Steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt

01/09/20

Op 28 augustus 2020 presenteerde het kabinet het derde noodpakket in het kader van de coronacrisis. Het kabinet noemt het derde pakket ‘steun- en herstelpakket voor economie en arbeidsmarkt’. Dit is de opvolger van het noodpakket banen en economie (17 maart 2020) en noodpakket 2.0 (20 mei 2020). Wij zullen hieronder met name ingaan op de verlenging van de steunmaatregelen.

Steunmaatregelen vanaf 1 oktober 2020

Op basis van het nieuwe pakket worden de NOW, Tozo en de Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB verlengd tot en met juni 2021. Gedurende de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 juni 2021 worden deze regelingen stapsgewijs afgebouwd en aangescherpt.

Dit steun- en herstelpakket is dan ook bedoeld om bedrijven de ruimte te geven om zich voor te bereiden op de nieuwe toekomst en beter te kunnen inspelen op de nieuwe economische situatie.

Op fiscaal vlak is ook van belang dat er voor bedrijven die uitstel van betaling hebben gekregen een terugbetalingsregeling komt van twee jaar. Onderdeel van het steun- een herstelpakket zijn ook een aanvullend sociaal pakket en nieuwe maatregelen gericht op investeringen. Daarnaast worden specifieke sectoren, zoals de culturele en creatieve sector, gesteund met extra geld.

NOW 3

Het kabinet verlengt de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) per 1 oktober met drie tijdvakken van drie maanden. In het eerste tijdvak komen bedrijven met een omzetdaling van ten minste 20% nog in aanmerking voor steun. Vanaf het tweede tijdvak (per 1 januari 2021) moet er sprake zijn van ten minste 30% omzetdaling. De hoogte van de tegemoetkoming in de loonkosten wordt in stappen afgebouwd. Tegelijk komt er ruimte voor werkgevers om de loonsom te laten dalen zonder dat dit leidt tot vermindering van de subsidie.

Op dit moment is over NOW-3 al het volgende bekend:

  • NOW 3 geldt tot 1 juli 2021 (3 tijdvakken van 3 maanden: 1 oktober 2020 t/m 31 december 2020; 1 januari 2021 t/m 31 maart 2021; en 1 april t/m 30 juni 2021). Voor elk tijdvak afzonderlijk kan de werkgever besluiten een beroep te doen op NOW 3.
  • Het minimale omzetverlies om aanspraak te kunnen maken op NOW, gaat vanaf het tweede tijdvak omhoog van 20% naar 30%.
    Het maximale vergoedingspercentage gaat geleidelijk omlaag. Bij NOW 1 en NOW 2 werd maximaal 90% van de loonsom vergoed (bij een omzetverlies van 100%). Voor NOW 3 geldt: in het eerste tijdvak bedraagt het maximale vergoedingspercentage 80%, in het tweede tijdvak 70% en in het derde tijdvak 60%.
  • Werkgevers krijgen de mogelijkheid om de totale loonsom met een bepaald percentage (het 'vrijstellingspercentage') te laten dalen zonder gevolgen voor de hoogte van de tegemoetkoming in de loonkosten. Het vrijstellingspercentage voor de loonsom bedraagt 10% in het eerste tijdvak, 15% in het tweede tijdvak en 20% in het derde tijdvak.
  • De korting die in de NOW 2 wordt toegepast op het moment dat er sprake is van bedrijfseconomisch ontslag wordt losgelaten.
    In het eerste en tweede tijdvak van NOW 3 wordt per werknemer maximaal 2x het dagloon (9.538 euro) per maand vergoed, net als in voorgaande NOW-regelingen. In het derde tijdvak (april t/m juni 2021) wordt het te vergoeden loon per werknemer verlaagd naar maximaal 1x het dagloon.
  • De inspanningsverplichting gericht op scholing en het verbod op het uitkeren van dividend en bonusuitkeringen blijven in NOW 3 bestaan.
  • De vaste (forfaitaire) opslag voor de werkgeverslasten, zoals vakantiegeld en pensioenpremies, blijft 40%. 
  • Voor deelname aan NOW 3 per 1 oktober maakt het niet uit of u eerder wel of niet van de NOW-regeling gebruik heeft gemaakt.
    Het UWV streeft ernaar het eerstvolgende aanvraagtijdvak per 16 november 2020 te openen. Daarbij kan met terugwerkende kracht een aanvraag worden ingediend voor het eerste tijdvak (1 oktober tot en met 31 december 2020).

De precieze voorwaarden van NOW 3 worden nog nader uitgewerkt en zullen uiterlijk 1 oktober bekend worden gemaakt.

Tozo 3 (inkomensondersteuning voor zelfstandigen)

Ook de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) wordt met negen maanden verlengd tot en met 30 juni 2021. Met de Tozo worden zelfstandig ondernemers ondersteund die vanwege de coronacrisis te maken hebben met derving van inkomsten en met liquiditeitsproblemen.

Voor Tozo 3 wordt in aanvulling op de al bestaande inkomenstoetsen een beperkte vermogenstoets ingevoerd. Deze toets houdt in dat ondernemers met meer dan 46.520 euro aan direct beschikbare geldmiddelen (zoals contant geld, bank- en spaarsaldo, aandelen, obligaties en opties e.d.) niet in aanmerking komen voor Tozo 3. Ander vermogen, waaronder dat uit de eigen woning, afgeschermd pensioen, bedrijfspand, machines, zakelijke apparatuur en voorraden, wordt buiten beschouwing gelaten.

Per 1 januari 2021 zal het kabinet zelfstandigen waar nodig ook ondersteunen om zich voor te bereiden op een nieuwe toekomst, hetzij als zelfstandig ondernemer, hetzij als werknemer in loondienst. Gemeenten krijgen extra middelen om per 1 januari 2021 zelfstandig ondernemers coaching, advies en bij-of omscholing aan te bieden.

TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB) en andere maatregelen voor het mkb

Ook de TVL-regeling wordt met drie keer drie maanden verlengd tot en met 30 juni 2021. Mkb-ondernemers (maximaal 250 werknemers) kunnen - bovenop de tegemoetkoming loonkosten (NOW) - in aanmerking komen voor een belastingvrije tegemoetkoming om hun vaste materiële kosten te kunnen betalen. Voor het eerste tijdvak (1 oktober 2020 t/m 31 december 2020 ) geldt de huidige voorwaarde van minimaal 30 % omzetverlies door de coronacrisis. Voor het tweede tijdvak (1 januari 2021 t/m 31 maart 2021) wordt de omzetdervingsgrens verhoogd naar 40% en voor het derde tijdvak (1 april 2021 t/m 30 juni 2021) wordt de grens op 45% omzetverlies gesteld.

Het percentage van de vaste kosten dat middels de TVL wordt vergoed, blijft 50%. Het maximale subsidiebedrag wordt verhoogd naar € 90.000 per drie maanden. Zo kan de TVL beter tegemoetkomen aan het (midden)grote mkb, voor wie de huidige cap van 50.000 euro voor vier maanden te laag is om een wezenlijke bijdrage aan de vaste kosten te leveren.

De extra, verruimde of meer toegankelijke kredietverlening en -garanties aan kleine en middelgrote bedrijven uit het eerste noodpakket (BMKB, GO, KKC) blijven ook na 1 oktober 2020 beschikbaar. Tot slot komt er een omscholingssubsidie beschikbaar voor mkb-werkgevers in kraptesectoren, zoals in de techniek waar extra werk ligt om bijvoorbeeld de klimaat- en energietransitie uit te voeren. De regeling stimuleert ondernemers om nieuwe werknemers aan te nemen en bevordert zo het overstappen van mensen tussen sectoren.

BUVB (bijzonder uitstel van belasting)

Tot 1 oktober 2020 kunnen ondernemers bijzonder uitstel van betaling aanvragen. Deze periode wordt niet verlengd. Daarmee loopt voor alle ondernemers het uitstel uiterlijk op 1 januari 2021 af. Dus vanaf die datum moeten alle ondernemers weer voldoen aan betalingsverplichtingen die nieuw opkomen. Ondernemers die drie maanden uitstel hebben aangevraagd – en geen verlenging van het uitstel hebben gekregen of dit niet hebben aangevraagd – moeten na afloop van de driemaandentermijn direct al hun nieuwe betalingsverplichtingen hervatten. Dat kan dus eerder zijn dan 1 januari 2021.

In de praktijk betekent dit dat ondernemers weer tijdig belasting moeten betalen over de tijdvakken van het vierde kwartaal 2020, van december 2020 en van de 13e vierwekenperiode 2020. De betalingsverplichting over die tijdvakken ontstaat immers in 2021.

Voor het aflossen van de opgebouwde belastingschuld (onder de BUBV) komt een ruime betalingsregeling vanaf 1 januari 2021. Het kabinet geeft ondernemers tot 1 januari 2023 de gelegenheid om de opgebouwde belastingschuld in maximaal 24 gelijke maandelijkse termijnen af te lossen. Tijdens de aflossingsregeling voor het corona-uitstel wordt er niet verrekend met eventuele belastingteruggaven en worden er in beginsel geen nadere voorwaarden gesteld.

Als een onderneming niet in staat is de opgebouwde belastingschuld binnen 24 maanden af te lossen, zal er worden gezocht naar maatwerkoplossingen. Dat kan zijn in de vorm van langer uitstel op grond van bestaand beleid. Daarbij kan de Belastingdienst een nadere onderbouwing verlangen van de betalingsproblemen en het perspectief op het oplossen daarvan. Daarnaast kan de Belastingdienst hierbij zekerheden vragen.

Ondernemers aan wie uitstel van betaling is verleend, ontvangen binnenkort een brief met algemene informatie over de hoofdlijnen van afbouw van de uitstelregeling. In december 2020 volgt een gedetailleerde brief met informatie over een betalingsregeling voor de opgebouwde schuld, waarvan de eerste termijn eind januari 2021 vervalt.

Het versoepelde beleid ten aanzien van de g-rekening blijft gelden, zolang de betalingsregeling van maximaal 24 maanden loopt. Voorwaarde hierbij is dat de ondernemer zich aan de lopende betalingsverplichtingen en aflossingsverplichtingen houdt. Het versoepelde beleid ten aanzien van de g-rekening loopt definitief af op 1 januari 2023.

Verder komt de tijdelijke versoepeling ten aanzien van de betalingsverzuimboetes per 1 januari 2021 te vervallen. Het niet tijdig afdragen van belastingen op aangifte wordt dan bijvoorbeeld weer regulier beboet.

Belasting- en invorderingsrente

Om de rentekosten voor ondernemers te beperken, heeft het kabinet de in rekening te brengen invorderingsrente tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Het kabinet verlengt de verlaagde invorderingsrente van 0,01% tot en met 31 december 2021. Dit zorgt ervoor dat ondernemers de komende tijd ook vrijwel geen rentekosten hebben op de belastingschuld die ze aan het aflossen zijn.

De belastingrente zal per 1 oktober 2020 weer teruggaan naar het oorspronkelijke niveau van 4%. Belastingrente wordt – kort gezegd – in rekening gebracht als een aanslag door toedoen van de ondernemer te laat kan worden vastgesteld of als in de aanslag wordt afgeweken van de aangifte. De belastingrente voor de vennootschapsbelasting zal tot en met 31 december 2021 ook op 4% worden gesteld, in plaats van op het oorspronkelijke niveau van 8%.

Reisaftrek in de IB, hypotheekrenteaftrek en energiebelasting

Voor het jaar 2020 mag de reisaftrek in de inkomstenbelasting worden toegepast alsof de werknemer zijn reispatroon van vóór de coronacrisis heeft voortgezet, onder voorwaarde dat de reiskosten van de werknemer (bijvoorbeeld een ov-jaarabonnement) ongewijzigd zijn.

Daarnaast wordt de maatregel dat recht op hypotheekrenteaftrek wordt behouden bij uitstel van hypotheekbetalingen (de zogenoemde betaalpauze) verlengd tot en met 31 december 2020. Tot en met deze datum kan een betaalpauze worden aangevraagd en verleend. Ook zal de maximale termijn hiervan nog eenmalig worden verlengd – dat was oorspronkelijk zes maanden – zodat een betaalpauze in totaal maximaal twaalf maanden kan duren.

Tijdelijk was goedgekeurd dat energieleveranciers onder bepaalde voorwaarden geen Energiebelasting (EB) en Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) verschuldigd worden voor leveringen van elektriciteit en aardgas in de maanden april tot en met september. Omdat het bijzonder uitstel van betaling niet wordt verlengd, wordt ook deze goedkeuring voor de EB en ODE niet verlengd.

Aanvullend sociaal pakket

Om mensen te ondersteunen en hen te helpen zich aan te passen aan de veranderde arbeidsmarkt, trekt het kabinet €1,4 miljard uit voor een aanvullend sociaal pakket. Dit omvangrijke herstelpakket moet in samenhang worden gezien met de overbruggingsmaatregelen NOW, TVL en Tozo. Met het herstelpakket worden werkgevers en werkenden ondersteund om in te spelen op de economische situatie.

Er komt onder meer geld beschikbaar voor begeleiding bij het vinden van nieuw werk door UWV en gemeenten. Ook komt er meer geld vrij voor om- en bijscholing. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in een economische crisis extra ondersteunen, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak. Ook wil het kabinet mensen met een hoog risico op armoede en problematische schulden helpen.

Nieuwe maatregelen gericht op investeringen

Het herstel- en steunpakket is breder dan de eerdere twee noodpakketten, en richt zich ook op investeringen. Het pakket aan maatregelen gericht op investeringen is vormgegeven langs vier lijnen: het versnellen van publieke investeringen; het uitlokken en aanjagen van private investeringen; het versterken van de solvabiliteitspositie van Nederlandse bedrijven en het stimuleren van innovatie.

Publieke investeringen in onder meer infrastructuur ter waarde van twee miljard euro worden naar voren gehaald. Het kabinet investeert daarnaast in een nationale scale-up faciliteit (150 miljoen euro) en reserveert 300 miljoen euro om eventueel te kunnen participeren in een beoogd privaat fonds om (middel)grote bedrijven te herkapitaliseren.

Ook stelt het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar om het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) extra aan te vullen, zodat zij innovatieve mkb-ondernemingen via financiering kunnen versterken. Het kabinet heeft 255 miljoen euro vrijgemaakt voor cofinanciering van EU-programma’s gericht op regionale ontwikkeling, innovatie, duurzaamheid en digitalisering.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons