Overige groene belastingen, herzieningen en maatregelen

Wijziging van de ‘Renewable Energy Directive’ (RED)

De richtlijn hernieuwbare energie (‘Renewable Energy Directive’, RED’) heeft twee belangrijke functies: het definiëren van welke energiebronnen als ‘hernieuwbaar’ worden beschouwd en het vaststellen van bindende streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen in de energiemix van Europa. Het voorstel beoogt een sterke toename van de opwekkingscapaciteit van hernieuwbare energie in de EU en stelt een hoger streefcijfer vast. In 2030 moet 40 procent van de EU energie uit hernieuwbare bronnen komen (het streefcijfer was 32 procent). Er worden specifieke streefcijfers voorgesteld voor het gebruik van hernieuwbare energie in vervoer, verwarming en koeling, gebouwen en de industrie. 

Voorts worden de duurzaamheidscriteria voor het gebruik van bio-energie aangescherpt, met inbegrip van een verbod om biomassa voor energieproductie te betrekken uit oerbossen, veengebieden en wetlands. Vanaf 31 december 2026 verlenen de lidstaten geen steun meer aan de productie van elektriciteit uit uitsluitend uit bosbiomassa verkregen elektriciteit in installaties voor de opwekking van elektriciteit, tenzij die elektriciteit aan bepaalde voorwaarden voldoet (EU-duurzaamheidskader voor bio-energie).

Herziening van de ‘Effort Sharing Regulation’ (ESR)

In de EU verordening inzake de verdeling van de emissiereductie-inspanningen (‘Effort Sharing Regulation’, ‘ESR’) worden nationale jaarlijkse streefcijfers vastgesteld voor de uitstoot van broeikasgassen in de bebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en de kleine industrie (niet-ETS). De ESR-doelstellingen worden op het niveau van de lidstaten omgezet in voor hen in bindende streefcijfers. Op grond van de huidige verordening (ESR) hebben de EU-lidstaten bindende jaarlijkse broeikasgasemissie doelstellingen voor 2021-2030 voor de niet-ETS-sectoren.

Naast een CO2-prijssignaal (herzieningen uitbreiding EU ETS) zijn volgens de Europese Commissie duidelijke streefcijfers nodig om verandering aan te sturen in het domein van de herziene verordening (ESR). Hiermee wordt de lidstaten de mogelijkheid gegeven de nodige nationale maatregelen te nemen om de emissies in de sectoren gebouwen, vervoer, landbouw, afval en kleine industrie (de niet-ETS-industrie) terug te dringen.

Met dit voorstel worden de nationale streefcijfers naar boven bijgesteld tot een EU-brede reductie van 40 procent in de ESR-sectoren in 2030 ten opzichte van 2005. De lidstaten dragen bij aan de totale EU-reductie in 2030 met streefcijfers die variëren van -10 procent tot -50 procent ten opzichte van het niveau van 2005. Verschillende lidstaten hebben dus verschillende doelstellingen.

De toepassing van de emissiehandel (EU ETS) op nieuwe sectoren (bouw, wegvervoer, zeevervoer) vormt een aanvulling op de andere beleidsmaatregelen van het Fit for 55 pakket om veranderingen in openbare en particuliere investeringen, het consumentengedrag en bedrijfsvoering te stimuleren. Uit de effectbeoordelingen van de Europese Commissie blijkt dat een besluit om de emissiehandel niet op deze gebieden toe te passen, voor alle sectoren een veel krachtigere regulering zou vragen dan in dit pakket wordt voorgesteld, met name op het gebied van brandstofnormen, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, alsook op het gebied van de energiebelastingen.

Wijziging van de ‘Energy Efficiency Directive’ (EED)

De Europese Commissie heeft toegezegd de bestaande wetgeving, waaronder de richtlijn energie-efficiëntie (‘Energy Efficiency Directive’, ‘EED’), te herzien en waar nodig aan te passen om de 2030-doelstelling voor broeikasgasemissies te halen. Om het totale energieverbruik terug te dringen, stelt de Europese Commissie wijzigingen in de richtlijn energie-efficiëntie voor, waaronder een ambitieuzer bindend jaarlijks streefcijfer voor de vermindering van het energieverbruik op EU-niveau. Het doel is de jaarlijkse energiebesparingsverplichting voor de lidstaten bijna te verdubbelen. Als onderdeel daarvan zal de publieke sector elk jaar 3 procent van de totale vloeroppervlakte van alle overheidsgebouwen moeten renoveren om het energieverbruik terug te dringen. Voorts bevat het voorstel normen voor de wijze waarop de nationale bijdragen van de afzonderlijke lidstaten moeten worden bepaald. De Europese Commissie stelt voor een streefcijfer vast te stellen van een gebruik van hernieuwbare energie van 49 procent in gebouwen in 2030 en de lidstaten te verplichten het gebruik van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling elk jaar met +1,1 procentpunten te verhogen, tot 2030.

Herziening van de ‘Regulation on the inclusion of greenhouse gas emissions and removals from Land Use, Land Use Change and Forestry’ (LULUCF)

Krachtens de huidige desbetreffende EU-wetgeving die in mei 2018 is vastgesteld, moeten de EU-lidstaten ervoor zorgen dat de vastgestelde broeikasgasemissies door landgebruik, verandering in landgebruik of bosbouw in de periode 2021-2030 in evenwicht worden gehouden door ten minste een gelijkwaardige verwijdering van CO2 uit de atmosfeer.

De LULUCF-verordening voert de overeenkomst uit die de EU-leiders in oktober 2014 hebben gesloten, namelijk dat alle sectoren moeten bijdragen tot de emissiereductiedoelstelling van de EU voor 2030, dus ook de sector landgebruik.

In het voorstel wordt - onder meer - de algemene doelstelling van de EU voor de netto verwijdering van broeikasgassen in de LULUCF-sector vastgesteld op 310 miljoen ton CO2-equivalent in 2030.

Herziening van de ‘Alternative Fuels Infrastructure Regulation’ (AFID)

Op grond van de richtlijn inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (‘Alternative Fuels Infrastructure Directive’, ‘AFID’) van 2014 moesten de EU-landen nationale beleidskaders (NPF's) ontwikkelen voor de ontwikkeling van openbaar toegankelijke tank- en oplaadpunten voor voertuigen en vaartuigen op alternatieve brandstoffen. Deze richtlijn beoogt de coördinatie van de ontwikkeling van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen te verbeteren om op lange termijn de zekerheid te bieden die nodig is voor technologische investeringen voor alternatieve brandstoffen en voertuigen op alternatieve brandstoffen. 

De herziening van deze richtlijn wordt voorgesteld in de vorm van een verordening, waarbij de richtlijn wordt ingetrokken. Met deze herziening wordt beoogd de (minimale) beschikbaarheid en bruikbaarheid van een dicht en wijdvertakt netwerk van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen in de gehele EU te waarborgen. Alle gebruikers van voertuigen die op alternatieve brandstoffen rijden (met inbegrip van vaartuigen en vliegtuigen) moeten zich gemakkelijk door de EU kunnen verplaatsen, met behulp van belangrijke infrastructuur zoals autosnelwegen, havens en luchthavens en met passende betalingsmogelijkheden.

Herziening van de verordening tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen

In de huidige wetgeving inzake CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen, Verordening (EU) 2019/631, zijn streefcijfers vastgesteld voor de gemiddelde CO2-emissies van het EU-wagenpark. Het voorstel van de Europese Commissie voor een herziene verordening voorziet in:

  • een vermindering van de emissies van auto's met 55 procent in 2030
  • een emissiereductie van 50 procent voor bestelwagens in 2030
  • 0-uitstoot van nieuwe auto’s in 2035.

Volgens de Europese Commissie is de herziene richtlijn inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (Alternative Fuels Infrastructure Directive - AFID), die de uitrol van oplaad- en tankinfrastructuur stimuleert, daarbij een noodzakelijk aanvullend instrument om de marktbelemmeringen bij de uitrol van de mobiliteitsinfrastructuur aan te pakken.

De Europese Commissie wijst erop dat er ook belangrijke synergieën bestaan tussen de nieuwe CO2-emissienormen en een versterkt EU ETS en de richtlijn hernieuwbare energie, zoals voorgesteld. Het nieuwe EU ETS en de richtlijn hernieuwbare energie zullen de elektriciteitsopwekking (grotendeels) CO2-vrij maken, zodat nul-emissie voertuigen, die door de nieuwe CO2-emissienormen worden gestimuleerd, geleidelijk meer door hernieuwbare energiebronnen worden aangedreven zodat het hele brandstof traject voorafgaande aan het rijden CO2-vrij wordt gemaakt.

ReFuelEU Aviation - duurzame vliegtuigbrandstoffen (SAF-verordening)

ReFuelEU Aviation heeft tot doel de emissies in de CO2-intensieve luchtvaartsector terug te dringen door de hoeveelheid groene vliegtuigbrandstof die binnen de EU wordt gebruikt, te verhogen.

De Europese Commissie heeft deze verordening voorgesteld om een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer te waarborgen. Zij zal het gebruik van duurzame vliegtuigbrandstoffen (SAF's) door vliegtuigexploitanten en de distributie van duurzame vliegtuigbrandstoffen op luchthavens in de Unie bevorderen.

De Europese Commissie stelt voor de leveranciers van vliegtuigbrandstoffen te verplichten ervoor te zorgen dat alle vliegtuigbrandstof die op luchthavens in de Unie aan vliegtuigexploitanten ter beschikking wordt gesteld, een minimumaandeel duurzame vliegtuigbrandstof bevat, waaronder een minimumaandeel synthetische brandstof. 

Het voorstel bevat ook de verplichting voor vliegtuigexploitanten om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid vliegtuigbrandstof die jaarlijks op een bepaalde luchthaven van de Unie wordt getankt, ten minste 90 procent bedraagt van de jaarlijks vereiste hoeveelheid vliegtuigbrandstof.

Het voorstel voorziet in een overgangsperiode van vijf jaar (van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2029) waarin leveranciers van vliegtuigbrandstof het minimumaandeel duurzame vliegtuigbrandstof mogen leveren op basis van het gewogen gemiddelde van alle vliegtuigbrandstof die zij voor die rapportageperiode op EU-luchthavens hebben geleverd. In Annex I bij het voorstel wordt het minimumaandeel duurzame vliegtuigbrandstof, met inbegrip van het minimumaandeel synthetische brandstof, van de te leveren vliegtuigbrandstof vastgesteld.

FuelEU Maritime - de groene Europese maritieme ruimte 

FuelEU Maritime wil de scheepvaartsector CO2-vrij maken door het gebruik en de productie van duurzame alternatieve brandstoffen op te voeren. 

Dit voorstel voor een verordening voorziet in uniforme regels voor de reductie van de broeikasgas intensiteit van de energie die door een schip dat aankomt in, verblijft in of vertrekt uit havens die onder de jurisdictie van een lidstaat vallen, aan boord wordt gebruikt. Ook is voorzien in een verplichting om in onder de jurisdictie van een lidstaat vallende havens gebruik te maken van stroomvoorziening aan land (walstroom) of van emissieloze technologie. Het doel is het brede gebruik van hernieuwbare en CO2-arme brandstoffen en vervangende energiebronnen in de gehele EU te bevorderen en tegelijkertijd de goede werking van het zeeverkeer te garanderen en verstoringen op de interne markt te vermijden.

De voorgestelde verordening is van toepassing op alle schepen met een bruto tonnage van meer dan 5000 ton, ongeacht de vlag waaronder zij varen. Het gaat ten eerste om de energie die wordt gebruikt tijdens het verblijf in een haven die onder de jurisdictie van een Lid-Staat valt. Ten tweede betreft het de totale hoeveelheid energie die wordt gebruikt tijdens vervoer van een onder de jurisdictie van een lidstaat vallende haven naar een andere onder de jurisdictie van een lidstaat vallende haven. Ten slotte betreft het de helft van de energie die wordt gebruikt tijdens vervoer door schepen die vertrekken uit of aankomen in een aanleghaven die onder de jurisdictie van een lidstaat valt, indien de laatste of de volgende aanleghaven onder de jurisdictie van een derde land valt.

De verordening is niet van toepassing op oorlogsschepen, hulpschepen, schepen voor visvangst of -verwerking, bepaalde houten schepen, schepen die niet mechanisch worden voortgestuwd, of op door de overheid voor niet-commerciële doeleinden gebruikte schepen.

Social Climate Fund 

Het Social Climate Fund verleent steun aan de lidstaten voor de financiering van de maatregelen en investeringen die in hun Social Climate Plans zijn opgenomen. De algemene doelstelling van het fonds is bij te dragen aan de overgang naar klimaatneutraliteit door de sociale effecten te adresseren - in het bijzonder om kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en gebruikers van vervoer te helpen omgaan met de prijseffecten - van het opnemen van broeikasgasemissies van gebouwen en wegvervoer in de werkingssfeer van het EU ETS.

Het SCF zal in werking treden in 2026, één jaar voor de extensie van het ETS in werking treedt (ETS II). Aanvankelijk zal het fonds gefinancierd worden door de opbrengsten van de veiling van 50 miljoen ETS toelagen (geschat op 4 miljard euro). Als de ETS extensie in werking treedt zal het SCF gefinancierd worden door de veiling van ETS II toelagen tot 65 miljard euro, met daarnaast een aanvullende 25 procent gedekt door nationale bronnen (bij elkaar een geschat bedrag van 86,7 miljard euro).

Het nieuwe fonds zal de EU-landen meer specifieke gelden verschaffen ter ondersteuning van hun maatregelen en investeringen om de energie-efficiëntie van gebouwen te vergroten, gebouwen te renoveren en de verwarming en koeling van gebouwen CO2-arm te maken, onder meer door de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen en om mobiliteit en vervoer met nulemissie en lage emissies te financieren. De maatregelen moeten ten goede komen aan kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en weggebruikers die in het bijzonder door de verandering zullen worden getroffen. De geplande maatregelen moeten worden opgenomen in de nationale energie- en klimaatplannen die elk jaar bij de Europese Commissie worden ingediend.

Nieuwe EU bossenstrategie

De nieuwe EU-bosbouwstrategie die samen met het "Fit for 55"-pakket wordt gepresenteerd en ook de voor later in 2021 geplande nieuwe bodemstrategie, de EU-wet inzake natuurherstel en het CO2-landbouwinitiatief zullen de natuurlijke CO2-reservoirs van de EU verder ontwikkelen, ervoor zorgen dat biodiversiteit een centrale plaats inneemt in de totaalaanpak en de essentiële sociale en economische functies van de bosbouw en de houtsector ondersteunen.

Volg ons

Contact

Chris Winkelman

Chris Winkelman

Energy - Utilities - Resources Industry, Tax, Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 154 18 97

Niels Muller

Niels Muller

Partner, Energy transition and sustainable energy, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 160 08 61

Juliette Marsé

Juliette Marsé

Director (Tax) - Energy, Utilities & Resources, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 419 61 08

Mohammed Azouagh

Mohammed Azouagh

Senior Manager - Tax, Sustainability and Incentives, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 380 36 54

Sander Borremans

Sander Borremans

Senior Manager Indirect Taxes, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 029 42 75

Hide