22/09/21
Liquiditeitsproblemen bij uitoefening van aandelenopties die niet verhandelbaar zijn worden opgelost door uitstel van het heffingsmoment. Dit bevordert het Nederlandse vestigingsklimaat en komt vooral innoverende start-ups and scale-ups tegemoet.
De Staatssecretaris heeft in een brief van 4 april 2022 laten weten dat het wetsvoorstel weer aangeboden zal worden aan de Tweede Kamer ter behandeling. Het wetsvoorstel wordt niet gewijzigd ten opzichte van het voorstel dat in dit artikel besproken wordt. Indien de wet wordt goedgekeurd, is de ingangsdatum mogelijk al 1 januari 2023. De Staatssecretaris kiest hiervoor omdat het onderzoek naar de mogelijke aanpassingen van het wetsvoorstel is afgerond. Hoewel er meerdere mogelijkheden zijn verkend, is de Staatssecretaris tot de conclusie gekomen dat de regeling beperken tot enkel start-ups en scale-ups tot verdere complexiteit zou leiden. Daarnaast is de Staatssecretaris van mening dat de huidige regeling het risico op misbruik zoveel mogelijk voorkomt.
In tegenstelling tot eerdere berichtgeving treedt het wetsvoorstel ter aanpassing van het aandelenoptie regime niet in werking per 1 januari 2022. De Staatssecretaris komt daarmee tegemoet aan de kritiek die op de regeling werd geuit. Onderzocht wordt of deze regeling qua doelgroep beperkt kan worden tot alleen start-ups en scale-ups. Een aangepast wetsvoorstel wordt in 2022 verwacht.
Voorheen konden liquiditeitsproblemen ontstaan op het moment van uitoefening van aandelenopties, aangezien dat het belastbare moment was voor de loonheffingen, zelfs als de aandelen verkregen met de uitoefening niet verkocht konden worden. Dit probleem wordt met het oorspronkelijke wetsvoorstel verholpen door het heffingsmoment uit te stellen. Door deze aanpassing van het aandelenoptieregime komt Nederland tegemoet aan start-ups en scale ups en sluit Nederland beter aan bij de internationale fiscale behandeling van aandelenopties. Beoogd is om het makkelijker te maken voor (startende) ondernemingen om ondernemend, technisch en ITC-personeel wereldwijd aan te trekken en te betalen. De aangepaste regeling zal echter voor alle werkgevers gaan gelden.
De aanpassing zelf ziet op aandelen die verkregen zijn met het uitoefenen van aandelenopties, waarbij er sprake is van een vervreemdingsverbod. In het geval van een wettelijke of contractuele beperking op de verkoop van de aandelen na uitoefening van de aandelenopties, wordt het heffingsmoment in beginsel verschoven naar het moment waarop deze verkregen aandelen wel verhandelbaar zijn.
Het huidige aandelenoptieregime geldt voor aandelenopties in de werkgever of in een verbonden vennootschap, waarbij het gaat om het recht om aandelen (of een vergelijkbaar recht) te verkrijgen tegen de betaling van een vooraf bepaalde prijs. Onder dit regime worden de aandelen verkregen met het uitoefenen van het optierecht gelijk bij uitoefening belast. Dat betekent dat de waarde in het economische verkeer van de verkregen aandelen met aftrek van hetgeen de werknemer heeft betaald, als loon in acht wordt genomen.
Dit leidt vooral bij de genoemde start-ups en scale-ups tot een probleem. In de regel worden de aandelenoptierechten namelijk verstrekt met een contractuele beperking of vervreemdingsrestrictie (een zogenoemde “lock-up”). De aandelenopties zijn doorgaans namelijk ook bedoeld om de werknemer aan het bedrijf te binden. Bij de uitoefening van een aandelenoptierecht heeft de werknemer of bestuurder niet altijd voldoende liquide middelen beschikbaar om de verschuldigde belasting te voldoen. Aangezien de aandelen worden aangehouden, moet de belasting vanuit een andere bron moet worden voldaan.
Met de wetswijziging zal het verstrekken van aandelenoptierechten als loon aan werknemers aantrekkelijker worden. Afhankelijk van of de aandelen meteen verhandelbaar zijn, zal de belasting als volgt plaatsvinden.
Indien de werknemer gebruik wil maken van de keuzeregeling in het geval van niet-verhandelbare aandelen, dan zijn er bepaalde voorwaarden waaraan voldaan moeten worden:
Indien de keuze niet, niet tijdig of onjuist wordt gemaakt, dan verschuift het heffingsmoment naar wanneer de aandelen verhandelbaar zijn.
Indien een werknemer het aandelenoptierecht heeft uitgeoefend, kan de werknemer gerechtigd zijn tot tussentijdse voordelen zoals dividend over de aandelen, ondanks de eventuele contractuele of wettelijke (verkoop)beperking. Wanneer heffing over de aandelen nog niet heeft plaatsgevonden, behoort het dividend tot het loon van de werknemer. De heffing over deze voordelen vindt gelijk plaats zodra de werknemer het voordeel geniet.
Voor zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde ondernemingen zal het nieuwe regime gaan gelden. Een verschil is echter dat – om langdurig uitstel te voorkomen – bij beursgenoteerde bedrijven de verkooprestrictie bij fictie geacht wordt af te lopen na maximaal vijf jaar na de beursgang van de onderneming. Indien de onderneming al beursgenoteerd is, wordt de verkooprestrictie geacht af te lopen na maximaal vijf jaar na uitoefening van het aandelenoptierecht.
Met deze wetswijziging komt er een einde aan de fiscale tegemoetkoming voor S&O-startersverklaring. Per 1 januari 2018 was het mogelijk onder voorwaarden en tot een bepaald maximum 75 procent van het genoten loon ter zake van het aandelenoptierecht in aanmerking te nemen. Deze regeling bleek echter niet toereikend, in de praktijk werd er nauwelijks gebruik van gemaakt.
De regelgeving maakt het voor u als werkgever aantrekkelijker om aandelenopties als loon uit te geven in combinatie met een verkooprestrictie.
Mocht uw werknemer echter gebruik willen maken van het keuzeregime, dan dient u de keuze schriftelijk in de administratie vast te leggen. Het gebruik maken van het keuzeregime kan een gunstige keus zijn voor de werknemer, indien wordt verwacht dat na uitoefening de koers nog een hoge vlucht zal nemen. Bovendien kan er sprake zijn van een korting op de marktwaarde ten gevolge van de lock-up (een ‘Discount for Lack of Marketability’). Als gevolg daarvan wordt er op het moment van uitoefening een lager bedrag in de heffing betrokken dan waarschijnlijk het geval zal zijn bij het einde van de verkooprestrictie.
Een aandachtspunt is wel dat u als werkgever ook na uitdiensttreding van uw werknemer verantwoordelijk bent voor het inhouden van de belasting over de aandelenopties, ongeacht of het heffingsmoment bij uitoefening of verkoop plaatsvindt.
Overigens is het zo dat de wetgever separaat van deze wijziging ook de kennismigrantenregeling heeft aangepast voor startende en innovatieve ondernemingen. Dat betekent dat u onder voorwaarden een lager salaris kan aanbieden aan inkomende werknemers eventueel aangevuld met een aandelenbeloning.
Met de voorgenoemde wetswijziging worden in ieder geval start-ups en scale-ups tegemoetgekomen, waardoor de aandelenoptierechten naar verwachting meer gebruikt zullen worden om personeel aan te trekken en de concurrentiepositie van Nederland te bevorderen.
Concreet betekent dit voor u dat het makkelijker zal worden om (internationaal) talent aan te trekken door gebruik te maken van aandelenopties ongeacht een verkooprestrictie. Overigens is deze regeling alleen voor aandelenopties en bijvoorbeeld niet voor instrumenten als Restricted Stock Units (“RSU”). De heffing van dit soort aandelenbeloningen zal plaatsvinden zodra de RSU onvoorwaardelijk zijn.
Webcast serie ‘State of Tax, Legal & People’, tijdens deze webcasts bieden onze specialisten u vanuit verschillende invalshoeken inzicht in actuele fiscale,...
Belastingplan 2022? Bekijk de belangrijkste fiscale maatregelen download de fiscale datacard of lees de kernpunten uit de Miljoenennota.
Lees hier de meest recente Belastingnieuwsberichten
Door een goed inzicht in uw belastingprocessen bereikt u een hoge mate van transparantie