15/09/22
Recent sprak de Raad van Discipline (RvD) zich uit over advocaten die onderzoek uitvoeren naar misstanden op de werkvloer van hun opdrachtgevers. In essentie oordeelde de RvD dat de rol van de (per definitie) partijdige advocaat/juridisch adviseur niet meer samen kan en mag gaan met die van de onafhankelijke onderzoeker bij dezelfde opdrachtgever.
Positief is dat de uitspraak de rol van de advocaat verduidelijkt, stellen PwC’s forensisch accountants Christine Manders en Gerwin Naber. ‘Maar laten we het werkelijke, dieperliggende probleem niet vergeten - namelijk door wie moet een zelfonderzoek worden uitgevoerd zodat het zonder enige twijfel bruikbaar is, bijvoorbeeld voor het Openbaar Ministerie (OM)? Feiten en omstandigheden moeten objectief worden vastgesteld. Dát is bij uitstek het werkveld van de forensisch accountant.’
Reeds geruime tijd is er aandacht voor de ‘advocaat-onderzoekers’, de advocaten die onderzoek uitvoeren naar misstanden van hun opdrachtgevers. Omdat fraudezaken steeds complexer worden en de capaciteit van de FIOD beperkt is, wil het OM gebruikmaken van de resultaten van zelfonderzoeken die, zo leert de praktijk, steeds vaker door advocaten worden uitgevoerd. Maar ligt het wel in de rede dat advocaten werkzaamheden uitvoeren waarbij onpartijdige en dus objectieve waarheidsvinding cruciaal is?
Hoewel de zorg dat advocaten per definitie partijdig zijn - en dus te weinig objectief - om feitenonderzoek te doen naar de fraude van hun opdrachtgever, terecht is, blijft de discussie ons inziens te beperkt tot de rol van de advocaat.
Belangenbehartiging van een verdachte door de advocaat is een belangrijke en fundamentele taak, maar voor het vaststellen van een feitencomplex is een onpartijdig iemand nodig. Een advocaat kan dat niet alleen. Een forensisch accountant wel. Die is een onafhankelijke positie gewend en laat zijn oren niet hangen naar de opdrachtgever of de verdachte.
Bij elk onderzoek, dus ook bij een zelfonderzoek, moeten eerst de feiten en omstandigheden objectief worden vastgesteld. Dat is het werkveld van forensisch accountants. Zij zijn hiertoe specifiek uitgerust: ze zijn opgeleid om objectief hun werk te verrichten en ze laten zich bij hun afwegingen niet ongepast beïnvloeden.
Sterker nog: als forensisch accountants in een situatie komen waarin zij het fundamentele beginsel ‘objectiviteit’ niet kunnen naleven, zullen zij - in lijn met artikel 11 van de verordening gedrags- en beroepsregels accountants - afzien van het verlenen van de betreffende dienst, c.q. het uitvoeren van het betreffende onderzoek. Dit staat in (schril) contrast met de kernwaarde ‘partijdigheid’ van de advocaat. Conform artikel 2 van de Gedragsregels voor advocaten immers, bepaalt het belang van de cliënt, en geen enkel ander belang, de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandelt.
Als een forensisch accountant het onderzoek uitvoert, kunnen álle gebruikers van het rapport waarin de uitkomsten van het onderzoek zijn vastgelegd, ervan uitgaan dat de feiten en de omstandigheden objectief zijn vastgesteld. Die gebruikers zijn uiteraard de opdrachtgever zelf, maar ook bijvoorbeeld de controlerend accountant en steeds vaker ook het OM. Het rapport van de forensisch accountant kan dan ingebracht worden in een gerechtelijke procedure, zonder dat gebruikers de betrouwbaarheid ervan in twijfel zullen trekken.
En daarna kunnen de door de forensisch accountant vastgestelde feiten juridisch worden gewogen, dat is bij uitstek hét terrein van de advocaat. Op basis van die weging kan de advocaat zijn cliënt vervolgens adviseren teneinde diens belangen te behartigen.
Fraude kan iedereen op elk moment overkomen, en de geleden schade blijkt vaak groter dan verwacht. Dit maakt fraudeonderzoek tot een uiterst delicate zaak die met de grootste zorg, flexibiliteit en integriteit moet worden uitgevoerd. Om het vertrouwen te herstellen en het bewijs in een gerechtelijke procedure te laten ‘staan’, moeten de gebruikte methoden en technieken voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen.