Derdelanders hebben toegang tot Verordening 883/2004 bij legaal verblijf in EU-lidstaten

05/02/19

Het Europese Hof van Justitie heeft in een recente uitspraak bevestigd dat derdelanders toegang hebben tot de Verordening 883/2004 inzake sociale zekerheid, mits zij legaal verblijven op het grondgebied van de EU-lidstaten. Het begrip 'legaal verblijf' wordt hierbij vanuit een juridisch oogpunt ingevuld. Dit houdt in dat de betreffende persoon een tijdelijk of permanent verblijfsrecht in een van de lidstaten dient te bezitten. Met deze uitspraak wijkt het Hof van Justitie af van de eerdere conclusie van A-G Wahl in deze zaak.

Achtergrond

In de betreffende casus ging het om een Rus en een Oekraïner die beide niet woonachtig zijn in de Europese Unie. Zij zijn werkzaam voor een in Nederland gevestigde werkgever die ijsshows organiseert. De werknemers komen ieder jaar een paar weken naar Nederland om te trainen voorafgaand aan de verschillende shows die worden gegeven in diverse Europese lidstaten. Zij verbleven binnen de Europese Unie op basis van een Schengenvisum, dat werd aangevuld met de benodigde nationale visa in andere landen. 

Deze zogenoemde 'derdelanders' (personen zonder nationaliteit van één van de EU-landen) hebben in principe geen toegang tot Verordening 883/2004 inzake sociale zekerheid. In een aparte Verordening (1231/2010) is voor derdelanders vastgelegd dat de Verordening 883/2004 alsnog op hun situatie van toepassing is als zij alleen vanwege hun nationaliteit niet onder de Verordening vallen, zij legaal verblijven op het grondgebied van de EU en zich niet in een zuiver nationale situatie bevinden.

In deze specifieke casus gaat het om de invulling van het begrip 'legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven'. Dit begrip staat niet gedefinieerd in een van de Verordeningen en de vertaling van dit begrip verschilt in de diverse taalversies van de Verordening.

Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak aangegeven dat bij uitleg van het begrip 'legaal verblijf' moeten worden gekeken naar de algemene opzet en het doel van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt. Bij een dergelijke uitleg komt volgens het Europese Hof van Justitie naar voren dat het begrip 'legaal verblijf' een juridisch criterium is, waaraan wordt voldaan indien een persoon een tijdelijk of permanent verblijfsrecht bezit. De duur van de aanwezigheid van derdelanders binnen de EU of het feit dat zij hun gewone centrum van belangen (i.e. woonplaats) in een derde land behouden, speelt hierbij geen rol.

In de concrete casus van de Rus en de Oekraïner houdt dit in dat zij toegang hebben tot Verordening 883/2004, aangezien zij legaal verblijven en werken binnen de EU op basis van een Schengenvisum (aangevuld met nationale visa). De verwijzende rechter dient vervolgens te bepalen of beide personen op basis van toepassing van de regels voor het werken in meerdere lidstaten uit Verordening 883/2004 ook onderworpen zijn aan het Nederlandse socialezekerheidsstelsel. 

Wat betekent dit voor u als werkgever?

Het huidige beleid van de SVB dat Verordening 883/2004 niet van toepassing is op derdelanders die buiten de Europese Unie wonen (en daardoor geen A1-verklaringen aan deze groep verstrekt) is niet langer houdbaar op basis van deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Indien derdelanders legaal verblijven in de EU-lidstaten en er geen sprake is van een zuiver nationale situatie, dan is Verordening 883/2004 op hun situatie van toepassing. Indien deze groep zich in een detacheringssituatie bevindt of in meerdere EU-lidstaten werkt, dan kan dus een A1-verklaring worden aangevraagd om de dekking bij het betreffende sociale zekerheidsstelsel te bewijzen.

Conclusie A-G

A-G Wahl heeft in zijn eerdere conclusie aangegeven dat beide werknemers geen toegang hebben tot Verordening 883/2004, omdat zij niet in het bezit zijn van een verblijfsvergunning op basis van Unierecht of nationaal recht en daardoor niet legaal op het grondgebied van de EU-lidstaten verblijven. De A-G heeft deze uitleg gebaseerd op basis van de context en doelstelling van Verordening 1231/2010, waaruit bleek dat de juridische status van derdelanders moet blijken uit een verblijfstitel. Een visum kan hierbij niet worden aangemerkt als verblijfstitel, waardoor de Rus en de Oekraïner volgens de A-G niet legaal verbleven op het grondgebied van de lidstaten. Het Europese Hof van Justitie heeft deze conclusie niet gevolgd.

Contact

Daniël Sternfeld

Daniël Sternfeld

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 28 89

Volg ons