HvJ EU beperkt werking koepelvrijstelling in de btw

01/12/20

Op 18 november 2020 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) uitspraak gedaan in de zaak Kaplan International Colleges UK. Deze zaak ging over de toepassing van de koepelvrijstelling waarbij de leden van de koepel eveneens onderdeel zijn van een fiscale eenheid btw samen met belastingplichtigen die geen lid zijn van dezelfde koepel. Het HvJ EU oordeelt dat in een dergelijk geval de koepelvrijstelling niet kan worden toegepast.

Dit arrest kan verstrekkende gevolgen hebben voor de toepassing van de koepelvrijstelling in Nederland, bijvoorbeeld in de zorg of de publieke sector. Na een aantal eerdere arresten in de afgelopen jaren lijkt het HvJ EU het toepassingsbereik van de koepelvrijstelling opnieuw te hebben beperkt. Dit betekent dat toepassen van de koepelvrijstelling steeds moeilijker wordt.

Achtergrond

Kaplan International Colleges UK  bestaat uit 1 moedervennootschap met 9 dochtervennootschappen. De dochtervennootschappen beheren allemaal een college van verschillende Britse universiteiten. De moedervennootschap en 8 van de dochtervennootschappen vormen samen een fiscale eenheid btw. 

Met het oog op het werven van talentvolle studenten in Azië is er een aandelenvennootschap (‘KPS’) opgericht in Hong Kong die functioneert als een zogenoemde ‘zelfstandige groepering van personen’ als bedoeld in artikel 135 lid 1 onderdeel f Btw-richtlijn. De 9 dochtervennootschappen zijn allemaal voor gelijke delen aandeelhouder van deze vennootschap, en moeten in die zin worden geacht ‘leden’ te zijn in de zin van de koepelvrijstelling. De moedervennootschap is wel onderdeel van de fiscale eenheid btw, maar is dus geen aandeelhouder van de vennootschap.

KPS koopt diensten in van agenten die marketing en wervingsdiensten verrichten ten behoeve van de samenwerkende colleges. Doordat de Hong Kong vennootschap de diensten lokaal (zonder Europese btw) inkoopt, leidt toepassing van de koepelvrijstelling op de diensten door KPS ertoe dat geen (niet-aftrekbare) btw drukt op de ingekochte marketing- en wervingsdiensten.

De vraag die door de verwijzende rechter aan het HvJ EU werd gesteld was of de koepelvrijstelling van toepassing kon worden geacht op de dienstverlening door KPS aan de leden van de koepel. 

Uitspraak HvJ EU

Het HvJ EU overweegt dat de dienstverlening door KPS niet moet worden geacht aan de leden van de koepel te zijn uitgevoerd maar aan de fiscale eenheid btw als geheel. De fiscale eenheid wordt voor de heffing van btw immers als één belastingplichtige aangemerkt. Aangezien niet alle onderdelen in de fiscale eenheid, ook lid zijn van de koepel, overweegt het HvJ EU dat toepassing van de koepelvrijstelling in dit geval niet mogelijk is. Vrijstellingen moeten in de btw namelijk strikt worden uitgelegd en kan zich in de ogen van het HvJ EU dus niet uitstrekken tot diensten aan niet-leden. De dienstverlening door KPS aan is volgens het HvJ EU dus volledig belast met btw.

Gevolgen

Wij kunnen ons voorstellen dat dit arrest van het HvJ EU gevolgen kan hebben in onder meer de zorgsector maar ook voor lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het HvJ EU lijkt namelijk aan te geven dat in iedere situatie waarin een lid van een koepel een fiscale eenheid vormt met een entiteit die geen lid is van de koepel, toepassing van de koepelvrijstelling is uitgesloten. Dat lijkt dus ook zo te zijn indien de door de koepel verrichte diensten niet door of voor de activiteiten van het niet-lid worden gebruikt. 

Wat betekent dit voor u?

Indien uw organisatie onderdeel is van een fiscale eenheid en gebruik maakt van de koepelvrijstelling, is het van belang om na te gaan wat de gevolgen zijn van dit arrest. Desgewenst kunnen wij u ondersteunen bij het maken van een beoordeling en kunnen we samen kijken naar vervolgstappen of mogelijke alternatieven.

Contact

Rick van Bergenhenegouwen

Rick van Bergenhenegouwen

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 396 30 85

Volg ons