De BOR en de DSR staan al geruime tijd ter discussie en vooral de betaalbaarheid van de belastingen heeft veel aandacht. Maar het belangrijkste aspect van de BOR lijkt daarbij over het hoofd te worden gezien. De BOR draait immers niet om de betaalbaarheid van de belastingen, maar om het bevorderen van de continuïteit van ‘echte’ ondernemingen.
Die betaalbaarheid is bovendien een momentopname, terwijl ook het langjarige effect op de onderneming meetelt. Dus in plaats van te focussen op één momentopname, moet je de ‘film’ in de tijd doordraaien, zodat je een totaalbeeld hebt van wat er met de onderneming gebeurt.
Daarnaast kan met de DSR de inkomstenbelastingclaim worden doorgeschoven naar de bedrijfsopvolger. Dat is dus geen afstel, maar uitstel. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) bestaan er onvoldoende onderzoeksgegevens om een conclusie te trekken over de doelmatigheid van de DSR. Toch zie ik in de discussies dat dit nuanceverschil wegvalt en de DSR en de BOR over één kam worden geschoren.
Vorig jaar heeft het CPB op verzoek van de Nederlandse ministeries van Financiën en Economische Zaken en Klimaat een onderzoek afgerond naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en noodzakelijkheid van de BOR en de DSR. Het bureau keek nadrukkelijk naar de belastingvrijstelling op bedrijfsoverdracht tussen generaties.
Volgens het CPB is de BOR niet doeltreffend, omdat bij ongeveer driekwart van de overdrachten de erflaters, de schenkers of de verkrijgers over voldoende financiële middelen beschikken om de erf- of schenkbelasting direct te betalen. Ik ben echter van mening dat het onderzoek onvolledig is en dat nader onderzoek nodig is om vast te stellen of de wijziging van de BOR de continuïteit van bedrijven in gevaar kan brengen.
Daarbij moet er oog zijn voor alle mogelijke gevaren van de continuïteit en niet alleen naar de al of niet betaalbaarheid van de belasting tijdens de overdracht. Het kan immers zo zijn dat de belasting zonder deze faciliteiten prima kan worden betaald, maar in veel gevallen moet het geld daarvoor uit het bedrijf zelf komen. Het daadwerkelijk onttrekken van de benodigde financiën trekt dan een zware wissel op het betreffende bedrijf. Het zal in de meeste gevallen wellicht niet direct omvallen, maar de continuïteit komt op zijn minst onder druk te staan.
Vaak wordt een vergelijking gemaakt op het niveau van het 'subject' (de verkrijger van de aandelen), maar naar mijn idee moet de vergelijking plaatsvinden op het niveau van het verkregen ‘object’ (het bedrijf). De BOR heeft tot doel de continuïteit van bedrijven te beschermen, aangezien de wetgever historisch gezien de maatschappelijke waarde van familiebedrijven heeft erkend. Of het subject een bepaald vermogen krijgt in de vorm van een zak geld, een pakket aandelen of een onderneming, dat maakt een hemelsbreed verschil. Die laatste verkrijging gaat immers gepaard met verantwoordelijkheden, zoals werkgelegenheid, de zorg voor het personeel en de bijdrage aan de economie.
Het onderzoek van het CPB kijkt onvoldoende naar de relevantie van het bedrijf in al zijn facetten. Continuïteit van de familiebedrijven is immers het doel en niet, zoals gezegd, de betaalbaarheid van de belasting.
Vanaf 1 januari 2024 wil het kabinet starten met de versobering van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Aan derden verhuurd vastgoed wordt dan als beleggingsvermogen gekwalificeerd, waardoor dit vastgoed per definitie buiten de faciliteiten valt. Dit leidt tot het vreemde gevolg dat ondernemingsgewijze exploitatie van vastgoed opeens geen ‘fiscale’ onderneming meer is en niet meer in aanmerking komt voor de faciliteiten. Wat betekent dit voor hotelketens, vakantieparken, projectontwikkelaars en dergelijke? Dat is nu nog onduidelijk. Het is afwachten hoe het kabinet deze maatregel gaat invullen.
Daarnaast is het kabinet van plan om de opbouw van de BOR vanaf 2025 aan te passen, waarbij tot anderhalf miljoen euro honderd procent is vrijgesteld en voor het meerdere zeventig procent in plaats van 83 procent wordt vrijgesteld. Deze beperking zal vooral de grotere familiebedrijven treffen. De maatregelen worden verder uitgewerkt in het Belastingplan 2024 dat het kabinet op Prinsjesdag presenteert.
Concluderend kunnen we zeggen dat de BOR volop in de schijnwerpers staat. De huidige maatschappelijke discussie lijkt echter de kern te missen van waarvoor de BOR ooit is bedoeld. Namelijk het waarborgen van de continuïteit van ondernemingen door het faciliteren van een reële bedrijfsopvolging. Het CBS heeft helaas slechts naar de betaalbaarheid gekeken van de (eenmalige) belastingclaim. Hopelijk vindt de discussie in de komende maanden wel vanuit een breder perspectief plaats.
Vervolgonderzoek naar bedrijfsopvolgingsregelingen leidt tot voorstel om bij schenkingen minimumleeftijd van 21 jaar in te voeren m.i.v. 2025.
Het aantal single family offices groeit en daarmee ook de uitdagingen voor een dergelijke dienstverlener. Philip Vossenberg bespreekt er zes.
Het gaat goed met Nederlandse familiebedrijven. Dat blijkt uit PwC’s Global Family Business Survey 2023.
Er zijn drie voorstellen: uitsluiten van directe vastgoedinvesteringen voor fbi's, nadere transparantie voorwaarden voor fgr's en beperking van het vbi-regime.