Wetsvoorstel DAC7 naar de Tweede Kamer

29/03/22

Op 23 maart 2022 is het wetsvoorstel voor de automatische uitwisseling van informatie van exploitanten van digitale platforms naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel is de implementatie van de eerder aangenomen EU-richtlijn (DAC7 of Richtlijn) waarmee het toepassingsbereik van de automatische uitwisseling van informatie voor exploitanten van digitale platforms binnen en buiten de EU wordt uitgebreid.

Het wetsvoorstel is opengesteld geweest ter consultatie. Ten opzichte van de consultatiedocumenten bevat het wetsvoorstel een aantal verduidelijkingen. Tevens benadrukt het wetsvoorstel dat Nederland de Richtlijn wil uitleggen conform de OESO Model Rules for Reporting by Platform Operators with respect to Sellers in the Sharing and Gig Economy (OESO-modelregels).

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Als u een digitaal platform exploiteert, zult u specifieke informatie over verkopers op uw digitaal platform moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren. Dit vraagt om solide processen en aanpassingen in uw systemen. Verzamelde en geverifieerde informatie dient gerapporteerd te worden over de tijdvakken vanaf 1 januari 2023, samen met bepaalde gegevens over betalingen van en aan verkopers. Ook zult u de verkopers zelf jaarlijks van dezelfde informatie moeten voorzien.

Wij verwijzen u naar onze webpagina "Taxation of the digital economy" waarin u kunt zien hoe PwC u kan bijstaan bij het volledige proces: van het identificeren van de precieze impact van DAC7 op uw onderneming tot het assisteren bij de implementatie van de processen binnen uw compliance framework en digitale infrastructuur.

DAC7 in het kort

Het wetsvoorstel introduceert gestandaardiseerde rapportageverplichtingen voor exploitanten van digitale platforms. De nieuwe verplichtingen gaan gelden voor exploitanten van digitale platforms die bepaalde verkopers en aanbieders van diensten (‘te rapporteren verkopers’), direct of indirect, in contact brengen met andere gebruikers van het platform om de volgende activiteiten uit te voeren:

  • de verhuur van onroerende zaken;
  • het verrichten van persoonlijke diensten;
  • de verkoop van goederen; en
  • de verhuur van enigerlei vervoermiddel.

Om binnen de reikwijdte te vallen van het wetsvoorstel moet de relevante activiteit worden verricht in ruil voor een tegenprestatie, waarvan het bedrag bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn bij de exploitant van het platform. Platforms vallen ook binnen de reikwijdte van het wetsvoorstel , als zij de activiteiten in eigen naam aanbieden, maar laten uitvoeren door achterliggende verkopers.

Naast deze nieuwe rapportageverplichtingen voor exploitanten van digitale platforms bevat het wetsvoorstel twee andere onderdelen uit de DAC7-richtlijn. Ten eerste wordt het voor de Nederlandse Belastingdienst mogelijk gemaakt om samen met belastingdiensten in andere EU-landen een gezamenlijk boekenonderzoek te doen bij een grensoverschrijdend bedrijf (‘gezamenlijke audit’). Ten tweede worden er regels geïmplementeerd die de privacy moeten waarborgen van de personen van wie de gegevens worden gerapporteerd, verzameld en uitgewisseld.

Observaties Nederlandse implementatie van DAC7

Uitleg OESO conform

Het wetsvoorstel verduidelijkt dat Nederland zowel de huidige als de toekomstige uitleg in de OESO-modelregels zal volgen ten aanzien van de reikwijdte en verplichtingen uit hoofde van dit wetsvoorstel, tenzij deze uitdrukkelijk niet overeenkomen met de bepalingen uit de richtlijn. Dit om een gelijk speelveld te ontwikkelen tussen EU en niet-EU exploitanten van platforms.

PwC Observatie: Op basis van bovenstaande lijkt het aan de OESO om meer helderheid te verschaffen over de uitleg van een aantal kernbegrippen. Het is opvallend dat de wetgever ook expliciet aangeeft de toekomstige uitleg vanuit de OESO in de meeste gevallen te volgen. Dit zal de (grensoverschrijdende) uniformiteit ten goede komen, maar het is op zijn minst twijfelachtig in het kader van de rechtszekerheid en voorspelbaarheid van de Nederlandse wet. Daarnaast bevat het wetsvoorstel al een aantal relevante verhelderingen ten opzichte van de consultatiedocumenten. Het is de vraag hoe deze verduidelijkingen zich gaan verhouden tot (toekomstige) OESO-richtlijnen.

Diensten die gelijktijdig aan verschillende gebruikers worden aangeboden

Het begrip ‘persoonlijke diensten’ omvat een breed scala aan diensten, zoals transport- en bezorgdiensten, bijles, schoonmaak-, tuinier-, of kluswerkzaamheden of administratieve, juridische of boekhoudkundige taken, op voorwaarde dat deze worden uitgevoerd op een specifiek verzoek van een gebruiker. In het wetsvoorstel wordt verduidelijkt dat een specifiek verzoek van een gebruiker één-op-één kan plaatsvinden, maar ook onpersoonlijker van aard kan zijn. Van belang is dat de persoonlijke dienst, in ieder geval tot op zekere hoogte, is aangepast of aan te passen aan de wensen van de gebruiker.

Diensten die door één verkoper gelijktijdig aan verschillende gebruikers worden aangeboden, zoals online taal-, muziek- of sportlessen of -uitvoeringen, kunnen ook kwalificeren als persoonlijke dienst, als iedere individuele gebruiker invloed kan hebben op het verloop van de dienst. Om onder DAC7 te vallen, moet een dienst dus op zekere hoogte aan te passen zijn aan de wens van de gebruiker.

PwC Observatie: Door deze nuancering van de term persoonlijke dienst lijken bijvoorbeeld video en muziek streamingdiensten buiten het bereik van deze wetgeving te vallen. Veel andere diensten vallen echter wel binnen het bereik. Met name online aanbieders die diensten aanbieden van of gebruik maken van zzp’ers zullen veelal binnen het bereik van de regeling vallen. Diensten verricht door eigen medewerkers (dienstbetrekking) vallen overigens niet binnen dit bereik.

Transacties met verschillende elementen

Als een transactie uit meerdere elementen bestaat, is het mogelijk dat deze elementen afzonderlijk gerapporteerd moeten worden. Het wetsvoorstel bespreekt dat hierbij relevant is of de activiteiten gesplitst kunnen worden of dat één element van de transactie puur ondergeschikt is aan het grotere geheel van de transactie. De aangelegde toets lijkt ontleend te zijn aan het bekende leerstuk ‘eenheid van prestatie’ in de btw.

Eisen inzake verificatie van de verkoper

Om te bepalen of een verkoper een te rapporteren verkoper is, moeten exploitanten van platforms specifieke informatie verzamelen en verifiëren over de verkopers die gebruik maken van hun digitale platform.

Indien een verkoper niet meewerkt en de vereiste gegevens niet verstrekt na twee aanmaningen volgend op het initiële verzoek is het platform, nadat 60 dagen zijn verstreken, gehouden het account van de verkoper te sluiten en te verhinderen dat die verkoper zich opnieuw op het platform registreert, of de betaling van de tegenprestatie aan te houden zolang de verkoper de vereiste inlichtingen niet heeft verstrekt.

PwC Observatie: De consultatie leek te suggeren dat het sluiten of blokkeren van het account van niet-meewerkende verkopers niet verplicht is. Uit het wetsvoorstel blijkt - in lijn met de Richtlijn - dat dit wel een verplichting is. Ook wordt benadrukt dat de uitsluitende acties niet eerder dan na 60 dagen mogen worden verricht, om de verkoper voldoende tijd te gunnen om aan zijn verplichting te voldoen.

Register voor uitgesloten platforms

Als een platform niet over te rapporteren verkopers beschikt, is het platform uitgesloten van rapportage. Uit het wetsvoorstel blijkt dat de Europese Commissie een centraal register zal opstellen waarin uitgesloten platforms geregistreerd worden. Op deze manier kunnen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten vaststellen dat een platform van rapportage is uitgesloten. Dit verhindert dat uitgesloten platforms in alle lidstaten waarin ze opereren moeten aantonen dat ze niet over te rapporteren verkopers beschikken.

Actieve media campagne

De wetgever erkent dat voor gebruikers van platforms nu niet altijd duidelijk is hoe zij hun inkomsten behaald via een platform moeten verwerken in hun fiscale aangiftes. De Belastingdienst zal daarom een actieve mediacampagne beginnen over dit onderwerp. Als onderdeel van deze campagne is de Belastingdienst voornemens samenwerkingen aan te gaan met een aantal platforms.

PwC Observatie: Gezien het grote bereik van DAC7 zien wij het als positieve ontwikkeling dat de Belastingdienst op het gebied van DAC7 samenwerkingen wil aangaan met een aantal platforms. Voor verkopers via platforms is het belangrijk om te weten welke fiscale verplichtingen voor hen gelden. Dit is nu niet steeds duidelijk.

Boeten en sancties

Het wetsvoorstel ziet DAC7 als een middel om belastingontwijking tegen te gaan en om een gelijk speelveld voor platforms te kunnen bewerkstelligen. Het opzettelijk of grofschuldig niet-nakomen van de verplichtingen onder DAC7 kan daarom leiden tot sancties in de zesde categorie. De hoogte van de boete in deze categorie bedraagt momenteel maximaal 900.000 euro.

Dit zijn maximumstraffen en de opgelegde straffen moeten altijd evenredig zijn. Wat als evenredig wordt beschouwd, hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval, en wordt overgelaten aan het oordeel van de belastinginspecteur.

Switch-off mechanisme

De Richtlijn staat andere (non-EU) landen toe om zich aan te sluiten bij de uitwisseling van inlichtingen. Hiervoor dient wel aan een aantal voorwaarden voldaan te worden (zgn. adequate arrangement)

Het wetsvoorstel verduidelijkt dat een door de EC aangesteld comité zal bepalen of sprake is van een adequate overeenkomst tussen een EU-lidstaat en een niet-EU lidstaat en of daarmee is voldaan aan een uitwisseling van gelijkwaardige informatie.

PwC Observatie: Wanneer non-EU landen zich aansluiten bij dit initiatief, zullen platforms ook gegevens over non-EU-verkopers moeten verzamelen, verifiëren en rapporteren.

Operationele richtlijnen

Verdere richtlijnen, inclusief verdere praktische uitleg rondom de verzamel- en verificatie- en rapportagevereisten, zullen in een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur worden verstrekt.

PwC Observatie: Het is wachten op deze praktische uitleg. Gelet op ervaring met vergelijkbare regelgeving, verwachten wij deze uitleg niet op de (heel) korte termijn. Dit moet platforms er echter niet van weerhouden om tijdig te beginnen met het maken van de nodige aanpassingen in processen en systemen.

Wat gebeurt er met de gerapporteerde gegevens?

De Belastingdienst kan de verkregen informatie gebruiken om meer inzicht te verkrijgen over de verkoop- en dienstverleningsactiviteiten binnen Nederland.

Daarnaast worden gegevens automatisch uitgewisseld tussen de verschillende EU lidstaten via een gestandaardiseerd digitaal netwerk (CCN-netwerk). Omgekeerd ontvangt de Belastingdienst van alle andere EU-belastingdiensten gegevens die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing in Nederland.

Via het CCN-netwerk worden veel gegevens uitgewisseld die vaak privacy-gevoelig zijn. Het wetsvoorstel geeft meer duidelijkheid over hoe om te gaan met deze privacygevoelige informatie.

PwC Observatie: De rapportageplicht onder DAC7 beperkt zich niet tot grensoverschrijdende relevante activiteiten, maar geldt ook voor activiteiten die zich volledig binnen Nederland afspelen. Kleine bedrijven, zelfstandigen en particulieren die geregeld goederen of diensten aanbieden via digitale platforms worden in de toekomst wellicht vaker geconfronteerd met vragen van de Belastingdienst.

Contact

Jasper van Schijndel

Jasper van Schijndel

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 072 54 25

Pieter Ruige

Pieter Ruige

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 369 12 55

Volg ons