13/09/21
Staten kunnen meerwaarde halen uit goed ontworpen erf- en schenkbelastingen, die gebaseerd zijn op rechtvaardigheid, efficiëntie en administratieve overwegingen. Dat stelt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De vraag is echter of goed ontworpen erf- en schenkbelastingen de problemen rondom de grensoverschrijdende erf- en schenkbelasting automatisch zullen oplossen. Dat is geen vanzelfsprekendheid, vindt dr. Vassilis Dafnomilis, manager tax bij PwC en recent gepromoveerd op het onderwerp.
Op 11 mei 2021 publiceerde de OESO het rapport ‘Inheritance Taxation in OECD Countries’. Dit rapport verkent de rol die erfbelasting kan spelen bij het creëren van inkomsten, het aanpakken van ongelijkheden en het verbeteren van efficiëntie in OESO-landen. Daarnaast levert het rapport achtergrondinformatie over de verdeling en de ontwikkeling van huishoudvermogens en nalatenschappen, behandelt het de argumenten voor en tegen erfbelasting, en onderzoekt het de ontwerpen van erf-, boedel- en schenkbelastingen in OESO-landen. Het rapport eindigt met een aantal hervormingsmogelijkheden voor landen om hun vermogensoverdrachtsbelastingen te verbeteren.
Volgens de OESO is het vermogen van huishoudens sterk geconcentreerd aan de top van de vermogensverdeling in de 27 OESO-landen: de rijkste tien procent van de huishoudens bezit gemiddeld vijftig procent van al het huishoudvermogen, terwijl de hoogste één procent van de vermogensverdeling gemiddeld 18 procent van al het huishoudvermogen bezit. Variërend van negen procent in Griekenland tot 43 procent in de Verenigde Staten.
Momenteel heffen 24 OESO-landen erf- en schenkbelastingen. Tien andere OESO-landen (waaronder Australië, Canada, Noorwegen en Oostenrijk) hebben hun erf- en schenkbelastingen afgeschaft. Als hoofdredenen voor het afschaffen voeren deze landen een gebrek aan politieke steun, belastingminimalisatietechnieken en hoge administratieve lasten voor relatief kleine opbrengsten aan.
Naar mijn mening moeten we het gebrek aan politieke steun in samenhang zien met de negatieve publieke opinie over erf- en schenkbelastingen. In mijn proefschrift ‘Taxation of Cross-border Inheritances and Donations: Suggestions For Improvement’ schreef ik die negatieve publieke opinie gedeeltelijk toe aan de aard en het ontwerp van deze erfbelastingen – die behoorlijk complex kunnen zijn – en deels aan de moeilijkheid voor de samenleving om de rechtvaardigingsgronden voor deze belastingen te begrijpen. Complexiteit mag redelijkheid en billijkheid echter niet in de weg staan.
Het ontwerp van erf- en schenkbelastingen varieert sterk van land tot land. De OESO merkt in haar rapport op dat de meeste landen een erfbelasting heffen bij de erfgenamen. Denemarken en de Verenigde Staten heffen een boedelbelasting, terwijl Ierland een specifieke belasting heft bij de ontvanger op basis van alle vermogensoverdrachten tijdens diens leven. Afgezien van het soort belasting dat een land heft, bestaan er ook aanzienlijke verschillen tussen onderdelen van de nationale erfbelastingwetten, bijvoorbeeld met betrekking tot de hoogte van de belastingvrije voet. Alhoewel naaste bloed- en aanverwanten vaak worden bevoordeeld, verschillen de belastingvrije voeten toch behoorlijk van land tot land. Variërend van 17.000 US dollar in België tot 11,6 miljoen US dollar in de Verenigde Staten voor overdrachten aan directe nabestaanden, volgens het OESO-rapport.
De verschillende soorten en componenten van erf- en schenkbelastingwetten maken het systematiseren ervan een uitdagende taak. Om de grensoverschrijdende erf- en schenkingsproblematiek aan te kunnen pakken, is het wel noodzakelijk dit te doen. In zowel het OESO-rapport als mijn proefschrift worden de successiewetten gesystematiseerd.
Volgens het OESO-rapport kunnen landen meerwaarde halen uit goed ontworpen erf- en schenkbelastingen, gebaseerd op rechtvaardigheid, efficiëntie en administratieve overwegingen. Rechtvaardigheidsoverwegingen zijn in het bijzonder van belang. De OESO merkt op dat er sterke rechtvaardigheidsargumenten zijn voor een land om erfbelasting te heffen, met name voor een erfbelasting waarbij erfgenamen worden belast en die een vrijstelling bevat voor nalatenschappen van geringe waarde.
Behalve deze vrijstelling voor nalatenschappen van geringe waarde, is het verstandig dat een erfbelasting ook een belastingvrije voet voorschrijft voor vermogensoverdrachten aan de partner en de directe nabestaanden, als erkenning voor hun bijdrage aan de totstandkoming van de ‘mortis causa’ of ‘inter vivos’ overgedragen vermogen.
Volgens de OESO is een erfbelasting die wordt geheven bij de erfgenamen weliswaar rechtvaardiger, maar ook moeilijker uitvoerbaar dan een boedelbelasting. Een belasting over de vermogensoverdrachten tijdens het hele leven is een ‘bijzonder rechtvaardige en efficiënte benadering’. En deze is, volgens de OESO, ook in potentie de meest progressieve vorm van vermogensoverdrachtsbelasting. Bij dit type belasting wordt de belastbaarheid van elke vermogensoverdracht bepaald door rekening te houden met het vermogen dat eerder werd verkregen door de ontvanger, in combinatie met een belastingvrije voet die geldt voor vermogensoverdrachten tijdens het gehele leven. Deze belastingvrije voet kan een standaardbedrag zijn dat los staat van de relatie tussen de partijen, of het kan voorzien in extra belastingvrije bedragen voor overdrachten tussen directe bloed- en aanverwanten. Volgens het OESO-rapport zal een belasting voor vermogensoverdrachten tijdens het hele leven waarschijnlijk wel extra controle- en administratiekosten met zich meebrengen.
Volgens het OESO-rapport zouden de heffingsrechten tussen landen met betrekking tot grensoverschrijdende nalatenschappen beter op elkaar moeten worden afgestemd en zou in een passender vorm van voorkoming van dubbele heffing moeten worden voorzien. Gelet op de verschillen tussen landen in de regels ter bepaling van de belastingplicht van erfgenamen en erflaters, kan er bij grensoverschrijdende vermogensoverdrachten sprake zijn van non-heffing, dubbele heffing of zelfs meervoudige belastingheffing. Aangezien het aantal verdragen ter voorkoming van dubbele belasting op het gebied van erfbelastingen beperkt is, kan het nuttig zijn om de risico’s van non-heffing of dubbele heffing te voorkomen door eerst eenzijdig de erfbelastingen met betrekking tot grensoverschrijdende erfenissen te verbeteren en te harmoniseren, stelt de OESO.
Naar mijn mening is de onderlinge afstemming van heffingsrechten tussen OESO-lidstaten een zeer uitdagende taak: er moet evenwicht zijn tussen de fiscale soevereiniteit van staten enerzijds en de afstemming van heffingsrechten anderzijds. In mijn proefschrift heb ik, naast de problematiek met betrekking tot non, dubbele of meervoudige heffing ook, de administratieve moeilijkheden en discriminatie bij grensoverschrijdende erfenissen en nalatenschappen als twee bijkomende problemen op dit gebied beschreven.
Al deze problemen worden bevestigd door het OESO-modelverdrag voor successie- en schenkingsrecht van 1982, en het rapport uit 2015 van de expert-groep van de Europese Commissie: ‘Ways to tackle inheritance cross-border tax obstacles facing individuals within the EU’. Dat sterkt mij in de overtuiging dat beleidsmakers ook moeten kijken naar de huidige mechanismen op OESO- en EU-niveau om de grensoverschrijdende erf- en schenkproblematiek aan te pakken. Deze problemen zijn vanuit staatsperspectief weliswaar geen last, maar ze vormen weldegelijk een probleem voor individuen die grensoverschrijdend erven.
Er zijn verschillende manieren op tot oplossingen te komen voor de hier beschreven grensoverschrijdende erf- en schenkingsproblematiek. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een update van het OESO-modelverdrag. Dat is voor het laatst gebeurd in 1982.Daarnaast kunnen aanpassingen van multilaterale verdragen, op basis van een geactualiseerd OESO-modelverdrag en Aanbeveling 2011/856/EU van de Europese Commissie betreffende voorkoming van dubbele belasting van nalatenschappen, worden overwogen, ten minste op EU-niveau. In diezelfde geest kan ook de EU-richtlijn 2017/1852 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie worden geactualiseerd, zodat zij ook van toepassing is op geschillen die voortvloeien uit de toepassing van erf- en schenkbelastingverdragen.
Tot slot zou de Europese Commissie verder kunnen onderzoeken of het concept ‘one inheritance – one inheritance tax’ – zoals voorgesteld door de expert-groep van de Europese Commissie – een holistische oplossing kan bieden voor grensoverschrijdende erf- en schenkbelastingsproblematiek. Volgens dit concept heeft de EU-lidstaat van de gewone verblijfplaats van de erflater het recht om volgens zijn eigen regels belasting te heffen over de gehele grensoverschrijdende erfenis, terwijl alle andere EU-lidstaten (inclusief de EU-lidstaat van de objectieve nexus, bijvoorbeeld de plaats waar het onroerend goed zich bevindt) dat in beginsel niet mogen doen.
In mijn proefschrift verken ik deze oplossingen gebaseerd op de beschikbare mechanismen op OESO- en EU-niveau. Internationale organisaties, beleidsmakers, wetgevers, belastingdeskundigen en academici zouden deze oplossingen ter harte moeten nemen.
De wereld om ons heen is continu in beweging. In deze onzekere tijden is houvast belangrijk. Met specialistische fiscale kennis van honderden jurisdicties over de hele wereld maakt PwC het verschil. Of het nu gaat om (inter)nationalisering van de supply chain, veranderingen in de energiebelasting of een digitale en transparante tax-strategie, onze specialisten staan voor u klaar.