Tips en aandachtspunten voor 2026

Organisatie

Organisatie

Is jouw organisatie goed voorbereid op 2026? Welke zaken kun je voor het einde van het jaar nog regelen zodat je jouw fiscale positie optimaliseert? Of is het juist verstandig om hiermee nog even te wachten?

Voor de meest actuele tips en aandachtspunten (met name gebaseerd op het Belastingplan 2026), klik op deze link: 2026 in zicht - Actuele fiscale tips voor jou en je organisatie.

De overige – jaarlijks terugkerende - fiscale en juridische tips en aandachtspunten vind je hier. Onze selectie is gebaseerd op de stand van de huidige wetgeving en rechtspraak. Klik op het tabje van jouw keuze en ga direct naar het gewenste onderwerp.

Tips

Dien op tijd je WBSO-aanvraag in

Voert je bedrijf onderzoeks- en/of ontwikkelingsprojecten uit? Dan kun je misschien de regeling Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) gebruiken om de (loon)kosten voor deze projecten te verlagen. Het financiële voordeel bedraagt 36 procent over de eerste 380.000 euro van de totale Speur- en Ontwikkelings(S&O)-grondslag (voor starters geldt een tarief van 50 procent) en 16 procent van het surplus. Hiervoor geldt geen maximum. Het voordeel verzilver je via een afdrachtvermindering in de aangifte loonheffingen. Zorg ervoor dat je een WBSO-aanvraag op tijd indient, dus voordat het S&O-werk gaat plaatsvinden. Een aanvraagperiode omvat minimaal drie maanden, waardoor je maximaal vier keer per jaar een aanvraag kunt indienen. Als je onderneming per 1 januari 2026 S&O-werkzaamheden wil starten, dan geldt als uiterste aanvraagdatum 20 december 2025. Voor de overige maanden geldt als uiterste indieningsdatum de dag voorafgaand aan de periode waarbinnen het S&O-werk gaat plaatsvinden.

Kies de voordeligste methode voor S&O-kosten

Onder de regeling voor kosten speur- en ontwikkelingswerk (S&O-kosten) kun je er jaarlijks voor kiezen om in plaats van de werkelijke S&O-kosten een forfaitair bedrag per S&O-uur op te voeren. De keuze die een onderneming bij de eerste WBSO-aanvraag voor 2026 maakt, geldt voor het gehele kalenderjaar. Inventariseer op tijd of het voor je onderneming voordelig kan zijn om een beroep te doen op het forfait of juist de werkelijke S&O-kosten.

Houd bij je WBSO-aanvragen rekening met de eventuele toepassing van de innovatiebox

De inhoud van je WBSO-aanvraag kan gevolgen hebben voor de eventuele toepassing van de innovatiebox. Een goede afstemming is daarbij van groot belang. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aantal aangegeven WBSO-uren, de planning van de WBSO-projecten, in hoeverre sprake is van de ontwikkeling van programmatuur en hoe de S&O-projecten aansluiten bij de voor de innovatiebox kwalificerende winst. Met name voor dit laatste punt is het van belang goed naar de structuur van de opgezette WBSO-projecten te kijken.

Investeer nog dit jaar in bepaalde EIA/MIA kwalificerende bedrijfsmiddelen 

Wanneer je investeert in energiebesparende en/of milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen (of daar een voornemen toe bestaat), kun je gebruikmaken van een extra fiscale aftrekpost van 40 procent van het investeringsbedrag onder de Energie-investeringsaftrek (EIA). Investeer nog dit jaar in een activum dat voorkomt op de Energielijst 2025. De Energielijst wordt jaarlijks in december opnieuw vastgesteld en mogelijk staan niet alle bedrijfsmiddelen die op de huidige lijst voorkomen, ook op de lijst voor 2026.

In 2025 zijn de aftrekpercentages voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) 27 procent, 36 procent en 45 procent. Het toepasselijke percentage is afhankelijk van de categorie waartoe de investering behoort. Om te bepalen of een bedrijfsmiddel in aanmerking komt voor de EIA/MIA moet het bedrijfsmiddel op de Energielijst of Milieulijst voorkomen of de vereiste energiebesparing/milieuverbetering opleveren, wat je via een berekening van bijvoorbeeld de terugverdientijd moet aantonen. Beide lijsten worden per kalenderjaar vastgesteld. Sommige bedrijfsmiddelen zullen in een volgend jaar niet langer kwalificeren. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2026/2025 onze factsheet Belastingcijfers 2026/2025.

Plan je EIA/MIA-investeringen

Het is raadzaam om voor begin 2026 de voor de EIA/MIA kwalificerende investeringen iets naar voren te halen om de toepassing van de EIA/MIA zeker te stellen, omdat de overheid voor de EIA/MIA een maximum budget ter beschikking stelt (op = op). Let wel, de nieuwe Milieu- en Energielijsten voor het daaropvolgende kalenderjaar worden jaarlijks rond medio december gepubliceerd. Als het planningstechnisch haalbaar is, kun je dus op dat moment beoordelen of bepaalde investeringen kwalificeren voor de EIA/MIA. 

Gebruik je herinvesteringsreserve

Als je in 2022 een herinvesteringsreserve hebt gevormd voor de winst behaald met de verkoop van een bedrijfsmiddel, is het raadzaam om voor het einde van 2025 herinvestering te doen. Doe je dit niet, dan valt de reserve in beginsel vrij in de winst en wordt deze belast. In bijzondere omstandigheden kan de termijn voor het aanhouden van de herinvesteringsreserve worden verlengd. Het is dan van belang dat je kunt aantonen dat het voornemen om te herinvesteren eind 2025 nog bestaat, bijvoorbeeld door dit vast te leggen in de notulen van de directievergaderingen. 

Voorkom desinvesteringsbijtelling

Bij vervreemding (desinvestering) van een bedrijfsmiddel binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar waarin de investering heeft plaatsgevonden en waarvoor je EIA, MIA of KIA (kleinschaligheidsinvesteringsaftrek) hebt genoten, moet je een desinvesteringsbijtelling in aanmerking nemen. De facto kan de desinvesteringstermijn dus korter zijn dan vijf jaar. Wanneer je het voornemen hebt om een bedrijfsmiddel te verkopen dat je minder dan vijf jaar geleden hebt aangeschaft, dan is het voor jou misschien raadzaam het bedrijfsmiddel pas begin 2026 te verkopen. Mogelijk kun je hiermee een desinvesteringsbijtelling beperken of zelfs voorkomen.

Maximaliseer je kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Je recht op KIA in 2025 vervalt als je het maximale investeringsbedrag van 398.235 euro overschrijdt. Dreig je dit maximumbedrag te overschrijden, dan kan het raadzaam zijn om investeringen (deels) uit te stellen tot 2026.

Tips

Houd rekening met de drempels van de generieke renteaftrekbeperking

Nederland kent een beperking van de renteaftrek tot 24,5 procent van de gecorrigeerde Nederlandse fiscale winst (EBITDA) van een onderneming. Daarvoor geldt een drempel van 1 miljoen euro voor het saldo aan renten. Als je op tijd beoordeelt of de renteaftrek­beperking van toepassing is, heb je de mogelijkheid om hierop te anticiperen. Mogelijk is het aan te raden géén fiscale eenheid aan te gaan, zodat elke vennootschap fiscaal zelfstandig de franchise kan benutten en ook zelf de eventuele niet aftrekbare rentelasten draagt. In andere gevallen kan het juist beter zijn om een fiscale eenheid aan te gaan of uit te breiden, zodat de EBITDA van deze groep beschikbaar komt om de 24,5 procent-ruimte over te berekenen.

Bij ontvoeging uit fiscale eenheid op verzoek: dien het verzoek op tijd in

Om per 1 januari 2026 een of meer vennootschappen uit een bestaande fiscale eenheid vennootschapsbelasting te ontvoegen, moet je het verzoek tot ontvoeging uiterlijk op 31 december 2025 hebben ingediend. Ook zonder toestemming van de Belastingdienst is ontvoeging uit een fiscale eenheid mogelijk, maar dit kan ingewikkelder zijn.

Bij het kiezen van functionele valuta voor de aangifte: dien het verzoek op tijd in

Om per 1 januari 2026 gebruik te maken van de mogelijkheid om aangifte vennootschapsbelasting te doen in een andere valuta dan de euro (bij een boekjaar gelijk aan het kalenderjaar), moet je het verzoek uiterlijk op 31 december 2025 indienen bij de Belastingdienst. Eenmaal gekozen voor het gebruik van de functionele valuta, geldt deze keuze voor een periode van tien jaar.

Controleer de renteaftrek bij aankoop van deelnemingen

Ben je je ervan bewust dat de rente die wordt betaald op een lening die is bedoeld om een andere vennootschap te verwerven of daar al voor wordt gebruikt, misschien niet volledig fiscaal aftrekbaar is? Voor de vennootschapsbelasting gelden namelijk verschillende renteaftrekbeperkende regelingen. Door hier vooraf bij stil te staan, kun je mogelijk voorkomen dat rente onnodig onder een aftrekbeperking valt.

Overweeg herstructurering in informeelkapitaalsituaties (i.v.m. wetgeving tegengaan mismatches) 

Het zogenoemde zakelijkheidsbeginsel (‘at arm’s length’) moet zorgen voor een zakelijke fiscale winstverdeling binnen concerns. Omdat niet elk land dit beginsel (op dezelfde wijze) toepast, kan dit ertoe leiden dat een deel van de winst van een multinationale onderneming niet wordt belast. De Nederlandse belastingwet gaat deze mismatches tegen. Kort gezegd houdt de maatregel in dat je fiscaal geen ‘min’ in Nederland kunt presenteren zonder een corresponderende ‘plus’ in het buitenland. Beoordeel of in je organisatie informeelkapitaalsituaties voorkomen die geraakt zouden worden en richt deze zo nodig opnieuw in.

Controleer WOZ-beschikking gebouwen

Bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting mogen maar afschrijven op een gebouw totdat de boekwaarde gelijk is aan de WOZ-waarde. Dit betekent dat het belangrijk is om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen binnen de hiervoor geldende termijn (6 weken na datum WOZ-beschikking).

Houd rekening met conditionele bronbelasting

Betalingen van rentes en royalty’s die je doet, zijn in bepaalde gevallen in Nederland belast tegen het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting. In 2025 en 2026 bedraagt dat tarief 25,8 procent. De bronbelasting ziet met name op rente- en royaltybetalingen aan groepsmaatschappijen gevestigd in laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties. Eenzelfde soort bronbelasting geldt sinds 2024 voor dividendbetalingen vanuit Nederland. Door hier bij stil te staan en eventueel je ondernemingsstructuur aan te passen, kun je dit mogelijk voorkomen. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2026/2025 onze factsheet Belastingcijfers 2026/2025.

Aandachtspunten 

CFC-regels

Wanneer je Nederlandse onderneming meer dan 50 procent belang heeft in een laagbelaste buitenlandse dochtervennootschap of vaste inrichting, dan wordt dit belang aangemerkt als een controlled foreign company (CFC). Het gevolg is dat je bepaalde inkomensbestanddelen van die CFC aan je Nederlandse ondernemingswinst moet toerekenen. Je kunt het beste met je adviseur naar de ondernemingsstructuur kijken om zo de mogelijke consequenties van de CFC-regels in kaart te brengen.

Documentatieverplichting ATAD2

Op grond van de ATAD2-regels geldt voor elke Nederlandse onderneming een documentatieverplichting. In dit document analyseert een belastingplichtige waarom de hybridemismatchregels niet op hem van toepassing zijn of hoe de regels zijn toegepast. Als je onderneming internationaal opereert, raden wij aan om deze verplichting te bespreken met je adviseur. 

Substance-eisen

De Nederlandse substance-eisen zijn onder andere van belang voor de CFC-regels, de dividendbelasting, de conditionele rente- en royaltybelasting en de buitenlandse aanmerkelijkbelangregeling. De laatste regeling bepaalt dat in specifieke gevallen buitenlandse aandeelhouders van een Nederlandse entiteit in Nederland vennootschapsbelasting moeten betalen over ontvangen dividenden en vervreemdingswinsten. Eerder vormden de Nederlandse substance-eisen een veilige haven. Dit is niet langer het geval. Wanneer een belastingplichtige voldoet aan de substance-eisen maar de Belastingdienst aannemelijk maakt dat er sprake is van misbruik, dan wordt er alsnog Nederlandse vennootschaps- of bronbelasting geheven. Omgekeerd hebben (potentieel) belastingplichtigen de mogelijkheid om het ontbreken van misbruik aan te tonen ook al voldoen zij niet aan de substance-eisen. Zowel de Belastingdienst als de belastingplichtige kunnen zich beroepen op de misbruikindicatoren uit de ‘Beneficial Ownership-arresten’ van het Europese Hof van Justitie.

Aanvullende substance-eisen voor dienstverleningslichamen 

Er gelden aanvullende substance-eisen voor dienstverleningslichamen. Een dienstverleningslichaam is een Nederlands belastingplichtig lichaam waarvan de activiteiten voor meer dan 70 procent bestaan uit het direct of indirect ontvangen en betalen van rente, royalty's of huur van een buitenlandse groepsentiteit. De aanvullende substance-eisen zijn loonkosten van ten minste 100.000 euro en de beschikking over kantoorruimte voor ten minste 24 maanden. Als niet aan deze eisen wordt voldaan, wordt informatie uitgewisseld met het land van waaruit de rente, royalty's of huur wordt betaald (de bronstaat). Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat de bronstaat de belastingplichtige verdragsvoordelen onthoudt. Deze substance-eisen zijn ook van belang voor de tegenbewijsregeling in de Wet bronbelasting 2021.

Verrekening van verliezen

Voor de verrekening van verliezen met winsten geldt vanaf 2022 een volledig recht op verrekening tot winsten van 1.000.000 euro per boekjaar. De (resterende) winst hoger dan 1.000.000 euro mag je voor 50 procent verrekenen met verliezen. Het eventueel openstaand verlies kun je met toekomstige jaren verrekenen, zonder beperking in tijd, maar met inachtneming van bovenstaande beperkingen.

Rapportage DAC7

Per 1 januari 2023 is de EU-richtlijn DAC7 in werking getreden. Op grond van DAC7 moeten digitale platforms die zijn gevestigd binnen of buiten de EU bepaalde informatie rapporteren over verkopers die voor hun activiteiten gebruik maken van het digitale platform. De bevoegde autoriteit in een lidstaat wisselt deze informatie vervolgens uit met de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de te rapporteren verkoper fiscaal inwoner is. Dit heeft tot doel de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten te voorzien van de informatie die nodig is voor de handhaving van de belastingregels met betrekking tot commerciële activiteiten die met bemiddeling van digitale platforms worden verricht. De Belastingdienst kan de gerapporteerde gegevens bijvoorbeeld gebruiken voor zowel de inkomstenbelasting als de btw. Digitale platforms moeten jaarlijks uiterlijk 31 januari over het voorgaande kalenderjaar rapporteren. De rapportage over 2025 moet je daarom uiterlijk 31 januari 2026 indienen.

Wijziging btw-aftrek van gemengd gebruikt investeringsgoed

Het kan zijn dat je aan het einde van het (boek)jaar btw moet terugbetalen wanneer het gebruik van investeringsgoederen voor vrijgesteld gebruik is toegenomen ten koste van btw-belast gebruik én afwijkt van de verhouding waarin de aankoop-btw in aftrek is gebracht. Bij een toename van belast gebruik kun je een deel van de eerder niet afgetrokken btw alsnog terugvragen.

Definitieve vaststelling van pro rata btw-aftrek

Ondernemers die naast btw-belaste ook btw-vrijgestelde prestaties verrichten, hebben doorgaans een beperkt recht op aftrek van btw op algemene kosten. In de praktijk wordt dit ‘pro rata’ percentage doorgaans jaarlijks berekend op basis van de met btw-belaste en btw-vrijgestelde prestaties behaalde opbrengsten. Als deze verhouding gedurende het jaar is veranderd, moet de eerder afgetrokken btw op kosten worden gecorrigeerd. Deze correctie wordt veelal meegenomen in de aangifte over het vierde kwartaal (in januari). Het is dus raadzaam om op tijd de benodigde gegevens te verzamelen om deze correctie te berekenen.

Tips

Zorg voor een ‘at arm’s length’ allocatie van winst- of verlies

Als je onderneming in meerdere landen actief is, heb je met regels op het gebied van transfer pricing (‘TP’ of ‘verrekenprijzen’) te maken. De transacties tussen de vestigingen moeten zakelijk oftewel ‘at arm’s length’ plaatsvinden. Handelen ‘at arm’s length’ houdt in dat gelieerde partijen onderling dezelfde prijzen en voorwaarden hanteren als twee onafhankelijke partijen zouden doen. Deze eis geldt niet alleen voor de levering van goederen en diensten, maar ook voor onder andere de terbeschikkingstelling van kennis, merknaam en merkrechten en voor groepsfinanciering, zoals via leningen of deelname aan een cash pool. Als een bedrijf niet at arm’s length handelt, kan dit aanleiding geven tot correcties, fiscale boetes en mogelijk zelfs dubbele belasting. Bovendien is het voor het indienen van je aangifte vennootschapsbelasting noodzakelijk om de zakelijkheid van je intercompany transacties onderbouwd te hebben.

Verricht jaareindecorrecties om aan je TP-policy te voldoen

Als een of meerdere van de groepsentiteiten - op basis van je TP-policy - een bepaald (routine)resultaat moeten behalen, is het raadzaam om voor het einde van het boekjaar de benodigde berekeningen te maken en eventuele correctiefacturen te sturen. In veel landen is een neerwaartse aanpassing van het belastbare resultaat niet meer mogelijk na het sluiten van de statutaire boeken en daarom is op tijd aanpassen van de winstallocatie sterk aan te bevelen. Dit is ook van belang voor eventuele ‘Pillar Two’-berekeningen.

Zorg voor een ‘at arm’s length’ policy rondom intercompany financiering

Naast de meer operationele intercompany-transacties (producten, diensten, royalty’s etc.) is het van belang de zakelijkheid van je intercompany financiële transacties te toetsen en onderbouwen. Zeker in het licht van de richtlijnen van de OESO met betrekking tot financiële transacties (hoofdstuk X van de OESO-verrekenprijsrichtlijnen 2022), die zijn opgenomen in het nieuwe Nederlandse verrekenprijsbesluit van 2022, heeft dit in toenemende mate de aandacht van belastingautoriteiten. 

Bepaal aanwezigheid vaste inrichting bij 'remote working'

Steeds meer internationale organisaties bieden de mogelijkheid aan werknemers om vanuit het buitenland te werken. Dit is echter niet zonder fiscale risico's. De Nederlandse fiscus kan onder bepaalde omstandigheden een vaste inrichting identificeren. Dit speelt bijvoorbeeld bij structureel thuiswerken, overmatig veel klantbezoeken in het buitenland en het sluiten van contracten vanuit het buitenland ten behoeve van de Nederlandse organisatie. Als er sprake is van een vaste inrichting, brengt dit voor een organisatie een aantal gevolgen en verplichtingen met zich.Denk hierbij aan verplichte registraties en lokale belastingaangiftes. Daarvoor zal er een winsttoerekening moeten plaatsvinden aan de opbrengsten die behaald zijn in het vaste inrichtingsland. Stel daarom een bedrijfsbeleid op met heldere grenzen voor grensoverschrijdende activiteiten. Doe daarnaast een korte check vóór je een werknemer toestemming geeft voor langdurig werken in het buitenland. Leg tenslotte de uitzonderingen vast en monitor de locaties en activiteiten van de werknemers binnen je organisatie.

Controleer salarisnorm voor de 30%-regeling

Heb je in verband met de 30%-regeling universitair geschoolde mensen in dienst die dertig jaar zijn geworden of fulltime-werknemers die parttime zijn gaan werken? Mogelijk voldoen zij dan niet meer aan de salarisnorm, waardoor de 30%-regeling niet meer van toepassing is. De standaard salarisnorm voor 2025 is vastgesteld op 46.660 euro aan belastbaar inkomen op jaarbasis. De verlaagde salarisnorm voor 2025 bedraagt 35.468 euro op jaarbasis. In voorkomende gevallen kun je overwegen om de 30%-vergoeding te verlagen, zowel contractueel als in de salarisadministratie, waardoor de salarisnorm nog wel wordt gehaald.

Verzoek om toepassing IB-tarieven in loonaangifte onder de 30%-regeling

Je kunt een afspraak maken met de Belastingdienst over het toepassen van de inkomstenbelastingtarieven in de salarisadministratie voor werknemers met de 30%-regeling zonder persoonlijke aftrekposten of overig inkomen. De aangifteplicht voor de inkomstenbelasting komt daarmee voor deze werknemers te vervallen. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2026/2025 onze factsheet Belastingcijfers 2026/2025.

Verwerk alleen de in Nederland belaste werkdagen

Als de belastingheffing over buitenlandse werkdagen op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is toegewezen aan het andere land, kun je daarmee al rekening houden in de Nederlandse salarisadministratie. In dat geval kun je de inhouding van Nederlandse loonbelasting beperken tot het aan Nederland toegewezen deel van het inkomen. Dit is ook van belang voor het bepalen van de hoogte van de vrije ruimte onder de werkkostenregeling en de eventueel verschuldigde eindheffing van 80 procent. Hiervoor is het wel belangrijk dat de werknemer een overzicht bijhoudt van zijn werkdagen in en buiten Nederland.

Controleer bijdrage Zorgverzekeringswet bij een ‘salary split’

Bij een salary split werkt een werknemer in verschillende landen. Een salary split kan formeel en materieel zijn. Bij een formele salary split is het van belang dat je voor elke afzonderlijke formele dienstbetrekking van de werknemer voldoet aan de registratie- en afdrachtverplichtingen. Je bent namelijk per afzonderlijke dienstbetrekking de bijdrage Zorgverzekeringswet en de premies werknemersverzekeringen verschuldigd. Onder omstandigheden kan de verleggingsregeling binnen concernverband een oplossing bieden voor deze dubbele last. Bij een materiële salary split is er maar één formele werkgever, waardoor je de bijdrage Zorgverzekeringswet en de premies werknemersverzekeringen maar eenmaal hoeft af te dragen.

Verwerk buitenlandse sociale zekerheidspremies

Als je voor je werknemers die onderworpen zijn aan buitenlandse sociale zekerheid, de buitenlandse sociale zekerheidspremies in Nederland op een juiste wijze fiscaal verwerkt, leidt dit in de meeste gevallen tot een aftrekpost op het fiscale loon.

Houd rekening met het herstel van de reguliere navorderingstermijn Douane

Per 1 juli 2024 is de Algemene Douanewet gewijzigd waardoor het indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte niet meer automatisch kwalificeert als strafbaar feit, tenzij er sprake is van opzet. Als gevolg van deze wetswijziging geldt voortaan de reguliere navorderingstermijn van drie jaar als standaard voor dergelijke aangiften in plaats van de verlengde termijn van vijf jaar, mits deze zijn ingediend vanaf 1 juli 2021. Voor aangiften die vóór deze datum zijn ingediend, kan de Douane tot 1 juli 2026 nog gebruikmaken van de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar. Als er sprake is van opzet, blijft de navorderingstermijn van vijf jaar in alle gevallen van toepassing.

Automatiseer je administratie voor douanevergunningen 

Een goede administratie is essentieel voor de houders van douanevergunningen. Zo kunnen zij aantonen dat zij voldoen aan de douanewetgeving en de voorwaarden van de vergunning. Fouten in de administratie kunnen leiden tot boetes, naheffingen of intrekking van de vergunning, met hogere kosten en risico's als gevolg. Daarnaast neemt de administratieve druk voor douanevergunningen toe, door onder meer toenemende vereisten vanuit de Douane, maar ook door toenemende complexiteit binnen bedrijven zelf. Om de administratie efficiënt en betrouwbaar te voeren, is het daarom van belang om waar mogelijk te automatiseren.

Bereid je voor op Centralised Clearance voor import 

Naar verwachting wordt het n de loop van 2026 mogelijk om in Nederland een vergunning aan te vragen voor centralised clearance. Dit biedt aanzienlijke voordelen voor bedrijven die goederen importeren in meerdere EU-lidstaten. Met centralised clearance kunnen alle douaneaangiften worden verwerkt via één lidstaat, waardoor je binnen je organisatie een uniforme werkwijze kunt hanteren. Daarnaast vervallen de aparte interfaces per lidstaat, wat de overgang naar de zogenoemde EU Customs Hub kan vereenvoudigen. Dit is het nieuwe aangiftesysteem dat de Europese Commissie stapsgewijs wil invoeren in combinatie met een nieuw Douanewetboek. Door nu al voorbereidingen te treffen, kun je straks efficiënter en kostenbesparend opereren.

Let op: Als je alle goederen via één lidstaat importeert, biedt centralised clearance mogelijk geen extra voordelen. Deze aanpak is vooral relevant voor bedrijven die importeren in meerdere lidstaten.

Houd rekening met meldplicht DAC6

DAC6 legt verplichte informatie-uitwisseling op voor bepaalde structuren en transacties met een grensoverschrijdend karakter waarbij een EU-lidstaat is betrokken. Een structuur of transactie moet worden gemeld wanneer deze in de richtlijn genoemde "wezenskenmerken" bezit (zgn. “hallmarks”) en - in sommige gevallen - daarnaast als een van de belangrijkste te verwachten voordelen een belastingvoordeel betreft. Als er een intermediair (bijvoorbeeld een belastingadviseur) is betrokken bij het opzetten van een constructie, is deze intermediair verplicht om te melden binnen 30 dagen nadat het advies wordt uitgebracht of de eerste stappen voor implementatie worden genomen. Bij het ontbreken van een intermediair verschuift de meldingsplicht naar de relevante belastingplichtige. Het is daarom belangrijk om je DAC6-positie inzichtelijk te hebben. Voor het niet melden van meldingsplichtige constructies gelden boetes.

Aandachtspunten

Aanpassing internationale belastingverdragen

Het Multilateraal instrument (‘MLI’) is een onderdeel van het OESO-project tegen grondslagerosie en winstverschuiving door multinationale ondernemingen (ook wel ‘BEPS-project’ genoemd). Door het MLI kunnen landen hun bilaterale belastingverdragen in één keer BEPS-proof maken. Het MLI is alleen van toepassing op een verdrag wanneer het ook voor de verdragspartner van kracht is én er geen voorbehoud is gemaakt voor het betreffende verdragsartikel. Omdat het nog regelmatig voorkomt dat Nederlandse verdragspartners het MLI bekrachtigen, kan de toepassing van hun verdrag met Nederland veranderen. Mocht je gebruik maken van belastingverdragen, dan raden wij aan met je adviseur te bekijken of het MLI iets verandert voor je onderneming.

Beoordeel de impact van ‘Pillar Two’-wetgeving

Met ingang van 1 januari 2024 is nieuwe en ingrijpende wetgeving in werking getreden voor grote bedrijven die internationaal opereren. Deze wetgeving maakt het mogelijk om op verschillende niveaus belasting te heffen wanneer er in een ander rechtsgebied een effectief belastingtarief van minder dan 15 procent geldt. Omdat deze wetgeving, ook wel bekend als Pillar Two, naar verwachting wereldwijd zal worden geïmplementeerd, is het van groot belang om de impact van de nieuwe regels op je belastingheffing, rapportage en bedrijfsmodel te beoordelen. Op Prinsjesdag 2025 heeft het kabinet evenals in 2024, enige technische wijzigingen voorgesteld. De technische wijzigingen zien bijvoorbeeld op recente administratieve richtsnoeren van de OESO. Lees meer over de technische wijzigingen in ons Belastingnieuwsbericht ‘Pillar Two Belastingplan 2026’.

Tax follows the business

‘Tax follows the business’ wil zeggen dat het businessmodel van een onderneming bepaalt hoe de transfer pricing policy (TP) moet zijn en niet andersom. Als de regels voor TP goed zijn toegepast, valt de winst daar waar de onderneming haar functies uitoefent en waar zij haar risico’s en bezittingen beheert, dus waar waardecreatie plaatsvindt. Omdat ondernemingen continu in beweging zijn, is het belangrijk om voortdurend te monitoren of de geldende TP-policy’s nog wel passend zijn. Controleer daarom regelmatig welke ontwikkelingen in het bedrijf een invloed kunnen hebben op de onderlinge bijdragen van groepsmaatschappijen aan de winstgevendheid. Een aantal veel voorkomende voorbeelden van ontwikkelingen die vanuit een TP-policy perspectief moeten worden beoordeeld zijn: aan- en verkoop van bedrijfsonderdelen en/of de integratie daarvan; digitale transformatie; transformatie van de finance functie; (centraal georganiseerde) nieuwe activiteiten ten aanzien van duurzaamheidsonderwerpen; ontwikkeling en uitrol van IT-systemen; en bedrijfstransformatieprogramma’s.

Documentatieverplichting transfer pricing

Om de zakelijkheid van je intercompany transacties te onderbouwen, is het van belang dat je onder meer een goede functionele analyse en economische onderbouwing (benchmarkstudie) opneemt in je TP-documentatie. Als je geconsolideerde groepsomzet in het voorgaande boekjaar meer dan 50 miljoen euro bedroeg, moet deze documentatie voldoen aan de vereisten voor de zogenoemde Master File (groepsdossier) en Local File (lokaal dossier). Onderdeel hiervan is een jaarlijkse update van de relevante benchmarkstudies en eens per drie jaar volledig nieuwe benchmarkstudies. Bij een geconsolideerde groepsomzet van meer dan 750 miljoen euro geldt bovendien de verplichting tot het indienen van een Country-by-Country Rapport (CbCR).

Public CbCR

Sinds 22 juni 2024 geldt de Nederlandse wet inzake de public Country-by-Country Reporting (public CbCR). De wet vloeit voort uit een EU-Richtlijn en verplicht tot een openbare rapportage voor grote, internationale ondernemingen. De rapportageverplichting geldt voor boekjaren die beginnen op of na 22 juni 2024. Voor veel ondernemingen betekent dit praktisch gezien dat de wet vanaf boekjaar 2025 geldt. De rapportageverplichting geldt voor specifieke categorieën ondernemingen, met een (groeps)omzet van minimaal EUR 750 miljoen in het betreffende en het voorafgaande jaar. Wanneer je onderneming in een van deze categorieën valt, zal je onderneming informatie zoals betaalde winstbelasting, aantal werknemers en inkomen per land publiekelijk moeten rapporteren.

Aansluiting TP-documentatie en openbare publicaties van de onderneming 
In het kader van de nieuwe Corporate Social Responsibility Directive (CSRD) en de public CbCR in de EU, is het van belang dat je ervoor zorgt dat je TP-documentatie (Local File, Master File en CbCR) aansluit bij deze openbare publicaties, bijvoorbeeld wat betreft informatie over de belangrijkste risico's voor je onderneming.

Wijzigingen in lokale transfer pricing-regels

Lokale landen volgen bij de implementatie van wetgeving op het gebied van transfer pricing ('TP' of 'verrekenprijzen') over het algemeen de kaders zoals deze uit een zijn gezet door de OESO in de verrekenprijzenrichtlijn 2022. Er geldt voor bij de OESO aangesloten landen echter geen verplichting om deze richtlijnen in de nationale wetgeving op te nemen en de ervaring leert dat deze regels snel kunnen veranderen. Het is daarom belangrijk dat je controleert of de documentatie van je verrekenprijzen (Local File, Master File, benchmarkingstudies, etc.) voldoet aan de vereisten zoals deze zijn opgenomen in de lokale wetgeving van de landen waarin je opereert. Zo gelden er in het Verenigd Koninkrijk met ingang van FY2025 nieuwe, aanvullende, regels omtrent de documentatie van verrekenprijzen. Niet voldoen aan de eisen kan leiden tot hogere boetes en bewijslast. Controleer daarom of je documentatie voldoet aan alle lokale vereisten in de landen waarin je opereert.

Actualiseer je interne (intercompany) overeenkomsten

Intercompany overeenkomsten zijn juridische contracten tussen gelieerde ondernemingen binnen een internationale organisatie. In intercompany agreements leg je voorwaarden vast waaronder interne transacties plaatsvinden, zoals de levering van goederen, diensten en het gebruik van intellectueel eigendom. Daarnaast staan in deze overeenkomsten de voorwaarden voor het aangaan van interne leningen. Intercompany agreements dienen als een belangrijk onderdeel van de onderbouwing en documentatie van je verrekenprijzen en worden altijd opgevraagd door belastingautoriteiten tijdens een fiscale audit. Zorg er daarom voor dat je intercompany agreements overeenkomen met het toegepaste beleid en de situatie zoals deze zich voordoet in de praktijk. Het is daarbij belangrijk om deze overeenkomsten jaarlijks te actualiseren. Geactualiseerde contracten versnellen audits en voorkomen discussies met de fiscus. Je verlaagt zo het risico op fiscale correcties. Verouderde afspraken kunnen botsen met je TP-documentatie en additionele vragen opwekken. Zorg er daarom voor dat je intercompany agreements ieder jaar worden geactualiseerd. 

EU ETS-2 verplichtingen voor energieproducten 

Houders van vergunningen voor accijnsgoederenplaatsen of geregistreerde geadresseerden voor producten van minerale oliën en andere belastingplichtigen voor de energiebelasting dienen te controleren of zij ETS-2 verplichtingen hebben. Zo ja, dan dienen zij de aanvraag van de ETS-2 vergunning voor te bereiden.

Alleen aangewezen belastingplichtingen voor de accijnzen / energiebelasting mét ETS-2 vergunning mogen energieproducten in het vrije verkeer brengen. Zendingen van energieproducten kunnen dus worden geblokkeerd wanneer niet aan de ETS-2 verplichtingen wordt voldaan. 

Grote hervorming van EU-douanewetgeving op komst 

De Europese Commissie werkt met de ‘EU Customs Reform’ aan een ingrijpende hervorming van het douanestelsel. Deze hervorming is primair gericht op het aanpakken en beheersen van de explosieve groei in e-commerce, maar zal uiteindelijk het gehele douanesysteem transformeren. Denk aan nieuwe definities van importeurs, aangepaste verantwoordelijkheden en nieuwe complianceverplichtingen. De implementatie zal gefaseerd lopen. Het is daarom belangrijk om de voortgang van de Customs Reform goed te monitoren. Deze hervorming raakt alle bedrijven die goederen invoeren in de EU, niet alleen e-commerce spelers. Tijdige voorbereiding om compliant te blijven is van belang om risico’s te beperken. 

Introductie van de EU-Ontbossingsverordening (EUDR)

De EU Ontbossingsverordening (EUDR) vereist dat producten 'ontbossingsvrij' zijn voordat ze op de EU-markt worden gebracht of daaruit worden geëxporteerd. De verordening ziet op rundvlees, cacao, koffie, palmolie, rubber, soja, hout en specifieke producten die zijn gemaakt met deze grondstoffen. Bedrijven en handelaren die deze producten willen importeren, verhandelen of exporteren, moeten uitgebreide due diligence uitvoeren op hun toeleveringsketens. Dit betekent dat ze gedetailleerde controles moeten uitvoeren om te garanderen dat hun producten niet bijdragen aan ontbossing. Het niet naleven van deze verplichtingen kan leiden tot aanzienlijke boetes.

De EUDR zou op 30 december 2024 in werking treden. De Europese Commissie heeft eerder een uitstel van 12 maanden voorgesteld, waardoor de verplichtingen voor grote bedrijven nu pas op 30 december 2025 ingaan en voor micro- en kleine ondernemingen op 30 juni 2026. Er wordt momenteel overwogen om de datum van inwerkingtreding opnieuw met een jaar uit te stellen, omdat het centrale IT-systeem van de EU mogelijk niet op tijd gereed is om alle verzoeken en gegevensverwerkingen aan te kunnen. Een dergelijk uitstel vereist echter een formele wijziging van de verordening en moet nog worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad. Tot die tijd is er geen juridische zekerheid.

Zolang er geen officiële bevestiging is van een verder uitstel, raden wij aan om door te gaan met de voorbereidingen op EUDR-naleving. Dit biedt waardevolle inzichten in de toeleveringsketen en zorgt ervoor dat je klaar bent als het uitstel niet wordt doorgevoerd.

Nieuwe trend in economische handelsverdedigingsmaatregelen

Economische handelsverdedigingsmaatregelen, zoals de US tariffs, antidumping- of antisubsidieheffingen, of het verbieden van producten afkomstig uit een bepaald land, worden steeds vaker gebruikt als politiek instrument om de interne markt te beschermen. Ook export controls en overige sanctiewetgeving worden gebruikt als geopolitieke instrumenten en hebben een grote impact op toeleveringsketens. Wanneer één land handelsverdedigingsmaatregelen invoert, volgen vaak andere landen. De impact van handelsverdedigingsmaatregelen kan groot zijn. Zo kan het leiden tot aanzienlijk hogere kosten om goederen te importeren of het tegenhouden van goederen aan de grens. Monitor daarom regelmatig of je producten onderhevig zijn aan handelsverdedigingsmaatregelen in de landen waarin je actief bent. Actualiseer hiervoor je processen en procedures, met bijzondere aandacht voor de niet-preferentiële oorsprong. Zorg er daarbij voor dat je de oorsprongsregels van het importerende land correct toepast en zorgvuldig documenteert.

Tips

Verleg de inhoudingsplicht en voorkom dubbele premies

Het is mogelijk om de inhoudingsplicht van een buitenlandse werkgever naar een Nederlandse concernvennootschap te verleggen, ook wanneer er geen sprake is van een onderlinge uitzendsituatie. Door de inhoudingsplicht te verleggen, kun je eventuele dubbele premies voorkomen en je administratieve lasten verlichten. Een gezamenlijk verzoek van het buitenlandse en Nederlandse concernonderdeel is wel vereist.

Benut de werkkostenregeling optimaal

Wij adviseren je om na te gaan of je de vergoedingen en verstrekkingen die je in 2025 aan je werknemers hebt gegeven, correct hebt verwerkt en waar gewenst hebt aangewezen als eindheffingsbestanddelen voor de werkkostenregeling. Na afloop van het jaar kun je niet alsnog vergoedingen en verstrekkingen aanwijzen. Deze controle is ook een goede gelegenheid om te inventariseren of je voor het komende kalenderjaar rekening moet houden met extra werkkosten. Voor 2025 is de vrije ruimte van de werkkostenregeling over de eerste 400.000 euro van de loonsom 2 procent. Boven de grens van 400.000 euro van de loonsom is 1,18 procent van toepassing. 

Voorkom overschrijding werkkostenbudget

Als de door je aangewezen vergoedingen en verstrekkingen het werkkostenbudget voor 2025 overschrijden, ben je over de overschrijding 80 procent eindheffing verschuldigd. De aangifte loonheffingen over februari 2026 is de laatste aangifte waarin je deze heffing kunt aangeven. Als je eindheffing moet afdragen, dan kan dit aanleiding zijn voor het wijzigen van arbeidsvoorwaarden of regelingen om een overschrijding van het budget voor 2026 te voorkomen of te beperken. 

Thuiswerkvergoedingen

In 2025 kun je als werkgever je werknemers tegemoet komen in de extra kosten van thuiswerken door een vrijgestelde vergoeding van maximaal 2,40 euro per thuisgewerkte dag toe te kennen. Je kunt echter niet én een reiskostenvergoeding én een thuiswerkvergoeding voor dezelfde gewerkte dag belastingvrij toekennen.

Bespaar premie door tijdige controle beschikking Werkhervattingskas

Een goede controle kan in de praktijk een premiebesparing opleveren. Als je als werkgever geen eigenrisicodrager voor de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Ziektewet bent, dan ontvang je rond deze periode je beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) van de Belastingdienst met je premiepercentage voor de Whk. Gezien de relatief korte bezwaartermijn is het raadzaam om deze beschikking zo snel mogelijk te controleren. Door pro-forma bezwaar te maken en de instroomlijst bij de Belastingdienst op te vragen, verleng je de bezwaartermijn en verkrijg je extra inzicht om een goede controle uit te voeren.

Aandachtspunten

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) 

Op 1 januari 2024 is het wettelijk minimumuurloon ingevoerd, wat betekent dat alle werknemers met een minimumloon hetzelfde uurloon zullen ontvangen, ongeacht de duur van de werkweek. Het uurloon is de grondslag en niet meer het maandloon. Hierdoor gaan werknemers met een werkweek van 40 uur meer verdienen dan werknemers met een werkweek van 36 uur. Er wordt niet meer gewerkt met vaste minimum maand-, week-, en daglonen. Het bruto wettelijk minimumuurloon zal per 1 januari 2026 bedragen: 14,71 euro voor werknemers van 21 jaar en ouder. Voor werknemers onder de 21 jaar gelden andere bedragen, afhankelijk van de leeftijd. Het is belangrijk na te gaan of je hieraan voldoet.

Maximale transitievergoeding 

De transitievergoeding (wettelijke ontslagvergoeding) bedraagt een derde bruto maandsalaris per gewerkt dienstjaar, en naar rato voor het overige gedeelte van het dienstverband of als het dienstverband korter dan een jaar heeft geduurd. In 2025 is de hoogte van de transitievergoeding maximaal 98.000 euro bruto of één jaarsalaris bruto (als het salaris van de werknemer hoger is dan 98.000 euro bruto). 

De compensatieregeling voor de transitievergoeding na twee jaar ziekte verandert binnenkort ook. Vanaf 1 juli 2026 zullen middelgrote en grote werkgevers geen vergoeding meer voor deze transitievergoeding ontvangen vanuit het UWV. Bovendien heeft de Raad van State onlangs geadviseerd om de verplichte transitievergoeding bij ontslag na twee jaar ziekte volledig af te schaffen. Hierdoor zou de compensatieregeling in zijn geheel overbodig worden. 

Gelijke beloning van mannen en vrouwen 

Er zijn twee belangrijke ontwikkelingen op nationaal en Europees niveau die zien op gelijke beloning van mannen en vrouwen:

  • Het wetsvoorstel gelijke beloning is een nationaal wetsvoorstel dat gezien kan worden als een zuivere implementatie van de gelijknamige Europese richtlijn. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2027. Het wetsvoorstel beoogt een aantal instrumenten in te voeren die ongelijke beloning moeten tegengaan. Er komt bijvoorbeeld een rapportageplicht voor grote werkgevers (> 100 werknemers) om aan te tonen dat de organisatie gelijk loon betaalt. Daarnaast verplicht de wet werkgevers om over beloningsstructuren te beschikken die gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid waarborgen. Deze structuren moeten objectief en genderneutraal toepasbaar zijn.
  • De Europese richtlijn gelijke beloning is al in werking getreden. De richtlijn bevat concrete maatregelen om de toepassing van gelijke beloningsnormen en beloningstransparantie te verbeteren. De richtlijn introduceert bijvoorbeeld rapportageverplichtingen om jaarlijks of om de drie jaar informatie te publiceren over de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen in de organisatie. Daarnaast mag de werkgever sollicitanten niet meer vragen naar de beloning waar zij recht op hadden bij hun vorige werkgever. Lees ook ons Belastingnieuwsbericht.

Wettelijke onderzoeksplicht naar kinderarbeid

De Wet zorgplicht kinderarbeid verplicht elke onderneming die aan Nederlandse eindgebruikers goederen verkoopt of diensten levert om met gepaste zorgvuldigheid (‘due diligence’) te handelen. Hiermee moet een ondernemer proberen te voorkomen dat goederen en/of diensten met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Overtreding van het niet doen van gedegen onderzoek kan leiden tot administratieve boetes die oplopen tot 1.030.000 euro of 5 procent van de wereldwijde netto-omzet. De beoogde inwerkingtredingsdatum is vooralsnog onbekend.

Verplichte CO2-registratie voor werkgebonden personenmobiliteit

Vanaf 1 juli 2024 zijn werkgevers met 100 of meer werknemers in Nederland verplicht om werkgerelateerde individuele mobiliteitsgegevens aan de overheid te melden. Deze meldingsverplichting maakt deel uit van het klimaatakkoord van 2019, dat tot doel heeft de CO2-uitstoot van werkgerelateerde personenmobiliteit tegen 2030 met 1,5 megaton te verminderen. De gegevens dienen ter controle van het reductiedoel.

De meldingsverplichting geldt voor alle zakelijke reizen en woon-werkverkeer van werknemers, met enkele uitzonderingen. Deze omvat reizen waarvoor werkgevers financiële compensatie bieden of een voertuig of vervoersbewijs aan werknemers verstrekken. Werkgevers zijn verplicht om de volgende informatie te melden:

  1. Het totale aantal afgelegde kilometers.
  2. Het type vervoer dat wordt gebruikt.
  3. Het type brandstof dat wordt gebruikt.

Werkgevers hoeven geen daadwerkelijke CO2-uitstootcijfers te verstrekken. De deadline voor het indienen van de gegevens is uiterlijk 30 juni van het volgende kalenderjaar. De Nederlandse overheid heeft een digitaal platform beschikbaar gesteld waar bedrijven hun gegevens kunnen indienen.

Nieuwe regels over werken met flexwerkers

De overheid wil flexwerkers meer zekerheid geven. Het wetsvoorstel Wet meer zekerheid flexwerkers moet zorgen dat mensen met een tijdelijk contract meer duidelijkheid krijgen over hun inkomen en werktijden. Uitzendkrachten moeten straks dezelfde arbeidsvoorwaarden krijgen als vaste medewerkers. Er komen strengere regels om te voorkomen dat mensen steeds opnieuw tijdelijke contracten krijgen zonder uitzicht op een vast contract. Ook verdwijnen oproepcontracten en komen er afspraken over gegarandeerde minimale uren. Dit wetsvoorstel moet meer baanzekerheid geven en uitbuiting van tijdelijke krachten verminderen. De nieuwe regels moeten op 1 januari 2027 ingaan, maar de gelijke beloning voor tijdelijke krachten zou al starten op 1 januari 2026.

Veranderingen in het concurrentiebeding

Er komt een wetsvoorstel (Wet modernisering concurrentiebeding) om regels over concurrentiebedingen aan te scherpen. De nieuwe wet wil concurrentiebedingen beperken tot maximaal één jaar en in het beding moet een duidelijke regio worden aangegeven. Voor vaste contracten moet de werkgever motiveren waarom zo'n beding nodig is voor het bedrijf. Dit is al verplicht bij tijdelijke contracten. Als een werkgever het concurrentiebeding gebruikt, moet hij de werknemer een vergoeding geven. Dit is vijftig procent van het laatst verdiende maandloon voor elke maand dat het beding geldt. Als het beding zes maanden duurt, krijgt de werknemer dus drie maanden salaris. De overheid overweegt ook om het concurrentiebeding te verbieden voor mensen die tot 1,5 keer het gemiddelde salaris verdienen. 

Check of de juiste loonheffingskorting is toegepast voor niet-inwoners 

Voor de toepassing van de heffingskortingen in de loonaangifte moet je rekening houden met het onderscheid tussen fiscale inwoners en niet-inwoners van Nederland. Er gelden drie aparte loonbelastingtabellen voor de volgende drie groepen werknemers: (1) inwoners van Nederland; (2) niet-inwoners uit een EU-lidstaat of EER-land, Zwitserland of de BES-eilanden; en (3) niet-inwoners uit een ander land. Inwoners van Nederland hebben recht op het belastingdeel van alle heffingskortingen. De tweede categorie heeft alleen recht op het belastingdeel van de arbeidskorting. De laatste groep heeft geen recht op het belastingdeel van de loonheffingskorting. Om de juiste tabel te kunnen toepassen, moet je weten van welk land je (buitenlandse) werknemers fiscaal inwoner zijn.

Controleer inkomensverdeling van buitenlandse bestuurders- en commissarisbeloningen 

Per 1 januari 2023 verschilt de methode van voorkoming van dubbele belasting van buitenlandse bestuurders- en commissarisbeloningen ten opzichte van de beloning voor werknemers voor inwoners van Nederland. Het is daarom belangrijk om een duidelijk onderscheid in de salarisadministratie te maken voor deze beloningsbestanddelen. Lees voor verdere toelichting ons eerder gepubliceerde Belastingnieuwsartikel.

Check belasting- en sociale-zekerheidspositie internationale werknemers

Heb je werknemers die in België, Duitsland of een ander land wonen? Dan kan thuiswerken van invloed zijn op hun belasting- en sociale-zekerheidspositie en op de werkgeversverplichtingen. Als je werknemer vaker of geheel vanuit huis werkt, zal heffing over het arbeidsinkomen ook meer of wellicht zelfs in het geheel bij het woonland (Duitsland of België) komen te liggen. Kortom: het thuiswerken kan invloed hebben op de belastingpositie van je werknemer. Ook voor de sociale zekerheid kan het gevolgen hebben als je werknemer vanuit huis werkt. Als een werknemer die normaliter in Nederland werkt, meer zal thuiswerken vanuit het woonland dan bestaat de kans dat de werknemer op basis van het EU-recht ook sociaal verzekerd raakt in het woonland. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de werknemer. Zo kan het zijn dat je je als werkgever zult moeten registreren in het woonland van de werknemer om de premies af te dragen.

Btw-correctie voor privégebruik ondernemingsgoederen en -diensten

De kans is groot dat je (een deel van) de btw die in aftrek is gebracht voor de kosten van goederen en diensten die je personeel in privé heeft gebruikt, moet corrigeren. Hiervoor bestaan verschillende mechanismen, waarbij het zogeheten Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (BUA) het belangrijkste is. Voor de uitgaven voor de ondernemer zelf geldt een ander correctiemechanisme. Aan het eind van ieder jaar moet je de btw-correctie voor het privégebruik berekenen en in de laatste btw-aangifte van dat jaar verwerken.

Aandachtspunten

Vastlegging vervangingsvoornemen bij aanwezigheid herinvesteringsreserve 

Bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel kun je onder voorwaarden een herinvesteringsreserve vormen. De herinvesteringsreserve kun je in het jaar van vervreemding of in de daaropvolgende drie jaren in mindering brengen op een kwalificerende herinvestering. Een van de voorwaarden is dat ten tijde van het vormen en ten behoeve van het aanhouden van een herinvesteringsreserve een vervangingsvoornemen aanwezig is. Wij adviseren om het vervangingsvoornemen voor het einde van het jaar schriftelijk vast te leggen.

Clausule btw-schade in de (ver)koopovereenkomst voor vastgoed

Bij aan- of verkoop van vastgoed met een optie voor btw-belaste levering moet de koper schriftelijk verklaren dat hij ten minste 90 procent btw-aftrekgerechtigd is (90%-norm). Als de koper dit pand in de periode die zowel het boekjaar van levering als het daaropvolgende boekjaar omvat, toch niet voor 90 procent voor belaste activiteiten gebruikt, moet hij dit binnen vier weken na het boekjaar schriftelijk aan de verkoper en de Belastingdienst melden. Deze melding kan bij de verkoper leiden tot correctie van eerder in aftrek gebrachte btw. We raden verkopers aan om een verhaalsclausule voor deze btw-schade in de verkoopovereenkomst op te nemen.

Kortere termijn 90%-verklaring bij opvolgende opties btw-belaste levering

Ook bij doorlevering van vastgoed met een optie voor btw-belaste levering waarvoor bij de voorafgaande levering is geopteerd, is een 90%-verklaring van de koper nodig als die vorige levering korter dan twee boekjaren geleden heeft plaatsgevonden. Hiervoor is de termijn uiterlijk vier weken na de doorlevering, dus niet na afloop van het boekjaar. Vindt de doorlevering bijvoorbeeld op 2 december 2025 plaats, dan moet de verklaring binnen vier weken, dus uiterlijk op 30 december 2025, afgegeven worden.

De 90%-verklaring bij huur

Voor vastgoed dat btw-belast wordt verhuurd, moet de huurder in het eerste jaar een verklaring verstrekken aan de verhuurder en de Belastingdienst dat hij voldoet aan deze 90%-norm. De huurder die aan het einde van een boekjaar niet meer blijkt te voldoen aan de 90%-norm, moet binnen vier weken na afloop van het boekjaar een verklaring naar de verhuurder en de Belastingdienst sturen. Een ‘negatieve’ verklaring over boekjaar 2025 moet dus uiterlijk 28 januari 2026 worden verstrekt.

Tips

Bouw optimaal pensioen op voor werknemers met 30%-regeling

Onder de werkkostenregeling behoren alle vrije vergoedingen en verstrekkingen - dus ook de 30%-vergoeding - in beginsel tot het eindheffingsloon en dus tot het fiscale loon. Dat betekent dat je pensioen kunt opbouwen voor je werknemers over het bedrag van de 30%-regeling, zonder dat hiervoor moet worden voldaan aan aanvullende voorwaarden.

Aandachtspunten

Bijtellingspercentage voor leaseauto’s  

De bijtellingspercentages voor leaseauto’s zijn van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijven (maximaal) vijf jaar van toepassing. De bijtellingspercentages zijn als volgt:

  2026   
Reguliere leaseauto’s    22%
Nulemissieauto’s 22%


Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische (emissieloze) auto’s dezelfde bijtelling als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen. In 2026 is het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s compleet verdwenen.

Verlenging accijnsverlaging 

De tijdelijke verlaging van de accijnzen op benzine, diesel en LPG wordt met één jaar verlengd en blijft van kracht tot eind 2026. Deze verlenging is opgenomen in het Belastingplan 2026. In 2022 verlaagde het kabinet de accijnstarieven voor benzine, diesel en lpg vanwege de gestegen energieprijzen. Zonder ingrijpen zou de korting eind dit jaar aflopen. 

Btw-correctie privégebruik auto van de zaak

Je moet over het privégebruik van de aan je personeel beschikbaar gestelde auto van de zaak btw betalen. Dit kan bijvoorbeeld door 2,7 procent van de cataloguswaarde van de auto, inclusief btw en bpm, op aangifte te voldoen. In bepaalde situaties kunnen afwijkende regels gelden, bijvoorbeeld als de auto ouder is dan vijf jaar of de gebruiker een sluitende kilometeradministratie bijhoudt.

Tips

Benut de vrijstellingen voor schenk- en erfbelasting

Een gift of een erfenis die een algemeen nut beogende instelling (anbi), een sociaal belang behartigende instelling (sbbi) of een steunstichting sbbi (een stichting die uitsluitend is opgericht om geld in te zamelen voor het jubileum van een sbbi) verkrijgt, is onder voorwaarden vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Dit geldt ook voor een gift die een anbi zelf doet in het kader van het algemeen belang.

Tips

Stel een ‘masterfile’ en een ‘local file’ op

Heeft je geconsolideerde groepsomzet in het voorgaande boekjaar de 50 miljoen euro overschreden, dan moet je een ‘masterfile’ (groepsdossier) en een ‘local file’ (lokaal dossier) opnemen in je administratie. Dit moet plaatsvinden binnen de termijn die is gesteld voor het indienen van je aangifte vennootschapsbelasting. Niet-nakoming van deze verplichtingen kan leiden tot een bestuurlijke boete, strafrechtelijke sancties en tot omkering van de bewijslast. Wet- en regelgeving bepalen welke informatie in de 'masterfile’ en de 'local file’ moet komen. Voor multinationale ondernemingen die bovenstaande omzeteis niet halen, geldt de (oorspronkelijke) verplichting om (vormvrije) informatie op te nemen in de administratie waarmee aangetoond kan worden dat de ondernemingen van de groep onderling ‘at arm’s length’ handelen.

Dien je country-by-country-rapport op tijd in

Als je geconsolideerde groepsomzet in het voorgaande boekjaar meer was dan 750 miljoen euro en de moedermaatschappij van je bedrijf in Nederland is gevestigd, dan moet je - binnen twaalf maanden na het einde van het boekjaar van de groep - een country-by-country-rapport (CbCR) aanleveren bij de Belastingdienst. In uitzonderingsgevallen kunnen ook Nederlandse groepsmaatschappijen van multinationale groepen waarvan de uiteindelijke moedermaatschappij niet in Nederland is gevestigd, verplicht zijn het landenrapport aan te leveren. Niet-nakoming van deze verplichting kan leiden tot een bestuurlijke boete en strafrechtelijke sancties.

Dien een CbCR-notificatie in

Als je geconsolideerde groepsomzet in het voorgaande boekjaar meer was dan 750 miljoen euro en de moedermaatschappij van je bedrijf niet in Nederland is gevestigd, dan moet je - binnen twaalf maanden na het einde van het boekjaar van de groep - een notificatie indienen bij de Belastingdienst met betrekking tot het Country-by-Country rapport. Deze notificatie moet je de Belastingdienst laten weten welke groepsmaatschappij het CbCR-rapport zal indienen en in welk land. Niet-nakoming van deze verplichting kan leiden tot een bestuurlijke boete en strafrechtelijke sancties.

Meld schenkingen bij verlies anbi-status

Houd er rekening mee dat voormalige algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) de Belastingdienst jaarlijks binnen acht maanden na het kalenderjaar uit eigen beweging moeten informeren over gedane schenkingen en het verloop van het anbi-vermogen. Als je als voormalige anbi niet, niet op tijd of niet op de voorgeschreven wijze de informatieplicht nakomt, wordt dit aangemerkt als een overtreding waarvoor een vergrijpboete kan worden opgelegd. Bij opzet of grove schuld kan de vergrijpboete oplopen tot maximaal 25.750 euro (2025). De informatieplicht geldt zolang het vermogen dat was bestemd voor het algemeen nuttige doel meer bedraagt dan 25.000 euro.

Aandachtspunten

Publicatie jaarrekening bv 

De jaarrekening van een bv moet binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar zijn opgemaakt. De algemene vergadering kan deze termijn verlengen met vijf maanden. De uiterste publicatietermijn is twaalf maanden na het einde van het boekjaar. Maar voor een bv waarvan alle aandeelhouders ook bestuurders zijn, is het extra opletten. Voor dergelijke bv's geldt het moment van ondertekening door alle bestuurders tevens als het moment van vaststelling van de jaarrekening. In dat geval wordt de deponeringstermijn verkort naar tien maanden. In de statuten van de bv kan ervoor worden gekozen om hiervan af te wijken. Voor deze bv's kan het daarom raadzaam zijn om hun statuten op dit punt na te lezen en – waar nodig – te wijzigen. De deponering moet plaatsvinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening. 

Verplichtingen bij turboliquidatie bij jouw rechtspersoon

De Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie is onlangs verlengd tot 15 november 2027 en geldt voor bestuurders van rechtspersonen, zoals bv’s. Een turboliquidatie is een ontbinding van een rechtspersoon op eigen initiatief wanneer er geen baten meer zijn. In dat geval vindt er geen vereffening plaats en is er ook geen verzetstermijn van twee maanden vereist. Als je je bedrijf ontbindt via een turboliquidatie, moet je binnen 14 dagen na ontbinding financiële verantwoording afleggen bij Het Handelsregister en schuldeisers schriftelijk informeren over deze deponering. Dit ter bevordering van de transparantie en bescherming van schuldeisers. Houd er rekening mee dat de naleving gecontroleerd wordt en dat niet-naleving naast bestuurdersaansprakelijkheid kan leiden tot een bestuursverbod. Zorg daarom dat je aan deze verplichtingen voldoet en voorkom problemen bij het beëindigen van jouw onderneming.

Toegang tot het UBO-register weer verruimd voor bepaalde groepen 

Sinds 2022 was publieke inzage in het UBO-register tijdelijk niet meer mogelijk vanwege privacyoverwegingen. Met de nieuwe wet die per 16 juli 2025 in werking is getreden, krijgen meerdere partijen weer toegang tot de gegevens van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s). Dit zijn bevoegde en meldingsplichtige entiteiten zoals notarissen, banken, accountants, overheidsinstanties met een wettelijke taak en personen die hun eigen UBO-gegevens opvragen. Ook anderen met een aantoonbaar legitiem belang kunnen nu toegang krijgen. Ondanks de inwerkingtreding van deze nieuwe wet hebben de geautoriseerde groepen op dit moment nog geen toegang tot het UBO-register. Naar verwachting zal de digitale toegang voor de geautoriseerde groepen pas in het tweede kwartaal van 2026 worden opengesteld. Voor bedrijven en dga’s is het belangrijk om op de hoogte te zijn van deze wijziging, zeker bij het delen van UBO-informatie en bij externe verzoeken om inzicht. Zorg daarom dat je je gegevens correct en actueel houdt in het UBO-register en neem op tijd contact met ons op in het geval van wijzigingen in de UBO-informatie.

Deadline 1 juli 2026 in zicht: controleer tijdig je statuten 

Op grond van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) geldt dat vanaf 1 juli 2026 geen enkele bestuurder of commissaris van een vereniging of stichting het recht mag hebben om de meerderheid van de stemmen uit te brengen. Als je statuten nog een bepaling bevatten die een bestuurder of commissaris een dergelijk meervoudig stemrecht toekent, is het noodzakelijk deze op tijd in lijn te brengen met de WBTR. Worden de statuten niet aangepast, dan vervalt per 1 juli 2026 het meervoudig stemrecht van de betreffende bestuurder of commissaris van rechtswege.

Daarnaast is het essentieel dat het bestuur duidelijke termijnen afspreekt en naleeft, bijvoorbeeld voor het aftreden van bestuurders en het nemen van besluiten. Het zorgvuldig bewaken van deze termijnen voorkomt bestuursconflicten, zorgt voor continuïteit en beperkt de aansprakelijkheid. Controleer daarom op tijd zowel je statuten als de afspraken binnen het bestuur en pas deze waar nodig aan om te voldoen aan de WBTR.

NIS2 op komst

De Nederlandse Cyberbeveiligingswet wordt in 2026 verwacht. Middelgrote en grote organisaties in o.a. energie, zorg, vervoer, financiën en digitale infrastructuur krijgen nieuwe verplichtingen, zoals registratie bij bevoegde autoriteiten (bijv. NCSC) en aantoonbare governance-eisen, inclusief training voor bestuurders en medewerkers.

Verkrijgen en behouden anbi-status

Voor het verkrijgen of behouden van de status van een algemeen nut beogende instelling is onder meer van belang dat de statuten van je instelling altijd voldoen aan de actuele wettelijke criteria. De Belastingdienst beoordeelt de statuten van anbi’s namelijk zeer kritisch. Houd er verder rekening mee dat je voldoet aan de elektronische publicatieplicht die voor anbi’s geldt. Hiervoor zijn standaardformulieren beschikbaar op de website van de Belastingdienst. Grote anbi’s zijn verplicht om gebruik te maken van de standaardformulieren voor de publicatieplicht. Daarbij dient de financiële verantwoording telkens binnen zes maanden na afloop van het boekjaar te worden geactualiseerd door hetzelfde standaardformulier. 

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons