19/06/20
Fake news, of nepnieuws, is een nieuwe term die in zwang is geraakt sinds de politieke opkomst van Donald Trump. De term is inmiddels een metafoor voor veel meer: voor het kwalificeren van informatie die je onwaar vindt en die je misschien zelfs schadelijk vindt. Hoe schadelijk is nepnieuws bijvoorbeeld voor onze economie en onze welvaart? PwC-economen Jan Willem Velthuijsen en Gulbahar Tezel geven hun visie.
De term lijkt subjectief: informatie die de een voor waar houdt, vindt een ander nepnieuws. Op die manier kan er een tegenstelling van standpunten ontstaan over dat bewuste thema die zo heftig is dat overeenstemming of consensusvorming ingewikkeld wordt. En daar begint het gebruik van de term nepnieuws onze economie en onze welvaart te beïnvloeden.
Een economie draait op informatie. Consumenten en investeerders kijken goed om zich heen voordat zij tot grote of belangrijke transacties besluiten. Om tot de beste besluiten te komen, hebben ze juiste informatie nodig. Een transactie gebaseerd op onjuiste informatie is alleen toevallig de beste en meeste welvaart creërende transactie.
De voor economische transacties benodigde juiste informatie kun je zien als een economisch goed dat positieve externe effecten teweegbrengt. Dat wil zeggen dat de hele economie beter draait met juiste informatie. Het is in mijn belang dat anderen hun beslissingen in elk geval mede baseren op juiste informatie.
Het probleem van een goed met positieve externe effecten is vaak dat degene die profiteert, er niet voor betaalt. Zo is het ook met juiste informatie. Precies om die reden hebben de overheden in de meeste landen een centraal bureau van de statistiek opgericht. Een bureau dat cijfers verzamelt over bijvoorbeeld de stand van de macro-economie. En daarmee hebben wij allemaal juiste informatie ter beschikking om economisch optimaal geïnformeerd aan de gang te gaan.
Er is bovendien wat voor te zeggen dat juiste informatie een zogeheten publiek goed is, of althans sterke trekken van een publiek goed heeft. Veel relevante informatie, zoals bijvoorbeeld van het CBS, is voor iedereen toegankelijk, en mijn consumptie van de CBS-informatie doet niets af aan de mogelijkheid van iedere andere burger om ook over die informatie te beschikken.
Probleem van publieke goederen is dat zij niet op vrije markten tot stand komen. Niemand gaat uit eigen zak een CBS oprichten, want al die kostbare juiste informatie is meteen voor iedereen net zo toegankelijk als voor de oprichter. Vandaar dat deze instellingen meestal door overheden worden opgericht en betaald. Dus door en voor ons allen.
Terug naar nepnieuws. Ik denk dat een economie gebaat is bij juiste informatie, dat wil zeggen informatie waarop we kunnen vertrouwen, en waar de linke term nepnieuws niet makkelijk op geplakt kan worden. Dat kan relevant dagelijks nieuws zijn of financieel-economische data, of voor mijn part meteorologische gegevens of inzichten van virologen. Sleutelwoord is vertrouwen, erop kunnen vertrouwen dat informatie juist is. Het is niet mijn specialisme hoe vertrouwen wordt bevorderd, maar vertrouwen in informatie heeft te maken met objectiviteit en deskundigheid van de opstellers, met transparante processen om tot informatie te komen, met checks and balances in de governance, met koestering van reputatie.
Als juiste informatie een publiek goed met externe effecten is, kennen economen wel methodes om de welvaartsoptimaliserende totstandkoming te reguleren en nepnieuws aan te pakken, namelijk door te kijken naar hoe dat in andere publieke goederen met externe effecten gaat: energie, telecom, openbaar vervoer, zorg.
Economen zouden nepnieuws volgens een plan in vier stappen bestrijden:
We zien momenteel de prille beginselen van dit denken tijdens de coronacrisis. Door zijn verwijzingen naar de wetenschap en zich te laten flankeren door het RIVM draagt premier Rutte bij aan de definitie en de geloofwaardigheid van juiste informatie, en aan het gewicht van de juiste informatie bij welvaartsverhogende beslissingen. Hij heeft bepaald dat wij zonder uitzonderingen recht hebben op diezelfde informatie, via de stroom persconferenties, samen met een doventolk. Hij vindt de wetenschappelijke benadering en grote transparantie in cijfers, analyses, aannames en methodes, geproduceerd door een bolwerk van deskundigheid een uitgangspunt voor een sterk publiek goed, en daar is niet veel op af te dingen.
Nu staat het RIVM als kennisverstrekker niet ter discussie, maar hoe het kan misgaan als je de stappen niet neemt, zagen we een half jaar geleden met de stikstofaffaires. Toen ontstonden hevige discussies over de meetmethodes en de definities, en kreeg de reputatie van het RIVM als deskundig en onpartijdig meteen een stevige deuk. Er was iets misgegaan in stap 1 en 2.
Waar we nog weinig aan toe gekomen zijn in de nieuwe wereld van nepnieuws zijn de stappen 3 en 4. We hebben ook nog geen toezichthouder die sociale-netwerkbedrijven kan dwingen nepnieuws te weren. We moeten het doen met een vorm van zelfregulering van Facebook en Twitter en van de fact checkers van de kranten. Er is ook nog geen nette toegesneden wet waarop je je kunt beroepen als je verhaal gaat halen over vermeend nepnieuws. Het goede nieuws is wellicht dat we maar hoeven te kijken hoe toezicht bij andere gereguleerde publieke goederen intussen werkt om een adequate manier voor het bestrijden van nepnieuws te bedenken.