Goede keuzebegeleiding door pensioenuitvoerders van groot belang

08/11/22

Aandachtspunten leidraad AFM

De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft donderdag 3 november haar voorlopige leidraad keuzebegeleiding voor pensioenuitvoerders gepubliceerd. In dit artikel zetten PwC-experts Bianca van der Goes en Rutger Kootstra de belangrijkste aandachtspunten op een rij. ‘Het is belangrijk dat pensioenuitvoerders zorg dragen voor goede informatievoorziening en keuzebegeleiding. Hierin kunnen zij het verschil maken voor de deelnemers.’

Inrichten, uitvoeren en doorlopend verbeteren van keuzebegeleiding

Het doel van de voorlopige leidraad is het verschaffen van guidance over de keuzebegeleiding door pensioenuitvoerders. De leidraad besteedt onder andere aandacht aan de aspecten waarop de AFM bij het toezicht gaat letten. Verder gaat de AFM in op het proces van het inrichten, het uitvoeren en het doorlopend verbeteren van de keuzebegeleiding. ‘Voor de volledigheid merken wij op dat pensioenuitvoerders ook op een andere manier tot een adequate keuzebegeleiding mogen komen’, meldt Van der Goes. De leidraad is een hulpmiddel voor de inrichting, de uitvoering en de monitoring van de keuzebegeleiding en omvat - in het kort - het volgende:

Inrichting

Voor een goede keuzebegeleiding is het van belang dat pensioenuitvoerders de doelstelling(en) van keuzebegeleiding vaststellen. Verder is het belangrijk dat pensioenuitvoerders deelnemers van correcte, duidelijke, evenwichtige en tijdige informatie voorzien. De vormgeving en de inrichting van de persoonlijke keuzeomgeving is daarbij zeer belangrijk. ‘De informatie die de pensioenuitvoerders delen, moet namelijk aansluiten bij de deelnemer en aanzetten tot relevante actie’, verduidelijkt Kootstra. ‘Het is dus van belang dat pensioenuitvoerders het hele proces inrichten vanuit het deelnemersbelang; dit draagt bij aan het verstrekken van de juiste informatie.’

Inrichting

Voor een goede keuzebegeleiding is het van belang dat pensioenuitvoerders de doelstelling(en) van keuzebegeleiding vaststellen. Verder is het belangrijk dat pensioenuitvoerders deelnemers van correcte, duidelijke, evenwichtige en tijdige informatie voorzien. De vormgeving en de inrichting van de persoonlijke keuzeomgeving is daarbij zeer belangrijk. ‘De informatie die de pensioenuitvoerders delen, moet namelijk aansluiten bij de deelnemer en aanzetten tot relevante actie’, verduidelijkt Kootstra. ‘Het is dus van belang dat pensioenuitvoerders het hele proces inrichten vanuit het deelnemersbelang; dit draagt bij aan het verstrekken van de juiste informatie.’

Doorlopend verbeteren

Ook is het belangrijk dat pensioenuitvoerders de keuzebegeleiding doorlopend monitoren en periodiek evalueren. ‘Denk aan het continue monitoren van het gedrag van de deelnemers en de maatschappij’, zegt Van der Goes. ‘Ook is het belangrijk dat pensioenuitvoerders ervoor zorgen dat geautomatiseerde informatiesystemen (naar behoren) functioneren.’

‘Belangrijk om op te merken, is dat de leidraad pas gaat gelden vanaf het moment dat de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking treedt’, vult Kootstra aan. ‘De Tweede Kamer heeft deze op het moment van schrijven nog in behandeling. Als de keuzebegeleidingsnorm nog verandert, kan dat impact hebben op de inhoud van de leidraad.’

Uitbreiding zorgplicht pensioenuitvoerders

Als gevolg van de stelselwijziging wordt de zorgplicht voor pensioenuitvoerders (verder) uitgebreid. Zo worden de wettelijke informatievoorschriften aangepast en verbeterd, en moeten pensioenuitvoerders meer rekening houden met de kenmerken van de nieuwe premieregelingen (onder meer reserves, lifecycle beleggen). Daarnaast moeten zij deelnemers (beter) begeleiden bij de keuzes die ze kunnen maken op basis van hun nieuwe pensioenregeling of volgend uit de pensioenwet. Van der Goes: ‘Het enkel verstrekken van algemene informatie aan de deelnemers volstaat in dat geval niet (langer) en biedt onvoldoende ondersteuning. In het nieuwe pensioenstelsel moeten de pensioenuitvoerders de deelnemers begeleiden bij het maken van keuzes.’

Verbeteren van de informatievoorziening

Pensioenuitvoerders zijn op basis van de Pensioenwet al verplicht deelnemers correct, duidelijk, evenwichtig en tijdig te informeren. Dit geldt ook ten aanzien van de keuzemogelijkheden die een deelnemer heeft. Via de Wtp is daarnaast ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening richting deelnemers voor specifieke onderdelen (uit de Wtp). Enkele voorbeelden zijn:

Keuzemoment (vast/variabel)

Als deelnemers een keuze hebben tussen een vaste en een variabele uitkering moeten pensioenfondsen volgens de Wtp bij het keuzemoment de meest geschikte variant aanbieden. Dat wil zeggen, de optie die het beste aansluit op de risicohouding van de deelnemer. Kootstra: ‘Wij zien in de wet- en regelgeving echter alleen dat als er sprake is van een uitkering die bestaat uit een vast en een variabel deel, dat nieuw is toegevoegd dat de pensioenuitvoerder op het keuzemoment de meest geschikte combinatie moet aanbieden.’

Beleggen

Als gevolg van de Wtp moeten pensioenfondsen op hun website voor deelnemers informatie beschikbaar stellen over de beleggingen en het beleggingsbeleid van het fonds. Deze informatie moet onder andere inzicht bieden in de beleggingsresultaten van het collectieve vermogen en daarbij onderscheid maken tussen de verschillende beleggingscategorieën en de verhouding van de resultaten tot het beleggingsbeleid.

Solidariteitsreserve

Pensioenfondsen moeten in het pensioenoverzicht van de deelnemers gepersonaliseerde informatie gaan delen over wijzigingen in de hoogte van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve (bijvoorbeeld een toename of een afname van de reserve).

Transitie-informatie

Fondsen zijn verplicht zowel voor als na de transitie een pensioenoverzicht aan de deelnemers te verstrekken. In deze transitie-informatie moet staan welke gevolgen de transitie heeft voor de hoogte van het pensioen van de deelnemer. Zo heeft een deelnemer inzicht in de pensioensituatie (hoogte pensioenpot) vlak vóór en na de transitie. In eerste instantie volstond het om tijdig vóór de transitie informatie over onder meer de hoogte van het te verwachten pensioen te delen, maar dit is aangepast middels een nota van wijziging.

Pensioenoverzicht en Pensioen 1-2-3

Als gevolg van de Wtp zijn pensioenuitvoerders niet langer (wettelijk) verplicht het ‘oude’ UPO-model te gebruiken. Het UPO-model staat voor ‘uniform pensioenoverzicht’ en bevat informatie over het pensioen van een deelnemer. Het woord ‘UPO’ wordt afgeschaft en vervangen door ‘Pensioenoverzicht’. De ‘nieuwe’ variant is vormvrij, maar deelnemers moeten nog wel periodiek (veelal jaarlijks) alle noodzakelijke informatie krijgen.

Verder bleek uit evaluaties dat het Pensioen 1-2-3 niet of nauwelijks werd gebruikt. Deze wordt daarom net als het UPO afgeschaft. Hierdoor krijgen pensioenuitvoerders (weer) meer vrijheid om zelf de vormgeving en de invulling van de informatievoorziening te regelen. Dit zou moeten leiden tot een informatievoorziening die beter aansluit bij de doelgroep. 

Door de leden Nijboer (PvdA) en Maatoug (GL) is inmiddels een amendement ingediend om het UPO te behouden. De vaste rubrieken en de volgorde van informatie dragen volgens Nijboer en Maatoug bij aan de begrijpelijkheid en de vergelijkbaarheid van pensioenregelingen en dienen als aanvulling op de communicatie op mijnpensioenoverzicht.nl.

Pensioenfondsen moeten deelnemers aanzetten tot relevantie acties

Pensioenuitvoerders worden verder verplicht ervoor te zorgen dat de informatie die zij verstrekken aan deelnemers, aanzet tot relevante acties door diezelfde deelnemers. ‘In de Wtp is aanvullend geregeld dat de pensioenuitvoerder de informatie op zo’n wijze deelt dat het de deelnemer aanzet tot relevante actie(s)’, vertelt Van der Goes. ‘Het betreft hier een open norm, dus het is aan de pensioenuitvoerders te bepalen hoe ze voldoen aan deze wettelijke bepaling. Niet in alle gevallen hoeft de informatie die de uitvoerder deelt activerend te zijn; dit dient de uitvoerder per situatie te beoordelen.’

Toegestane advisering voor pensioenfondsen

De komende jaren wordt meer ‘activiteit’ van de pensioenuitvoerder gevraagd en verwacht. Pensioenuitvoerders zullen deelnemers - naast het informeren - actief moeten begeleiden bij het maken van keuzes. Het begeleiden bij keuzes betekent niet automatisch ook adviseren. In december 2021 heeft de AFM een interpretatie uitgebracht over het verschil tussen informeren en adviseren over financiële producten. De leidraad verwijst hier ook naar. In het kort kunnen we concluderen dat pensioenuitvoerders (op z’n minst) de volgende advisering mogen uitvoeren:

  1. Inzage geven in de risico’s van de deelnemer
  2. Adviseren over wettelijke keuzes die een deelnemer heeft (dit mag een persoonlijk advies zijn over ‘iets wel of niet doen’)
  3. Adviseren over keuzes die voortvloeien uit een pensioenregeling (mag een persoonlijk advies zijn over ‘iets wel of niet doen’) 

Kootstra: ‘Als een pensioenuitvoerder onverplicht persoonlijk advies geeft, moet het ook op een juiste wijze (‘goed’) gebeuren. Anders loopt de uitvoerder aansprakelijkheidsrisico’s. Over de vormgeving van de (mogelijke) advisering zullen pensioenuitvoerders dus goed moeten gaan nadenken en wij als PwC kunnen daarbij helpen.’

Contact us

Rutger Kootstra

Rutger Kootstra

Senior Manager Consulting Insurance & Pensions, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 044 96 16

Volg ons