Dividendbelasting hoofdkantoren: afrekenen bij de grens

02/11/21

Dit artikel is bijgewerkt tot en met december 2021.

Vrijdag 10 juli 2020 heeft GroenLinks een initiatiefwetsvoorstel gepubliceerd teneinde het verlies van de (veronderstelde) Nederlandse dividendbelastingclaim tegen te gaan, die mogelijk optreedt bij verhuizing van hoofdkantoren vanuit Nederland naar het buitenland.

In september tot en met december 2021 is het wetsvoorstel aangepast middels vier opeenvolgende Nota’s van Wijziging. Deze aanpassingen zouden de door de Raad van State aangestipte bezwaren moeten wegnemen en zijn hieronder verwerkt.

Met dit wetsvoorstel beoogt GroenLinks om bedrijven die overwegen hun hoofdkantoor vanuit Nederland te verplaatsen naar het buitenland, op andere gedachten te brengen.

Wat betekent dit voor u?

Het initiatiefwetsvoorstel is van belang voor twee groepen. In de eerste plaats zijn dit de vennootschappen die betrokken zijn bij een zetelverplaatsing met als bestemming een non-EU/EER-staat die zelf geen dividendbelasting kent of die een step-up geeft bij binnenkomst (“kwalificerend buitenland”). In de tweede plaats zijn dit de aandeelhouders in dergelijke vennootschappen, voor zover deze zijn gevestigd in non-EU/EER-staten waarmee Nederland géén belastingverdrag heeft gesloten. Naast zuivere zetelverplaatsingen worden ook grensoverschrijdende juridische fusies, splitsingen of aandelenfusies onder de regeling gebracht. Het wetsvoorstel heeft (vanuit doelmatigheidsoverwegingen) een franchise van 50 miljoen van de winstreserves. Voor het meerdere wordt een vennootschap die vertrekt naar een kwalificerende staat onder dit wetsvoorstel belast.

Belastbaar feit

Het wetsvoorstel is gericht tegen verschillende manieren waarop een hoofdkantoor kan worden verplaatst naar het buitenland, als gevolg waarvan de (veronderstelde) Nederlandse dividendbelastingclaim zou kunnen worden afgeschud. Met name introduceert het wetsvoorstel de volgende vier gevallen als belastbaar feit:  

  1. Grensoverschrijdende zetelverplaatsing van een vennootschap vanuit Nederland;
  2. Grensoverschrijdende juridische fusie van een Nederlandse vennootschap;
  3. Grensoverschrijdende splitsing van een Nederlandse vennootschap;
  4. Grensoverschrijdende aandelenfusie van een Nederlandse vennootschap.

Om binnen het bereik van het wetsvoorstel te vallen moet de bestemming van de vennootschap een kwalificerend buitenland zijn, dat wil zeggen een non-EU/EER-staat die zelf geen dividendbelasting kent of die een step-up geeft bij binnenkomst.

Onder dit wetsvoorstel wordt er alleen geheven van beleggers in non-EU/EER-staten waarmee Nederland géén belastingverdrag heeft gesloten.

Het wetsvoorstel bevat een terugwerkende kracht tot 8 december 2021, 09.00 uur.

Heffingsgrondslag

Indien een van deze situaties zich voordoet, dient de vennootschap op basis van het wetsvoorstel aangifte dividendbelasting te doen. De dividendbelasting wordt door de vennootschap voldaan ten laste van de aandeelhouders (beleggers). De grondslag waarover de belasting wordt geheven, is de zogenaamde "zuivere winst” van een vennootschap. De “zuivere winst” omvat niet alleen de zichtbare winstreserves van een vennootschap, maar ook de latente winstreserves. Een en ander verminderd met het (erkende) gestorte kapitaal en een franchise van 50 miljoen euro.

In beginsel is over dit bedrag op dat moment dividendbelasting verschuldigd, zij het dat wel rekening wordt gehouden met de bestaande inhoudingsvrijstellingen in deelnemingssituaties en dergelijke. De voorgestelde eindafrekeningsverplichting betreft dus met name de dividendbelastingclaim die rust op de winstreserves waartoe de portfolio-aandeelhouders van een beursvennootschap zijn gerechtigd.

Uitzondering: de heffing is ‘conditioneel’

Voorwaarde voor de heffing is - kort gezegd - dat als gevolg van de verhuizing (een van de hierboven beschreven vier gevallen) de (veronderstelde) dividendbelastingclaim wordt afgeschud. Als de Nederlandse dividendbelastingclaim wordt ingewisseld door een buitenlandse vergelijkbare claim, is de heffing niet van toepassing. In het wetsvoorstel wordt daarom als voorwaarde gesteld dat het moet gaan om een verhuizing naar een kwalificerend buitenland.

Het wetsvoorstel definieerde het begrip “kwalificerend buitenland” oorspronkelijk als een land dat geen met de Nederlandse dividendbelasting vergelijkbare bronbelasting op dividenden kent, dan wel een land dat bij binnenkomst de (latente) winstreserves aanmerkt als gestort kapitaal (dat wil zeggen een “step-up” geeft). Bij de Vierde Nota van Wijziging van 8 december 2021, is hieraan toegevoegd dat het een non-EU/EER buitenland moet betreffen. Met de uitsluiting van EU/EER-lidstaten wordt mogelijke strijdigheid met de vrijheid van vestiging voorkomen.

Géén uitstel van betaling

De inhoudingsplichtige entiteit krijgt voor de eindafrekening géén uitstel van betaling of mogelijke kwijtschelding zoals opgenomen in eerdere versies van het wetsvoorstel. De eindheffing dividendbelasting wordt onmiddellijk bij vertrek geheven.

Wettelijk verhaalsrecht op aandeelhouder

In het oorspronkelijke wetsvoorstel bestond er onduidelijkheid over wie het belastingsubject van de heffing is. Voor de reguliere dividendbelasting is dat namelijk niet de uitkerende vennootschap, maar de aandeelhouder. Echter, deze dividendbelasting wordt geheven bij de vennootschap maar wel (ten laste) van de aandeelhouder. Het wetsvoorstel voorziet in een wettelijk verhaalsrecht voor de vennootschap op de aandeelhouders die het dividend daadwerkelijk ontvangen.

Spiegelbeeldsituaties (step-up bij immigratie)

Het wetsvoorstel voert niet alleen een eindafrekening in bij zetelverplaatsing vanuit Nederland, maar regelt omgekeerd ook een step-up in de situatie dat een buitenlandse vennootschap Nederland binnenkomt. Dit betreft een uitbreiding ten opzichte van de nu al bestaande step-upregeling voor gevallen van grensoverschrijdende splitsing, fusie of aandelenruil. Het initiatiefwetsvoorstel behandelt in dit opzicht immigraties naar Nederland en emigraties vanuit Nederland in grote lijnen op neutrale wijze. 

Vestigingsplaatsfictie

Voorts wordt een vestigingsplaatsfictie ingevoerd voor rechtspersonen die zijn opgericht naar buitenlands recht, en die ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd zijn geweest. Deze rechtspersonen worden vervolgens na hun zetelverplaatsing vanuit Nederland nog gedurende tien jaar geacht in Nederland gevestigd te zijn. Deze uitbreiding geldt zowel voor de dividendbelasting als voor de vennootschapsbelasting. 

Tot slot

Wij merken op dat het initiatiefwetsvoorstel vanzelfsprekend pas wet wordt als beide Kamers er mee instemmen. Tijdens het parlementaire traject kunnen ook nog de nodige aanpassingen optreden. Op dit moment is het wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer.

Contact

Mariska van der Maas

Mariska van der Maas

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 422 10 29

Michel van Dun

Michel van Dun

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 042 11 99

Maarten van Brummen

Maarten van Brummen

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 061 65 09

Maarten de Wilde

Maarten de Wilde

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 419 67 89

Volg ons