard met alternatieve beleidsinstrumenten.
Vanaf 1 januari 2025 is voor grensoverschrijdende virtuele diensten de btw voortaan verschuldigd in de lidstaat van vestiging van de afnemer (lidstaat van verbruik). Het gaat hierbij om culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten.
Er wordt momenteel binnen de btw-regelgeving onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een herzieningsregeling op (kostbare) verbouwingsdiensten.
Vanaf 1 januari 2024 is het verplicht om gegevens aan te leveren over de woon-werkmobiliteit en zakelijke mobiliteit van uw werknemers, met als concreet doel een reductie van 1,5 megaton CO2 in 2030. Voor verdere achtergrond van deze regeling, lees ons eerdere Belastingnieuwsbericht.
Welke impact hebben de fiscale maatregelen op uzelf of uw onderneming? Wij geven u een overzicht van de belangrijkste maatregelen.
Bekijk hier de fiscale maatregelenIn één oogopslag de verschillende belastingtarieven en -cijfers voor 2024 en 2023 naast elkaar in een handig overzicht.
Met dit rekenmodel krijgt u een indicatie of u met het rechtsherstel voor box 3 mogelijk inkomstenbelasting zou kunnen terugontvangen.
Lees meerBekijk hier een overzicht van de highlights van de Miljoenennota 2024 per ministerie.
Bekijk hier de kernpunten per ministeriePlayback of this video is not currently available
Om u wegwijs te maken in de wirwar van rechterlijke uitspraken, voorstellen en toezeggingen van het kabinet en nog openstaande vragen, hebben wij alle relevante...
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) dwingt iedere werkgever na te denken over de toekomstige pensioenovereenkomst met zijn medewerkers.
De uitdagingen van de toekomst vragen nu om actie en een ander perspectief. Samen maken we het verschil voor organisaties én de samenleving als geheel.