Familiestichtingen en ANBI’s onder de loep

30/04/25

Dit artikel is gebaseerd op de informatie zoals deze op 29 april 2025 bekend was.

Recente ontwikkelingen wijzen op een toenemende focus op transparantie en rechtvaardiging van de bestaande gunstige fiscale behandeling van stichtingen, met name familiestichtingen, al dan niet met een ANBI-status. Deze organisaties doen er goed aan zich voor te bereiden op mogelijk strengere regels en meer toezicht in de nabije toekomst. 

Zo heeft recent fiscaal onderzoek naar familiestichtingen geleid tot belangrijke inzichten en beleidsvoornemens. De staatssecretaris en de Tweede Kamer reageren op deze bevindingen met voorstellen om oneigenlijk gebruik van fiscale voordelen aan te pakken. Daarbij spelen de aanbevelingen van de recente evaluatie ANBI- en SBBI-regeling een rol, alsook de aangekondigde invoering van twee digitale ANBI-portals.

Onderzoek naar familiestichtingen 

Het onderzoeksrapport over familiestichtingen onthult de volgende opvallende bevindingen over Nederlandse familiestichtingen:

  • Begin 2022 waren in Nederland 234.000 stichtingen, waarvan 66.800 (39%) als feitelijke familiestichtingen kwalificeerden.

  • Deze stichtingen bezaten gezamenlijk € 30,8 miljard aan vermogen, voornamelijk (58% tot 97%) beleggingen zoals aandelenbelangen in bedrijven, huurwoningen en effecten.

  • Het rendement op dit vermogen in familiestichtingen wordt in 82% tot 99,7% van de gevallen niet in de belastingheffing betrokken.

  • Families achter deze stichtingen behoren in 20%-48% van de gevallen tot de top 1% rijkste huishoudens van Nederland.

  • De Belastingdienst constateert mogelijk maatschappelijk onwenselijke belastingstructuren bij deze familiestichtingen.

Reactie staatssecretaris 

Op 24 april 2025 heeft de staatssecretaris de kabinetsreactie op het onderzoek naar familiestichtingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet waardeert het dat veel familiestichtingen een belangrijke schakel vormen voor het geven aan goede doelen. Dat rechtvaardigt ook een gunstige fiscale behandeling voor stichtingen die hun geld aan goede doelen besteden, conform de ANBI-regeling. Het kabinet erkent dat bij lang niet alle stichtingen zicht is op de aanwending van het vermogen, terwijl in de meeste gevallen geen belasting wordt geheven over het rendement. Hier bestaat een risico op ongewenst gebruik van de ANBI-regels. Daarom wil de staatssecretaris nader onderzoek laten doen naar twee thema's. 

Allereerst komt een evaluatie van de antimisbruikwetgeving over afgezonderd particulier vermogen (APV). Daarin wordt onder meer onderzocht of de bestaande wetgeving de Belastingdienst voldoende handvatten biedt om alle vormen van misbruik of oneigenlijk gebruik met APV's aan te pakken. 

Daarnaast kondigt de staatssecretaris een onderzoek aan naar de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen. De staatssecretaris streeft ernaar in het najaar een Kamerbrief te sturen naar de Tweede Kamer over de mogelijkheden om de huidige regels van de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen aan te passen, met daarbij de voor- en de nadelen. Op 26 maart 2025 tijdens het commissiedebat Nationale Fiscaliteit gaf de staatssecretaris ook aan dat er onderzocht wordt of een 'exit tax' kan worden ingevoerd voor organisaties die hun ANBI-status verliezen.

Voor de zomer volgt een kabinetsreactie op het onderzoek naar familiestichtingen ten aanzien van ANBI's en de evaluatie van de ANBI-regeling. Er wordt gewerkt aan een ANBI-portaal voor beter toezicht, zoals geregeld in het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2026, maar feitelijke ontwikkeling en invoering zal enkele jaren duren. 

Reactie Tweede Kamer 

De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van het onderzoeksrapport over familiestichtingen twee belangrijke moties aangenomen:

  1. Een verzoek aan het kabinet om beleidsopties te presenteren tegen onwenselijke belastingconstructies via familiestichtingen.

  1. Een verzoek tot onderzoek naar mogelijke willekeur bij het toekennen of intrekken van ANBI-statussen.

Evaluatie ANBI-/SBBI-regeling

Op 23 april 2025 is het rapport ‘Evaluatie ANBI- en SBBI-regelingen' gepubliceerd. Dit rapport evalueert de doeltreffendheid en doelmatigheid van de fiscale regelingen voor Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI's) en Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI's) over de periode 2016-2023. De staatssecretaris gaat de kabinetsreactie op deze evaluatie voor de zomer naar de Kamer sturen. Daarnaast zal verkend worden in hoeverre het toevoegen van strafbare feiten als grond voor intrekking van de ANBI-status in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wenselijk en mogelijk is.

Belangrijkste bevindingen ANBI-regeling

Gelet op de beperktheid van data en het relatief geringe toezicht door de Belastingdienst kan er geen eenduidige conclusie worden getrokken over de doeltreffendheid van de ANBI-regeling. Dit ziet zowel op de fase van het erkennen van instellingen als die van het aangemerkt blijven als ANBI.  

Wat betreft de aanvraagfase lijkt de ANBI-regeling doeltreffend. Uit het onderzoek volgt dat instellingen die het algemeen nut beogen ook daadwerkelijk door de Belastingdienst worden aangemerkt als een ANBI. Daarnaast is de regeling breed bekend en weten instellingen die daarvoor in aanmerking komen, de weg naar de aanvraagprocedure te vinden. 

De Belastingdienst heeft weinig inzicht in de ANBI's als deze eenmaal in het ANBI-register zijn opgenomen. Zo is er geen zicht op de omvang van deze instellingen en of deze actief of slapend zijn. Daarnaast volgt uit het onderzoek dat de Belastingdienst weinig toezicht houdt op de instellingen. Als instellingen eenmaal een ANBI zijn, zijn ze vaak gedurende meerdere jaren buiten beeld totdat er een risicogerichte controle plaatsvindt of de Belastingdienst signalen krijgt over een ANBI. 

Ook over de doelmatigheid van de ANBI-regeling kunnen de onderzoekers geen uitspraak doen. Er kan namelijk alleen sprake zijn van doelmatigheid als er inzicht is in de mate van doeltreffendheid. Wel wijst de evaluatie erop dat het ANBI-team relatief weinig fte omvat, waardoor de uitvoeringskosten van de ANBI-regeling relatief laag zijn. 
 
Het is naar onze mening opvallend dat de onderzoekers geen uitspraken kunnen doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ANBI-regeling vanwege het gebrek aan voldoende data. Dit was namelijk ook al het geval bij de vorige evaluatie begin 2017. Hierdoor kunnen ook enkele onderzoeksvragen niet worden beantwoord, zoals welke ANBI's slapend of actief zijn, de verschillende soorten en maten van ANBI's, en in hoeverre er misbruik of oneigenlijk gebruik van de regeling plaatsvindt.

Wel wijst het onderzoek uit dat de meerderheid (52%) van het panelonderzoek in het algemeen vóór belastingvoordelen is voor instellingen die zich inzetten voor de maatschappij. Een kwart van de respondenten zou eerder geld geven aan een instelling met de ANBI-status.

Wat betreft het bestedingscriterium, dat erop gericht is vermogen van ANBI’s daadwerkelijk ten goede te laten komen aan het algemeen nut, constateren de onderzoekers dat de huidige regelgeving al voldoende handvatten biedt om ‘slapende’ ANBI’s, aan te pakken. Het knelpunt in de praktijk ligt volgens hen niet zozeer bij de kaders in wet en beleidsbesluiten, maar met name bij het gebrek aan data die de Belastingdienst tot haar beschikking heeft om deze instellingen in beeld te krijgen en aan nadere controles te onderwerpen. Het ligt dan volgens de onderzoekers minder voor de hand om aanvullende inhoudelijke aanpassingen te doen in de regelgeving, maar eerder om in te zetten op informatievoorziening aan de Belastingdienst. Hierbij kan de aangekondigde portalomgeving de Belastingdienst helpen om instellingen te identificeren en beter toezicht te houden op instellingen die een bepaalde periode geen uitgaven hebben gedaan.

Voor het schenden van de zogenoemde integriteitseis zou volgens het rapport een andere sanctie dan intrekking van de ANBI-status meer voor de hand liggen. Instellingen waarvan de ANBI-status wordt ingetrokken, hoeven immers niet meer te voldoen aan de ANBI-voorwaarden en vallen grotendeels buiten het toezicht van de Belastingdienst. De onderzoekers geven als voorbeeld van een andere sanctie het vervangen van het bestuur van de instelling.  

Het onderzoeksrapport biedt ook een alternatief voor de informatieplicht waaraan voormalige ANBI's moeten voldoen. Het stelt voor om instellingen die hun ANBI-status verliezen te verplichten om binnen een periode van drie tot vijf jaar het opgebouwde ANBI-vermogen te besteden aan doelen die het algemeen nut dienen.

Belangrijkste bevindingen SBBI-regeling en Steunstichting SBBI

Omdat er zeer beperkt zicht is op de mate waarin er gebruik wordt gemaakt van de SBBI-regeling, kan er geen eenduidige uitspraak worden gedaan over de doeltreffendheid en doelmatigheid van deze regeling. Ook hier constateren de onderzoekers dat uitvoering van de regeling met een beperkte inzet van middelen gepaard gaat, waardoor de regeling in dit opzicht als doelmatig valt te beschouwen. Op het moment dat een instelling eenmaal onder de SBBI-regeling valt, kan wel vrij zeker worden gesteld dat het daadwerkelijk de juiste instellingen betreft, wat enige mate van doeltreffendheid suggereert.

De regeling voor steunstichting SBBI wordt beoordeeld als niet doeltreffend en niet doelmatig, gelet op het zeer beperkte gebruik.

Samenwerking Belastingdienst en brancheorganisatie

Uit een sectorale vergelijking blijkt dat wanneer de Belastingdienst samenwerkt met een brancheorganisatie in de vorm van convenanten of zelfregulering, waarbij de Belastingdienst verantwoordelijk blijft voor het aanwijzen toezicht houden, dit de administratieve lasten in het kader van toezicht lijkt te verminderen.

Internationale vergelijking

Uit een internationale vergelijking van negen landen komt naar voren dat een stelsel voor algemeen beogende c.q. sociaal belang behartigende instellingen in de praktijk op verschillende manieren kan worden ingericht. Daardoor is het niet mogelijk om een dergelijk stelsel direct over te nemen voor de Nederlandse situatie zonder de context te kennen. Wel kan deze vergelijking ter inspiratie dienen, bijvoorbeeld dat een instelling automatisch uit het register wordt verwijderd als ze een bepaald aantal jaren niet voldoet aan de eisen, of dat instellingen jaarlijks een bepaald bedrag moeten besteden aan het algemeen nut. 

Aanbevelingen

  1. Verbetering gegevensverzameling: er moet meer zicht komen op de gegevens die de Belastingdienst nodig heeft. Het gaat dan om gegevens rond het moment van toekenning én daarna als een instelling de ANBI-status heeft. Nader onderzoek is geboden naar welke databronnen de Belastingdienst kan gebruiken om bijvoorbeeld te achterhalen of instellingen daadwerkelijk actief of juist slapend zijn, welke verschillende soorten en maten van ANBI’s er zijn en in hoeverre er misbruik/oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de regeling. Hierbij kunnen bestaande gegevensbronnen benut worden om inzicht en toezicht te vergroten.

  2. Digitale tools: het introduceren van digitale hulpmiddelen, zoals de eerder aangekondigde digitale ANBI-portal ter ondersteuning van toezicht en beheer. 

  3. Meer inzetten op vormen van sectorale regelgeving, codes en zelfregulering, naast de eigen toezichtactiviteiten van de Belastingdienst. De evaluatie wijst uit dat dit de toezichtlast van de Belastingdienst en ook de lasten van de ANBI's verlicht.

  4. SBBI-bekendheid: dit vergroot de bekendheid van de SBBI-regeling.

  5. Data-analyse: het verbeteren van de dataverzameling voor SBBI's om het doelbereik beter te kunnen beoordelen.

Twee ANBI-portals

De Fiscale Verzamelwet 2026 regelt dat ter verbetering van het toezicht op en de transparantie van ANBI’s er twee portals komen: portal-ANBI publicatieplicht en portal-ANBI toezicht. 

De portal-ANBI toezicht valt onder de verantwoordelijkheid van de Belastingdienst en dient ertoe de registratie van ANBI’s, het systematisch verzamelen van gegevens over ANBI’s en de communicatie met ANBI’s te digitaliseren.

In de portal-ANBI publicatieplicht worden ANBI-publicatiegegevens opgenomen. Elke ANBI is dan verplicht om de publicatiegegevens via een standaardformulier te publiceren door aanlevering langs elektronische weg via een centraal digitaal punt dat wordt gefaciliteerd door de Belastingdienst. De gepubliceerde gegevens zijn voor iedereen toegankelijk. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en tijdigheid van deze gegevens blijft net als nu berusten bij de ANBI zelf. 

Gelet op het grote beroep op de ICT-ruimte is de invoering van de portal-ANBI publicatieplicht pas mogelijk per 2029 en de invoering van de portal-ANBI toezicht per 2030.

Buitenlandse ANBI's

De twee portals gaan ook voor niet in Nederland gevestigde ANBI’s gelden (momenteel ongeveer 400 van de in totaal circa 45.000 ANBI's). De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft geadviseerd om aandacht te besteden aan enkele EU-rechtelijke aspecten bij de ontwikkeling van de portals, namelijk dat administratieve voorschriften zoals taal- en toegangseisen tot een belemmering van het vrije verkeer van kapitaal kunnen leiden. Conform dit advies zal het kabinet deze aspecten meenemen in een vroeg stadium van besluitvorming over de vormgeving van de portals. Daarbij merkt het kabinet op dat de publicatieplicht nu al geldt voor de buitenlandse ANBI’s.

Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties

Op 1 april 2025 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties (Wtmo) aangenomen. Dit wetsvoorstel verplicht stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen tot het deponeren van een staat van baten en lasten bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ook komt er een informatieplicht over de herkomst, het doel en de omvang van donaties uit binnen- en buitenland.

 De beoogde ingangsdatum van het voorstel is 1 januari 2026, mits de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanneemt. 
 
U kunt hier meer over lezen in het artikel ‘Deponerings- en informatieplicht voor stichting en vereniging’. 

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor uw organisatie?

Stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappenmoeten zich voorbereiden op nieuwe transparantie-eisen en mogelijke wijzigingen in fiscale behandeling. Vooral (familie)stichtingen en ANBI's kunnen te maken krijgen met strenger toezicht en mogelijke aanpassingen in belastingwetgeving.

Het kabinet uit zijn waardering voor het feit dat veel familiestichtingen een belangrijke rol spelen bij het geven aan goede doelen en merkt op dat een gunstige fiscale behandeling hier gerechtvaardigd is. Dit is goed nieuws voor de uitvoeringspraktijk en een bevestiging dat het kabinet vast wenst te houden aan de fiscale faciliteiten voor goede doelen. De focus van eventuele aanpassingen zal met name komen te liggen op instellingen waarbij in mindere mate zicht is op de aanwending van hun vermogen en geen belasting wordt geheven op (hoge) rendementen over vermogen.

Concreet verkent het kabinet mogelijkheden op het gebied van de antimisbruikwetgeving over afgezonderd particulier vermogen (APV), aanpassingen in de vennootschapsbelastingplicht van stichtingen en verenigingen en andere maatregelen tegen ongewenste belastingconstructies via familiestichtingen. 

Het is derhalve voor uw organisatie van belang de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet in de gaten te houden en tijdig in te spelen op eventuele wijzigingen. 

Gezien de uitkomsten van het Rapport Evaluatie ANBI- en SBBI-regeling is geen onmiddellijke actie vereist. Wel is het raadzaam als uw instelling de ANBI-status bezit, ten minste jaarlijks te controleren of uw instelling aan alle ANBI-voorwaarden voldoet en bij twijfel advies van een expert in te winnen. Het is ook niet uit te sluiten dat de beleidssuggesties uit het rapport door het kabinet worden omgezet in wetswijzigingen. Of dit daadwerkelijk zal gebeuren, moeten we afwachten tot de kabinetsreactie verschijnt.

Naar verwachting zal de invoering van de portal-ANBI publicatieplicht pas per 2029 en die van de portal-ANBI toezicht per 2030 plaatsvinden. Als ANBI draagt uzelf verantwoordelijkheid voor de in de portal-ANBI publicatieplicht opgenomen gegevens. De Belastingdienst faciliteert dit centrale digitale punt en stelt een standaardformulier beschikbaar waarmee u de gegevens via elektronische weg kunt aanleveren.

Wat betreft de Wtmo is het voor u als bestuurder van een stichting, vereniging of andere maatschappelijke organisatie essentieel om u goed voor te bereiden op de invoering van deze wet, door de interne processen en administratie waar nodig tijdig aan te passen of aan te scherpen. Naar verwachting treedt de wtmo op 1 januari 2026 in werking als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel tijdig aanneemt. De Wtmo roept overigens geen nieuwe administratieverplichtingen in het leven. Maatschappelijke organisaties zijn reeds verplicht om voor interne doeleinden jaarlijks een staat van baten en lasten op te stellen. Ze moeten deze staat van baten en lasten echter gaan deponeren bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De gedeponeerde gegevens zijn alleen in te zien door specifieke overheidsinstanties. Daarnaast moet ook reeds informatie over donaties worden bijgehouden, zoals de persoonsgegevens van de donateur.

Contact us

Maiko van Bakel

Maiko van Bakel

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 358 23 84

Mitra Tydeman

Mitra Tydeman

Senior Tax Manager Knowledge Centre, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)63 024 66 06

Volg ons