Voor de meest actuele tips en aandachtspunten (met name gebaseerd op het Belastingplan 2026), klik op deze link: 2026 in zicht - Actuele fiscale tips voor jou en je organisatie.
De overige – jaarlijks terugkerende - fiscale en juridische tips en aandachtspunten vind je hier. Onze selectie is gebaseerd op de huidige stand van de wetgeving en rechtspraak. Klik op het tabje van jouw keuze en ga direct naar het gewenste onderwerp.
Heb je vanaf 2019 een verlies in box 2 (een verlies uit aanmerkelijk belang)? Dan kunt je dit verlies zes jaar voorwaarts verrekenen met je box 2-inkomsten. Heb je vóór 2019 een verlies in box 2? Dan kun je dit verlies negen jaar voorwaarts verrekenen met je box 2-inkomsten. Na die termijnen verdampen je nog niet verrekende verliezen. Mogelijk kun je verliesverdamping per 2026 voorkomen door in 2025 maatregelen te treffen. In sommige situaties kun je voor box 2-verliezen een belastingkorting verkrijgen die je tot negen jaar na het ontstaan van het verlies kunt verrekenen met de belasting in box 1.
De keuze voor een dividenduitkering is in veel gevallen fiscaal aantrekkelijker dan uitbetaling van extra loon. Over extra loon wordt in 2025 maximaal 49,5 procent inkomstenbelasting geheven, terwijl over een dividenduitkering belasting wordt geheven van 38,9 procent tot 48,8 procent (gecombineerde heffing inkomsten- en vennootschapsbelasting). Let op dat een wijziging van de hoogte van je loon gevolgen kan hebben voor je pensioenopbouw. Houd er ook rekening mee dat de keuze voor dividend in plaats van extra loon niet volledig vrij is, maar wordt beperkt door de regels voor het gebruikelijk loon.
De huidige box 2 heeft twee schijven. De eerste schijf belast tot 67.804 euro aan box 2-inkomsten (voor fiscale partners 135.608 euro) tegen een tarief van 24,5 procent en voor de tweede schijf geldt een tarief van 31 procent over het meerdere. Neem dit in overweging bij het uitkeren van dividend. Zo kan het voordelig zijn om het lagere tarief in de eerste schijf te benutten door dit jaar 67.804 euro uit te keren.
Als je een vordering hebt op je eigen bv die je wilt laten aflossen, stel dan de aflossing uit tot (vlak) ná 1 januari 2026. Je kunt dan een vol jaar box 3-heffing over het bedrag van de aflossing besparen. Let erop dat eventuele rente-inkomsten over de vordering mogelijk worden belast in box 1 belast.
Als ondernemer of als zzp’er heb je recht op verschillende fiscale aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek. Daarvoor is vereist dat je ten minste 1.225 uren per jaar aan je onderneming besteedt. Dat moet je kunnen aantonen met een urenadministratie.
Als je beschikt over een zelfstandige werkruimte in je huur- of koopwoning, kun je onder omstandigheden de daarmee samenhangende kosten aftrekken van de belastbare winst of het belastbaar resultaat.
Als je een bedrijfsmiddel hebt verkocht en daarbij een boekwinst hebt behaald, dan is het mogelijk om belastingheffing over de boekwinst uit te stellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat je het voornemen hebt en gedurende het aanhouden van de reserve houdt om het bedrijfsmiddel te vervangen. Een herinvesteringsreserve kun je maximaal drie jaar in stand houden na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeer je vervolgens binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt je de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel mag door de afboeking niet lager worden dan de boekwaarde van het vervreemde bedrijfsmiddel. Investeer je niet binnen drie jaar in een nieuw bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Ook als je in privé bepaalde vermogensbestanddelen aan je bv ter beschikking stelt, mag je als terbeschikkingsteller een herinvesteringsreserve vormen.
Als je in 2022 een herinvesteringsreserve hebt gevormd voor de winst behaald met de verkoop van een bedrijfsmiddel, is het raadzaam om voor het einde van 2025 herinvestering(en) te doen. Doe je dit niet, dan valt de reserve in beginsel vrij in de winst en wordt deze belast. In bijzondere omstandigheden kan de termijn voor het aanhouden herinvesteringsreserve worden verlengd. Het is dan van belang dat je kunt aantonen dat het voornemen om te herinvesteren eind 2025 nog bestaat, bijvoorbeeld door dit vast te leggen in de notulen van de directievergaderingen.
Voor ondernemingen die bij natuurlijke personen worden belast in de inkomstenbelasting (bijvoorbeeld de eenmanszaak) is het sinds 2024 nog maar mogelijk om op gebouwen af te schrijven tot de WOZ-waarde. Het is daarom van belang om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen.
Het is mogelijk voor ondernemers om de structuur van de onderneming te wijzigen, zoals het geruisloos omzetten naar een bv, het geruisloos terugkeren uit een bv of een bedrijfsfusie. Deze wijzigingen kunnen in sommige gevallen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025 plaatsvinden, mits de intentie tot wijziging vóór 1 oktober 2025 bij de Belastingdienst is geregistreerd. Daarnaast moet je de bv binnen 15 maanden na 1 januari 2025 oprichten, in dit geval voor 1 april 2026.
Schulden van directeur-grootaandeelhouders (dga's) en hun partner aan de eigen bv voor zover die meer bedragen dan 500.000 euro zijn in 2025 belast in box 2 als dividenduitkering tegen 24,5 procent tot een bedrag van 67.804 euro en 31 procent over het meerdere. Dat geldt ook voor schulden van bloed- en aanverwanten en hun partner. Bestaande en nieuwe eigenwoningschulden zijn uitgezonderd voor deze maatregel. Het kan voor jou als dga verstandig zijn om eventuele bovenmatige leningen af te bouwen. Het toetsmoment van deze regeling is steeds 31 december.
Per 1 januari 2023 is de EU-richtlijn DAC7 in werking getreden. Op grond van DAC7 moeten digitale platforms die zijn gevestigd binnen of buiten de EU bepaalde informatie rapporteren over verkopers die voor hun activiteiten gebruik maken van het digitale platform. De bevoegde autoriteit in een lidstaat wisselt deze informatie vervolgens uit met de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de te rapporteren verkoper fiscaal inwoner is. Dit heeft tot doel de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten te voorzien van de informatie die nodig is voor de handhaving van de belastingregels met betrekking tot commerciële activiteiten die met bemiddeling van digitale platforms worden verricht. De Belastingdienst kan de gerapporteerde gegevens bijvoorbeeld gebruiken voor zowel de inkomstenbelasting als de btw.
Overweeg een (reguliere) schenking voor 1 januari 2026 te doen. Een schenking - aan een goed doel, je kind of iemand anders - verlaagt je box 3-vermogen. Hiermee kun je vermogensrendementsheffing (box 3) besparen. Let wel, deze schenking verhoogt vervolgens eventueel het box 3-vermogen van de begiftigde en kan daardoor bij de begiftigde leiden tot een hogere vermogensrendementsheffing, tenzij de begiftigde nog voor 1 januari 2026 de schenking aanwendt voor bijvoorbeeld consumptief gebruik of aflossing van de eigenwoningschuld.
Als je voor 1 november 2025 een voorlopige aanslag hebt aangevraagd of voor 1 oktober 2025 een definitieve aangifte hebt ingediend en de Belastingdienst heeft geen (voorlopige) aanslag opgelegd voor 31 december 2024, dan mag je een bedrag ter grootte van de na 31 december 2025 opgelegde en betaalde belastingaanslag opnemen als schuld in box 3. Het rendement van deze schuld komt dan in aftrek op het rendement van de overige belaste bezittingen in box 3 met peildatum 1 januari 2026. Bij het aanvragen van een voorlopige aanslag is het van belang dat het een ‘echt’ verzoek om een voorlopige aanslag betreft en niet alleen de indiening van een schattingsformulier voor IB-ondernemers en resultaatgenieters.
Voor de schenkbelasting geldt een soortgelijke tegemoetkoming als de aangifte schenkbelasting uiterlijk acht weken voor 31 december 2025 is ingediend, maar de Belastingdienst niet voor jaareinde de (voorlopige) aanslag schenkbelasting heeft opgelegd.
Als je je eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst jouw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Als je de woning pas vanaf 2 januari 2026 verhuurt, dan zal de woning in 2026 niet in de box 3-heffing worden meegenomen (voor zover je geen gebruik maakt van de tegenbewijsregeling in box 3).
Er is een vrijstelling in box 3 van 26.715 euro (2026) per persoon voor groene beleggingen. Daarnaast geldt onder voorwaarden een vrijstelling in box 3 voor voorwerpen van kunst en wetenschap, bossen, natuurterreinen en Natuurschoonwet-landgoederen.
In box 3 moet het vermogen gewaardeerd worden tegen de waarde in het economisch verkeer op de peildatum 1 januari. Dit geldt ook voor vorderingen die je in privé hebt uitstaan. Als je verwacht dat de vordering niet meer (volledig) terugbetaald wordt, dan heeft dit effect op de hoogte van de waarde in het economisch verkeer en is het mogelijk om de (nominale) waarde van de vordering in box 3 te verminderen.
Fiscale partners kunnen het gezamenlijke box 3-vermogen (na aftrek van het gezamenlijke heffingvrij vermogen) onderling aan elkaar toerekenen. Door gebruik te maken van deze mogelijkheid, kun je een voordeel in box 3 behalen. Je moet hierbij wel rekening houden met andere (fiscale) regelingen, waaronder gevolgen voor de heffingskortingen. Het belastingtarief bedraagt in 2025 36 procent. Het heffingvrij vermogen per persoon bedraagt voor 2025 57.684 euro (51.396 euro in 2026). Meer over belastingtarieven en cijfers voor 2026/2025 vind je in onze factsheet Belastingcijfers 2026/2025.
Als je in 2025 geen dividend uit je vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) uitkeert, krijg je voor de inkomstenbelasting te maken met een forfaitair rendement van 5,88 procent (2025) over de waarde in het economische verkeer van de VBI. Voor zover je wel dividend uitkeert, kun je het forfaitaire rendement daarmee verrekenen. Over het forfaitaire rendement of het uitgekeerde dividend ben je 24,5 procent box 2-heffing verschuldigd tot een bedrag van 67.804 euro en 31 procent over het meerdere. Als je een dividend uitkeert dat gelijk is aan het forfaitaire rendement, leidt dit niet tot een hogere box 2-heffing. Het uitgekeerde dividend verhoogt wel je vermogensgrondslag voor box 3.
Afhankelijk van jouw vermogen en verwacht rendement kan het fiscaal gunstig zijn om je vermogen onder te brengen in een bv (box 2) of in een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI; speciaal regime in box 2). Een VBI is een beleggingsinstelling die vrijgesteld is van de heffing van vennootschapsbelasting, zodat de voordelen die zij met haar beleggingen behaalt niet bij de VBI zelf belast zijn. Wel geldt jaarlijks een forfaitair rendement in box 2 van 5,88 procent (2025) over de werkelijke waarde van de VBI. In 2025 is het box 2 tarief 24,5 procent voor de eerste 67.804 euro inkomsten per persoon en 31 procent over het meerdere. Let op dat toegang tot het VBI-regime vanaf 1 januari 2025 alleen open staat voor gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. Lees daarover meer in ons Belastingnieuwsartikel.
Bij een jaarlijkse huurprijs van meer dan 5 procent ten opzichte van de WOZ-waarde, bedraagt het percentage van de leegwaarderatio 100 procent. Daarnaast zijn tijdelijke huurcontracten uitgesloten van toepassing van de leegwaarderatio en geldt bij verhuur aan gelieerde partijen het hoogste percentage (100 procent) waardoor voor deze situaties de leegwaarderatio geen effect meer heeft. Voor verhuurde panden met een jaarlijkse huurprijs lager dan 5 procent ten opzichte van de WOZ-waarde kan nog wel een afslag op de waardering worden toegepast.
Als je van plan bent om vermogen uit je VBI te halen, let er dan op dat dit vermogen langer dan achttien maanden in de VBI heeft gezeten. Zo niet, dan wordt dat vermogen namelijk voor die periode ook tot je box 3-vermogen gerekend en als zodanig belast. Een uitzondering daarop is als je kunt aantonen dat je een zakelijke reden hebt om het vermogen al eerder uit je VBI te halen. Let op dat toegang tot het VBI-regime vanaf 1 januari 2025 alleen open staat voor gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht.
Van peildatumarbitrage is sprake wanneer belastingplichtigen rondom de peildatum van 1 januari gaan schuiven binnen de drie vermogenscategorieën van box 3 om belasting te besparen. Dit kan bijvoorbeeld door vermogen uit de categorie ‘overige bezittingen’ met het hoogste forfaitaire rendementspercentage net voor de peildatum te verkopen en zo naar de categorie banktegoeden met het laagste forfaitaire rendementspercentage over te hevelen en het direct daarna weer te kopen. Of door schulden aan te gaan voor de peildatum en die na peildatum weer af te lossen. Om peildatumarbitrage te voorkomen worden de oorspronkelijke transactie en de omzettingshandeling genegeerd als beide handelingen plaatsvinden binnen een aaneengesloten periode van drie maanden met daarin een peildatum. Dit betekent dat omzettingshandelingen voor 1 oktober en na 31 maart niet als arbitragehandeling worden aangemerkt. Zitten er tussen de omzetting en de oorspronkelijke transactie meer dan drie maanden, dan is er ook geen sprake van arbitragehandeling.
Het kan gunstig zijn om gebruik te maken van de jaarlijkse schenkingsvrijstellingen. Voor het jaar 2025 gelden de volgende vrijgestelde bedragen:
Per 1 januari 2026 zullen biologische en juridische kinderen bij schenkingen en erfenissen gelijk worden behandeld.
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van je overleden kind) kan onder voorwaarden eenmalig gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling. In 2025 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 32.195 euro. Voor schenkingen voor een dure studie van het kind bedraagt dit eenmalig vrijgestelde bedrag onder voorwaarden 67.064 euro. De verhoogde vrijstellingen zijn eenmalig en komen in de plaats van de jaarlijkse vrijstellingen.
Je kunt een verzoek indienen tot kwijtschelding van erfbelasting in ruil voor kunst- en cultuurbezit. Deze kwijtschelding kan oplopen tot maximaal de waarde van het kunstvoorwerp(en) die je aan de Staat wilt overdragen, vermeerderd met twintig procent, maar niet meer dan de verschuldigde erfbelasting en belastingrente. Daarvoor beoordeelt de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen eerst of de voorwerpen uit de nalatenschap van voldoende nationaal kunst- of cultuurhistorisch belang zijn. Het is ook mogelijk dat een erflater voor zijn overlijden vraagt of voorwerpen uit zijn nalatenschap aan de voorwaarden voldoen. Dit heet een verzoek bij leven. De Belastingdienst gaat ook akkoord als kwalificerende kunstvoorwerpen die in gedeelde eigendom zijn, vanuit de nalatenschap in betaling worden gegeven.
Voor een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) kun je onder voorwaarden gebruikmaken van fiscale voordelen voor de schenk- en erfbelasting en de overdrachtsbelasting. Een in het buitenland gelegen landgoed moet wel deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed. Voor toepassing van de schenk- en erfbelasting wordt er vervolgens een onderscheid gemaakt tussen opengestelde landgoederen en niet-opengestelde landgoederen. Opengestelde landgoederen zijn volledig vrijgesteld van schenk- en erfbelasting, niet opengestelde landgoederen zijn voor de helft van de (bestemmings)waarde vrijgesteld. De overdrachtsbelasting kent een 100%-vrijstelling. Aanvullende voorwaarden zijn: het verkregen landgoed moet gedurende 25 jaar gerangschikt blijven onder de NSW en ten minste gedurende 25 jaar in bezit blijven van de verkrijger(s). Voldoe je daar niet aan, dan wordt het voordeel teruggenomen. Als je het landgoed erft, dan mag je het landgoed wel schenken of aan andere erfgenamen overdragen. Daarnaast is onbebouwde grond niet belast in box 3 als deze grond is gerangschikt onder de NSW. Als de eigen woning gerangschikt is onder de NSW, wordt er rekening gehouden met een lagere WOZ-waarde.
Periodieke giften hebben als voordeel dat je ze in aftrek mag brengen in je aangifte inkomstenbelasting, met in 2025 een maximaal belastingvoordeel van 37,48 procent tot gevolg. Voor de aftrek van een periodieke gift is vereist dat die gift schriftelijk moet zijn vastgelegd voor een periode van minimaal vijf jaar. Onder voorwaarden is een onderhandse overeenkomst daarvoor voldoende. Het gaat dan om giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) of een sociaal belang behartigende instelling (sbbi, zoals een sportvereniging, dorpshuis of muziekvereniging). Een voorwaarde is dat de sbbi een vereniging is met minimaal 25 leden die niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen, of daarvan is vrijgesteld. Bij complexere schenkingen, zoals schenking van een waardevol kunstobject, kan het raadzaam zijn de schenking in een notariële akte vast te leggen. Tussen 1 januari 2023 en 31 december 2024 warenn periodieke giften aftrekbaar tot 250.000 euro per jaar per huishouden. Periodieke giften die zijn vastgelegd vóór 4 oktober 2022 16:00 kun je nog tot en met het jaar 2026 volledig in aftrek brengen in de aangifte inkomstenbelasting. Het plafond voor de periodiekegiftenaftrek is vanaf 1 januari 2025 verhoogd naar 1.500.000 euro per jaar per huishouden en blijft ongewijzigd in 2026.
Daarnaast kun je gebruikmaken van de aftrek voor ‘gewone’ giften aan anbi’s of aan steunstichtingen sbbi (een stichting die uitsluitend is opgericht om geld in te zamelen voor het jubileum van een sociaal belang behartigende instelling). Hiervoor gelden andere voorwaarden dan bij een periodieke gift. Zo moet je rekening houden met een drempel en een plafond die afhankelijk zijn van je inkomen. Afhankelijk van je wensen zijn er diverse geefstructuren mogelijk. Het percentage waartegen je een gift in aftrek kunt brengen, is in 2025 gelijk aan het middelste tarief in de inkomstenbelasting, namelijk 37,48 procent.
Giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) die is aangewezen als culturele instelling mag je met 1,25 vermenigvuldigen voor de giftenaftrek in de inkomstenbelasting, met een maximum van 1.250 euro.
Het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden kan leiden tot een vermogensverschuiving tussen de gehuwden of geregistreerde partners. Veelal is dit onbelast, maar in bepaalde situaties en onder voorwaarden kan sprake zijn van een belastbare schenking. Het Belastingplan 2026 bevat naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad een voorstel tot wetswijziging. Deze wijziging richt zich op partners met huwelijkse voorwaarden die resulteren in een ongelijke verdeling van het vermogen. De voorgestelde regelgeving heeft tot gevolg dat een dergelijke ongelijke verdeling tot belastingheffing kan leiden. Deze maatregel krijgt terugwerkende kracht tot 16 september 2025, 16.00 uur. Voor situaties die op dat tijdstip al bestonden, geldt de maatregel niet doorovergangsrecht.
Wanneer je een notariële ‘papieren schenking’ doet, zonder daadwerkelijk vermogen over te dragen aan je kinderen, let er dan op dat je jaarlijks een zakelijke rente (zes procent) moet betalen over de schuldig gebleven bedragen. Als je die zes procent rente een jaar niet betaalt, zijn er onder voorwaarden nog mogelijkheden om dit te repareren vóór overlijden. Maar als je géén rente hebt betaald, is dit na het overlijden niet meer te repareren en kan dit leiden tot extra belastingheffing.
Als je een kind een direct opeisbare renteloze of laagrentende lening verstrekt, moet je kind over het verschil tussen zes procent rente en de werkelijk bedongen rente jaarlijks schenkbelasting betalen. Je kunt dit voor de toekomst repareren door de voorwaarden van de lening te wijzigen, zodat deze niet langer direct opeisbaar is én een zakelijke rente draagt. Een alternatief is om je kind alsnog zes procent rente aan je te laten betalen.
Als je je eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst je box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Verhuurt je de woning pas vanaf 2 januari 2026, dan zal de woning in 2026 niet in de box 3-heffing worden meegenomen, voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de tn egenbewijsregeling box 3
Als je een leegstaande woning hebt, kun je onder voorwaarden gedurende drie jaar recht hebben op de zogenoemde verhuisregelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat je eigen woning die in 2023 of later leeg is komen te staan en voor verkoop is bestemd, in 2026 nog steeds wordt gezien als eigen woning en daarmee in aanmerking komt voor de hypotheekrenteaftrek. Voor de woning die je sinds 2023 hebt gekocht of sindsdien in aanbouw is, kun je ook (nog) in 2026 hypotheekrenteaftrek genieten, mits je de woning uiterlijk in 2026 betrekt als hoofdverblijf. Wanneer je je eigen woning in de tussentijd (langer dan tijdelijk) verhuurt, dan kun je vanaf het moment van verhuur geen gebruik meer maken van de verhuisregelingen. Die woning is voor jou dan box 3-vermogen geworden.
Het kan aantrekkelijk zijn om hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2026 vooruit te betalen in 2025. Dit kan je eventuele box 3-belasting verlagen. Het is ook voordelig om de rente vooruit te betalen als je in 2026 een lager inkomen of belastingheffing tegen een lager progressief tarief verwacht. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2026/2025 onze factsheet Belastingcijfers.
Heb je een eigen woning samen met je partner, maar heb je een verschillend ‘eigenwoningverleden’? Herbeoordeel dan of je vanaf 2026 recht hebt op meer aftrek. Een verschillend eigenwoningverleden doet zich voor als je en/of je partner eerder afzonderlijk van elkaar een eigen woning hebben gehad, waardoor bijvoorbeeld de bijleenregeling of de ruimte voor de aflossingsvrije hypotheek voor jullie beiden verschillend uitpakt. Het is in bepaalde gevallen mogelijk om de ruimte voor hypotheekrenteaftrek in verband met dit ‘verleden’ voor jullie gezamenlijk te berekenen. Hierdoor wordt mogelijk rente die niet aftrekbaar was, voortaan wel aftrekbaar bij een van jullie beiden.
Bij lage hypotheekrente en de wellicht hogere aftrekbare forfaitaire rente in box 3 op basis van de Overbruggingswetgeving in box 3 (vanaf 2023) kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om je eigenwoningschuld niet in box 1 maar in box 3 te doen vallen. Afhankelijk van de situatie kan dat bijvoorbeeld door de voorwaarden van de lening op een bepaalde manier aan te passen of door de lening tijdelijk af te lossen en vervolgens een nieuwe lening af te sluiten. Een dergelijke herfinanciering kan voordelig zijn vanwege het lagere tarief waartegen je de hypotheekrente in box 1 in aftrek kunt brengen (in 20255 tegen 37,48 procent en in 2026 tegen 37,56 procent) en de gefaseerde afschaffing van de ‘aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld’ (de wet Hillen). Een en ander geldt ook wanneer je je eigenwoninglening herfinanciert bij je eigen bv, waarbij je meer mogelijkheden hebt in de vormgeving van de lening. Let op dat je in box 3 ook heffing op basis van werkelijk rendement kunt toepassen in plaats van de Overbruggingswetgeving. Lees meer over box 3 op onze pagina Wegwijzer box 3.
Denk eraan om de inkomsten uit tijdelijke verhuur van je eigen woning op te geven als inkomen in box 1. Deze inkomsten worden voor 70 procent in de heffing betrokken. De inkomsten mag je nog verminderen met kosten die direct met de verhuur samenhangen. Tijdelijke verhuur heeft geen gevolgen voor je hypotheekrenteaftrek, tenzij het gaat om een leegstaande eigen woning die te koop staat. Als je je eigen woning tijdelijk verhuurt, heeft dat mogelijk gevolgen voor de btw (kortstondige verhuur is btw belast) en toeristenbelasting. Daarnaast kan lokale regelgeving in je stad van toepassing zijn. Ten slotte is het raadzaam om bij je (opstal)verzekeraar en je hypotheekverstrekker na te gaan of de tijdelijke verhuur niet in strijd is met de daarvoor geldende voorwaarden.
De bijtellingspercentages voor leaseauto’s zijn van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijven maximaal vijf jaar van toepassing. De bijtellingspercentages zijn als volgt:
| 2026 | 2025 | |
| Reguliere leaseauto’s | 22% | 22% |
| Nulemissieauto’s | 22% | 17% (tot 30.000 euro) 22% (over het surplus) |
Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische (emissieloze) auto’s dezelfde bijtelling als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen. In 2026 is het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s compleet verdwenen.
De tijdelijke verlaging van de accijnzen op benzine, diesel en lpg wordt met één jaar verlengd en blijft van kracht tot eind 2026. Deze verlenging is opgenomen in het Belastingplan 2026. In 2022 verlaagde het kabinet de accijnstarieven voor benzine, diesel en lpg vanwege de gestegen energieprijzen. Zonder ingrijpen zou de korting eind dit jaar aflopen.
Als buitenlands belastingplichtige - je bent dan niet woonachtig in Nederland – heb je mogelijk recht op gedeeltelijke teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting. Je mag als buitenlands belastingplichtige niet slechter worden behandeld dan een binnenlands belastingplichtige. Als de Nederlandse belastingdruk op je dividenden hoger is dan wanneer je binnenlands belastingplichtige zou zijn geweest, dan heb je recht op teruggaaf van het verschil.
Heb je een sterk wisselend inkomen uit werk en woning gehad? Dan betaal je waarschijnlijk meer belasting dan wanneer je dat inkomen gelijkmatig verdeeld zou hebben gekregen over de jaren. Je kunt dan in aanmerking komen voor de middelingsregeling. Met middeling bereken je je gemiddelde inkomen over drie aaneengesloten kalenderjaren. Dit is het middelingstijdvak. Vervolgens bereken je hoeveel belasting je per jaar moet betalen. Zijn de nieuwe belastingbedragen lager dan die van de eerdere aanslagen? Dan heb je mogelijk recht op een teruggaaf. Het verschil moet echter groter zijn dan 545 euro. De middelingsregeling in de inkomstenbelasting is per 2023 afgeschaft. Dit houdt in dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling mogelijk is. Je kunt nog uiterlijk tot drie jaar nadat de laatste definitieve aanslag vaststaat, een verzoek tot middeling indienen.
De belastingrente is met ingang van 2024 afhankelijk van de ECB-rente. Voor de vennootschapsbelasting, bronbelasting en solidariteitsbijdrage wordt de ECB-rente vermeerderd met 5,5 procentpunt en voor overige belastingmiddelen met 3 procentpunt (beide afgerond op halve procentpunten). De percentages van de belastingrente in 2025 zijn 9 procent voor de vennootschapsbelasting en 6,5 procent voor de inkomstenbelasting.
Op dit moment loopt er een 'massaalbezwaarprocedure’ tegen de hoogte van de belastingrente. Met een tijdig bezwaarschrift kun je aansluiten bij deze procedure. Aan de hand van de uitkomst van de massaalbezwaarprocedure worden alle (aangehouden) bezwaren op dezelfde manier afgehandeld. Eind september 2025 heeft de Advocaat-Generaal geconcludeerd dat de belastingrente inderdaad te hoog is. Het is nu aan de Hoge Raad om hier een uitspraak over te doen.
Vanwege de hoge belastingrente, is het aan te raden om openstaande belastingschulden zo spoedig mogelijk te voldoen en vervolgens aan te sluiten bij de massaalbezwaarprocedure tegen (de hoogte van) de belastingrente. Ter voorkoming van belastingrente kun je ook voorlopige aanslagen aanvragen (en betalen).
Vergeet niet vóór 1 maart 2026 aangifte te doen van je schenking in 2025. Dit geldt voor alle belaste schenkingen (voor zover meer wordt geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling) en voor schenkingen waarvoor in 2025 een beroep is gedaan op de eenmalige (aanvullende) verhoogde vrijstelling. Dit kun je doen via een officieel aangiftebiljet schenkbelasting (te downloaden via www.belastingdienst.nl) of via een brief aan de Belastingdienst. Het is ook mogelijk om online aangifte schenkbelasting te doen via Mijn Belastingdienst. Wanneer je later dan vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarin een schenking heeft plaatsgevonden daarvan aangifte doet, gaat de aanslagtermijn pas de dag na de aangifte in. Door aangifte te doen binnen de termijn, kun je lange onzekerheid over de aanslag vermijden. Je kunt ook meteen na de ontvangen schenking aangifte doen.
Binnen acht maanden na het overlijden van de erflater moet de executeur aangifte doen. Als de erflater in zijn testament geen executeur heeft aangewezen, moet je als erfgenaam binnen de gestelde termijn aangifte doen. Dit geldt voor alle belaste erfrechtelijke verkrijgingen (voor zover je meer ontvangt dan de vrijstelling). Je kunt een aangifteformulier aanvragen bij de Belastingdienst. Je kunt ook schriftelijk uitstel vragen voor het indienen van de aangifte, maar vanaf acht maanden na overlijden moeten de erfgenamen belastingrente betalen over het bedrag van de aanslag ongeacht of de aanslag al is opgelegd.
Je kunt belastingrente voorkomen door uiterlijk drieëneenhalve maand na de overlijdensdatum aangifte te doen of binnen vijf maanden na het overlijden een verzoek om een voorlopige aanslag in te dienen. Sinds 1 januari 2019 geldt dat bij degene die voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden – dus binnen de aangiftetermijn – verzoekt om een voorlopige aanslag of aangifte doet, geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 rekent de Belastingdienst zeven en een halve procent belastingrente. Vanaf 1 januari 2025 geldt een belastingrente van zes en een halve procent. Belastingrente wordt in rekening gebracht over de periode vanaf acht maanden na het overlijden tot zes weken na de datum van de aanslag.
In bijzondere situaties start de aangiftetermijn erfbelasting later dan op de dag van het overlijden. Per 1 januari 2020 is ook de berekening van belastingrente aangesloten op het verloop van die later aangevangen aangiftetermijn. Er wordt in die bijzondere situaties dus geen belastingrente meer berekend als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die verlaat is aangevangen. De voorlopige of definitieve aanslag erfbelasting moet dan zijn vastgesteld conform het verzoek of de aangifte. Voorbeelden van bijzondere situaties zijn onzekerheid wie de erfgenaam wordt vanwege zwangerschap, onbeheerde nalatenschappen zonder vereffenaar en verkrijgingen als gevolg van de vervulling van een voorwaarde.
De jaarrekening van een bv moet binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar zijn opgemaakt. De algemene vergadering kan deze termijn verlengen met vijf maanden. De uiterste publicatietermijn is twaalf maanden na het einde van het boekjaar. Maar voor een bv waarvan alle aandeelhouders ook bestuurders zijn, is het extra opletten. Voor dergelijke bv's geldt het moment van ondertekening door alle bestuurders tevens als het moment van vaststelling van de jaarrekening. In dat geval wordt de deponeringstermijn verkort naar tien maanden. In de statuten van de bv kan ervoor worden gekozen om hiervan af te wijken. Voor deze bv's kan het daarom raadzaam zijn om hun statuten op dit punt na te lezen en - waar nodig - te wijzigen. De deponering moet plaatsvinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening.
De Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie is onlangs verlengd tot 15 november 2027 en geldt voor bestuurders van rechtspersonen, zoals bv’s. Een turboliquidatie is een ontbinding van een rechtspersoon op eigen initiatief wanneer er geen baten meer zijn. In dat geval vindt er geen vereffening plaats en is er ook geen verzetstermijn van twee maanden vereist. Als je je bedrijf ontbindt via een turboliquidatie, moet je binnen 14 dagen na ontbinding financiële verantwoording afleggen bij Het Handelsregister en schuldeisers schriftelijk informeren over deze deponering. Dit ter bevordering van de transparantie en bescherming van schuldeisers. Houd er rekening mee dat de naleving gecontroleerd wordt en dat niet-naleving naast bestuurdersaansprakelijkheid kan leiden tot een bestuursverbod. Zorg daarom dat je aan deze verplichtingen voldoet en voorkom problemen bij het beëindigen van jouw onderneming.
Sinds 2022 was publieke inzage in het UBO-register tijdelijk niet meer mogelijk vanwege privacyoverwegingen. Met de nieuwe wet die per 16 juli 2025 in werking is getreden, krijgen meerdere partijen weer toegang tot de gegevens van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s). Dit zijn bevoegde en meldingsplichtige entiteiten zoals notarissen, banken, accountants, overheidsinstanties met een wettelijke taak en personen die hun eigen UBO-gegevens opvragen. Ook anderen met een aantoonbaar legitiem belang kunnen nu toegang krijgen. Ondanks de inwerkingtreding van deze nieuwe wet hebben de geautoriseerde groepen op dit moment nog geen toegang tot het UBO-register. Naar verwachting zal de digitale toegang voor de geautoriseerde groepen pas in het tweede kwartaal van 2026 worden opengesteld. Voor bedrijven en dga’s is het belangrijk om op de hoogte te zijn van deze wijziging, zeker bij het delen van UBO-informatie en bij externe verzoeken om inzicht. Zorg daarom dat je je gegevens correct en actueel houdt in het UBO-register en neem op tijd contact met ons op in het geval van wijzigingen in de UBO-informatie.
Op grond van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) geldt dat vanaf 1 juli 2026 geen enkele bestuurder of commissaris van een vereniging of stichting het recht mag hebben om de meerderheid van de stemmen uit te brengen. Als je statuten nog een bepaling bevatten die een bestuurder of commissaris een dergelijk meervoudig stemrecht toekent, is het noodzakelijk deze op tijd in lijn te brengen met de WBTR. Worden de statuten niet aangepast, dan vervalt per 1 juli 2026 het meervoudig stemrecht van de betreffende bestuurder of commissaris van rechtswege.
Daarnaast is het essentieel dat het bestuur duidelijke termijnen afspreekt en naleeft, bijvoorbeeld voor het aftreden van bestuurders en het nemen van besluiten. Het zorgvuldig bewaken van deze termijnen voorkomt bestuursconflicten, zorgt voor continuïteit en beperkt de aansprakelijkheid. Controleer daarom op tijd zowel je statuten als de afspraken binnen het bestuur en pas deze waar nodig aan om te voldoen aan de WBTR.
De Nederlandse Cyberbeveiligingswet wordt in 2026 verwacht. Middelgrote en grote organisaties in o.a. energie, zorg, vervoer, financiën en digitale infrastructuur krijgen nieuwe verplichtingen, zoals registratie bij bevoegde autoriteiten (bijv. NCSC) en aantoonbare governance-eisen, inclusief training voor bestuurders en medewerkers.
Hebt u vanaf 2019 een verlies in box 2 (een verlies uit aanmerkelijk belang)? Dan kunt u dit verlies zes jaar voorwaarts verrekenen met uw box 2-inkomsten. Hebt u vóór 2019 een verlies in box 2? Dan is verrekening van dit verlies met uw box 2-inkomsten nog steeds negen jaar voorwaarts mogelijk. Na die termijnen verdampen uw nog niet verrekende verliezen. Mogelijk kunt u verliesverdamping per 2024 voorkomen door in 2023 maatregelen te treffen. In sommige situaties kunt u voor box 2-verliezen een belastingkorting verkrijgen die u tot negen jaar na het ontstaan van het verlies kunt verrekenen met de belasting in box 1.
De keuze voor een dividenduitkering is fiscaal aantrekkelijker dan uitbetaling van extra loon. Over extra loon wordt in 2023 maximaal 49,5 procent inkomstenbelasting geheven, terwijl over een dividenduitkering belasting wordt geheven van 40,8 procent tot 45,8 procent (gecombineerde heffing inkomsten- en vennootschapsbelasting). Let op dat een wijziging van de hoogte van uw loon gevolgen kan hebben voor uw pensioenopbouw. Houd er ook rekening mee dat de keuze voor dividend in plaats van extra loon niet volledig vrij is, maar wordt beperkt door de regels voor het gebruikelijk loon.
Als u een vordering hebt op uw eigen bv die u wilt laten aflossen, stel dan de aflossing uit tot ná 1 januari 2024. U kunt dan een vol jaar box 3-heffing over het bedrag van de aflossing besparen.
Als ondernemer of als zzp’er hebt u recht op verschillende fiscale aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek. Daarvoor is vereist dat u ten minste 1.225 uren per jaar aan uw onderneming besteedt. Dat moet u kunnen aantonen met een urenadministratie.
Als u beschikt over een zelfstandige werkruimte in uw huur- of koopwoning, kunt u onder omstandigheden de daarmee samenhangende kosten aftrekken van de belastbare winst of het belastbaar resultaat.
Als u een bedrijfsmiddel hebt verkocht en daarbij een boekwinst hebt behaald, dan is het mogelijk om belastingheffing over de boekwinst uit te stellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u het voornemen hebt en gedurende het aanhouden van de reserve houdt om het bedrijfsmiddel te vervangen. Een herinvesteringsreserve kunt u maximaal drie jaar in stand houden na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeert u vervolgens binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet binnen drie jaar in een nieuw bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst, tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid.
Ook als u in privé bepaalde vermogensbestanddelen aan uw bv ter beschikking stelt, mag u als terbeschikkingsteller een herinvesteringsreserve vormen.
Een herinvesteringsreserve mag u maximaal drie jaar aanhouden. Laat dan ook de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Als u een herinvesteringsreserve in 2020 gevormd hebt, dan moet u nog vóór 31 december 2023 deze reserve benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij in de winst en bent u vervolgens belasting verschuldigd. Corona was zo'n omstandigheid die eventueel verlenging van de driejaarstermijn van de herinvesteringsreserve mogelijk maakt.
Overweeg uw (reguliere) schenking voor 1 januari 2023 te doen. Een schenking - aan een goed doel, uw kind of iemand anders - verlaagt uw box 3-vermogen. Dit kan u vermogensrendementsheffing (box 3) besparen. Let wel, deze schenking verhoogt vervolgens het box 3-vermogen van de begiftigde en kan daardoor bij de begiftigde leiden tot een hogere vermogensrendementsheffing, tenzij de begiftigde voor 1 januari 2023 de schenking aanwendt voor consumptief gebruik of aflossing van de eigenwoningschuld.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Als u de woning pas vanaf 2 januari 2023 verhuurt, dan zal de woning in 2023 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Er is een vrijstelling in box 3 van 61.215 euro (2022) per persoon voor groene beleggingen. Daarnaast geldt onder voorwaarden een vrijstelling in box 3 voor voorwerpen van kunst en wetenschap, bossen, natuurterreinen en Natuurschoonwet-landgoederen.
In box 3 moet het vermogen gewaardeerd worden tegen de waarde in het economisch verkeer op de peildatum 1 januari. Dit geldt ook voor vorderingen die u in privé hebt uitstaan. Als u verwacht dat de vordering niet meer (volledig) terugbetaald wordt, dan heeft dit effect op de hoogte van de waarde in het economisch verkeer en is het mogelijk om de (nominale) waarde van de vordering in box 3 te verminderen.
Het kan gunstig zijn om gebruik te maken van de jaarlijkse schenkingsvrijstellingen. Voor het jaar 2022 gelden de volgende vrijgestelde bedragen:
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van uw overleden kind) kan eenmalig onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling. In 2022 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 27.231 euro. Voor schenkingen voor een dure studie van het kind bedraagt dit eenmalig vrijgestelde bedrag onder voorwaarden 56.724 euro. De verhoogde vrijstellingen zijn eenmalig en komen in de plaats van de jaarlijkse vrijstellingen.
Voor schenkingen aan kinderen (stiefkinderen, pleegkinderen of de weduwe/weduwnaar van uw overleden kind) kan eenmalig onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de verhoogde vrijstelling voor de eigen woning (koop, verbouwing of onderhoud, aflossing van hypotheek of restschuld, rechten van erfpacht, opstal of beklemming afkopen). In 2022 bedraagt deze vrijstelling voor kinderen (of hun partner) in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar eenmalig 106.671 euro. De vrijstelling moet binnen een termijn van drie jaar zijn gebruikt voor de eigen woning. De verhoogde vrijstelling is eenmalig en komt in de plaats van de jaarlijkse vrijstelling.
U kunt een verzoek indienen tot kwijtschelding van erfbelasting in ruil voor kunst- en cultuurbezit. Deze kwijtschelding kan oplopen tot maximaal de waarde van het kunstvoorwerp(en) die u aan de Staat wilt overdragen vermeerderd met twintig procent, maar niet meer dan de verschuldigde erfbelasting en belastingrente. Daarvoor beoordeelt de Adviescommissie beoordeling aangeboden cultuurbezit uit nalatenschappen eerst of de voorwerpen uit de nalatenschap van voldoende nationaal kunst- of cultuurhistorisch belang zijn. Het is ook mogelijk dat een erflater voor zijn overlijden vraagt of voorwerpen uit zijn nalatenschap aan de voorwaarden voldoen. Dit heet een verzoek bij leven. De Belastingdienst gaat sinds kort ook akkoord als kwalificerende kunstvoorwerpen die in gedeelde eigendom zijn, vanuit de nalatenschap in betaling worden gegeven.
Voor een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW) kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van fiscale voordelen voor de schenk- en erfbelasting en de overdrachtsbelasting. Een in het buitenland gelegen landgoed moet wel deel uitmaken van het Nederlands cultureel erfgoed. Voor toepassing van de schenk- en erfbelasting wordt er vervolgens een onderscheid gemaakt tussen opengestelde landgoederen en niet opengestelde landgoederen. Opengestelde landgoederen zijn volledig vrijgesteld van schenk- en erfbelasting, niet opengestelde landgoederen zijn voor de helft van de (bestemmings)waarde vrijgesteld. De overdrachtsbelasting kent een 100%-vrijstelling. Aanvullende voorwaarden zijn: het verkregen landgoed moet gedurende 25 jaar gerangschikt blijven onder de NSW en ten minste gedurende 25 jaar in bezit blijven van de verkrijger(s). Voldoet u daar niet aan, dan wordt het voordeel teruggenomen. Als u het landgoed erft, dan mag u het landgoed wel schenken of aan andere erfgenamen overdragen. Daarnaast is onbebouwde grond niet belast in box 3 als deze grond is gerangschikt onder de NSW. Als de eigen woning gerangschikt is onder de NSW, wordt er rekening gehouden met een lagere WOZ-waarde.
Periodieke giften hebben als voordeel dat u ze in aftrek mag brengen in uw aangifte inkomstenbelasting, met in 2022 een maximaal belastingvoordeel van 40 procent tot gevolg. Voor de aftrek van een periodieke gift is vereist dat die gift schriftelijk moet zijn vastgelegd voor een periode van minimaal vijf jaar. Onder voorwaarden is een onderhandse overeenkomst daarvoor voldoende. Het gaat dan om giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) of een sociaal belang behartigende instelling (sbbi, zoals een sportvereniging, dorpshuis of muziekvereniging). Een voorwaarde is dat de sbbi een vereniging is met minimaal 25 leden die niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen, of daarvan is vrijgesteld. Bij complexere schenkingen, zoals schenking van een waardevol kunstobject, kan het raadzaam zijn de schenking in een notariële akte vast te leggen. Vanaf 2023 bedraagt het tarief waartegen een gift kan worden afgetrokken 36,93 procent. Om een zo groot mogelijk fiscaal voordeel te behalen, kunt u het beste nog dit jaar starten met een periodieke gift.
Daarnaast kunt u gebruikmaken van de aftrek voor ‘gewone’ giften aan anbi’s of aan steunstichtingen sbbi (een stichting die uitsluitend is opgericht om geld in te zamelen voor het jubileum van een sociaal belang behartigende instelling). Hiervoor gelden andere voorwaarden dan bij een periodieke gift. Zo moet u rekening houden met een drempel en een plafond die afhankelijk zijn van uw inkomen. Afhankelijk van uw wensen zijn er diverse geefstructuren mogelijk. Het percentage waartegen u een gift in aftrek kunt brengen, is vanaf 2020 gelijkgetrokken met het maximale aftrektarief eigen woning (voor 2022: 40 procent) en wordt met drie procent per jaar teruggebracht tot uiteindelijk 36,93 procent in 2023.
Giften aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) die is aangewezen als culturele instelling mag u met 1,25 vermenigvuldigen voor de giftenaftrek inkomstenbelasting, met een maximum van 1.250 euro.
Giften vanuit uw bv aan een anbi en aan een steunstichting sbbi komen onder voorwaarden in aanmerking voor de giftenaftrek voor de vennootschapsbelasting. De aftrek bedraagt ten hoogste 50 procent van de winst, met een maximum van 100.000 euro. Een van de voorwaarden voor aftrek van een schenking aan een anbi is dat u als aandeelhouder geen doorslaggevende zeggenschap mag hebben over de anbi als verkrijger van uw gift. Als uw bv een zakelijk belang heeft bij de betaling aan een goed doel, is er sprake van zakelijke kosten die volledig aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting, zonder plafond. Wij adviseren per geval aan de hand van de feiten en omstandigheden te beoordelen of het om zakelijke kosten of om een (niet-zakelijke) gift gaat.
U mag uw gift vanuit uw bv aan een culturele instelling vermenigvuldigen met 1,5 voor de giftenaftrek vennootschapsbelasting, met een maximum van 2.500 euro.
Het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden kan leiden tot een vermogensverschuiving tussen de gehuwden of geregistreerde partners. In bepaalde situaties en onder voorwaarden kan sprake zijn van een belastbare schenking.
Wanneer u een notariële ‘papieren schenking’ doet, zonder daadwerkelijk vermogen over te dragen aan uw kinderen, let er dan op dat u jaarlijks een zakelijke rente (zes procent) moet betalen over de schuldig gebleven bedragen. Als u die zes procent rente een jaar niet betaalt, zijn er onder voorwaarden nog mogelijkheden om dit te repareren.
Als u een kind een direct opeisbare renteloze of laagrentende lening verstrekt, moet uw kind over het verschil tussen zes procent rente en de werkelijk bedongen rente jaarlijks schenkbelasting betalen. U kunt dit voor de toekomst repareren door de voorwaarden van de lening te wijzigen, zodat deze niet langer direct opeisbaar is én een zakelijke rente draagt. Een alternatief is om uw kind alsnog zes procent rente aan u te laten betalen.
Als u uw eigen woning verhuurt, wordt deze niet meer gezien als eigen woning, maar als beleggingsvermogen. Daardoor verplaatst uw box 1-woning zich in de meeste gevallen naar box 3. Verhuurt u de woning pas vanaf 2 januari 2023, dan zal de woning in 2023 niet in de box 3-heffing worden meegenomen.
Als u een leegstaande woning hebt, kunt u onder voorwaarden gedurende drie jaar recht hebben op de zogenoemde verhuisregelingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat uw eigen woning die in 2020 of later leeg is komen te staan en voor verkoop is bestemd, in 2023 nog steeds wordt gezien als eigen woning en daarmee in aanmerking komt voor de hypotheekrenteaftrek. Voor de woning die u sinds 2020 hebt gekocht of sindsdien in aanbouw is, kunt u ook nog in 2023 hypotheekrenteaftrek genieten, mits u de woning uiterlijk in 2023 betrekt als hoofdverblijf. Wanneer u uw eigen woning in de tussentijd (langer dan tijdelijk) verhuurt, dan kunt u vanaf het moment van verhuur geen gebruik meer maken van de verhuisregelingen. Die woning is voor u dan box 3-vermogen geworden.
Het kan aantrekkelijk zijn om hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2023 vooruit te betalen in 2022. Dit kan uw eventuele box 3-belasting verlagen. Daarnaast wordt de hypotheekrenteaftrek vanaf 2023 verlaagd met ruim drie procent tot 36,93 procent. Het is ook voordelig om de rente vooruit te betalen als u in 2023 een lager inkomen of belastingheffing tegen een lager progressief tarief verwacht. Zie meer over belastingtarieven en cijfers voor 2022/2023 onze factsheet Belastingcijfers.
Hebt u een eigen woning samen met uw partner, maar hebt u een verschillend ‘eigenwoningverleden’? Herbeoordeel dan of u vanaf 2023 recht hebt op meer aftrek. Een verschillend eigenwoningverleden doet zich voor als u en/of uw partner eerder afzonderlijk van elkaar een eigen woning hebben gehad, waardoor bijvoorbeeld de bijleenregeling of de ruimte voor de aflossingsvrije hypotheek voor u beiden verschillend uitpakt. Vanaf 2022 is het in bepaalde gevallen mogelijk geworden om de ruimte voor hypotheekrenteaftrek in verband met dit ‘verleden’ voor u gezamenlijk te berekenen. Hierdoor wordt mogelijk rente die niet aftrekbaar was, voortaan wel aftrekbaar bij een van u beiden. Als dit het geval is, kunt u mogelijk zelfs voor 2022 nog een (nader) verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting indienen.
Het eigenwoningforfait voor woningen van meer dan 75.000 euro bedraagt in 2022 0,45 procent van de WOZ-waarde en wordt verlaagd naar 0,35 procent in 2023. Het percentage eigenwoningforfait voor woningen van meer dan 1.200.000 euro blijft 2,35 procent.
Denk eraan om 70 procent van de inkomsten uit tijdelijke verhuur van uw eigen woning op te geven als inkomen in box 1. De inkomsten mag u nog verminderen met kosten die direct met de verhuur samenhangen. Tijdelijke verhuur heeft geen gevolgen voor uw hypotheekrenteaftrek, tenzij het gaat om een leegstaande eigen woning die te koop staat. Als u uw eigen woning tijdelijk verhuurt, heeft dat mogelijk gevolgen voor de btw (kortstondige verhuur is btw belast) en toeristenbelasting. Daarnaast kan lokale regelgeving in uw stad van toepassing zijn. Ten slotte is het raadzaam om bij uw (opstal)verzekeraar en uw hypotheekverstrekker na te gaan of de tijdelijke verhuur niet in strijd is met de daarvoor geldende voorwaarden.
De bijtellingspercentages voor leaseauto’s zijn van toepassing vanaf het jaar dat de auto op naam is gezet in het kentekenregister en blijven maximaal vijf jaar van toepassing. De bijtellingspercentages zijn als volgt:
2022 |
2023 |
|
|---|---|---|
Reguliere leaseauto’s |
22% |
22% |
Nulemissieauto’s |
16% (tot € 35.000 euro) 22% (over het surplus) |
16% (tot € 30.000 ) 22% (over het surplus) |
Het bijtellingspercentage voor emissieloze (elektrische) blijft in 2023 16 procent. Per 1 januari 2023 wordt dit drempelbedrag verlaagd naar 30.000 euro, waardoor voor de cataloguswaarde boven de 30.000 euro het bijtellingspercentage van 22 procent geldt.
Als buitenlands belastingplichtige - u bent dan niet woonachtig in Nederland - hebt u mogelijk recht op gedeeltelijke teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting. U mag als buitenlands belastingplichtige in principe niet slechter worden behandeld dan een binnenlands belastingplichtige. Als de Nederlandse belastingdruk op uw dividenden hoger is dan wanneer u binnenlands belastingplichtige zou zijn geweest, dan hebt u recht op teruggaaf van het verschil.
Voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) komen alleen mensen in aanmerking die geen fiscaal partner hebben (alleenstaanden) of een partner met een hoger inkomen. Voor mensen die in Nederland werken maar in het buitenland wonen, telt in de meeste gevallen een partner in het buitenland niet mee als fiscaal partner in Nederland. Daardoor hebben een aantal buitenlands belastingplichtigen onbedoeld recht op de IACK. De regeling wordt nu zo aangepast dat voor deze mensen ook hun partner in het buitenland mee gaat tellen voor de IACK, waardoor voor minder buitenlands belastingplichtigen de IACK van toepassing zal zijn. Deze wijziging gaat in per 1 januari 2022 en is dus van toepassing vanaf dit kalenderjaar.
Vergeet niet vóór 1 maart 2023 aangifte te doen van uw schenking. Dit geldt voor alle belaste schenkingen (voor zover meer wordt geschonken dan de jaarlijkse vrijstelling) en voor schenkingen waarvoor in 2022 een beroep is gedaan op de eenmalige (aanvullende) verhoogde vrijstelling. Dit kunt u doen via een officieel aangiftebiljet schenkbelasting (te downloaden via www.belastingdienst.nl) of via een brief aan de Belastingdienst. Het is ook mogelijk om online aangifte schenkbelasting te doen via Mijn Belastingdienst. Wanneer u later dan vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarin een schenking heeft plaatsgevonden daarvan aangifte doet, gaat de aanslagtermijn pas de dag na de aangifte in. Door aangifte te doen binnen de termijn, kunt u lange onzekerheid over de aanslag vermijden. U kunt ook meteen na de ontvangen schenking aangifte doen.
Binnen acht maanden na het overlijden van de erflater moet de executeur aangifte doen. Als de erflater in zijn testament geen executeur heeft aangewezen, moet u als erfgenaam binnen de gestelde termijn aangifte doen. Dit geldt voor alle belaste erfrechtelijke verkrijgingen (voor zover u meer ontvangt dan de vrijstelling). U kunt een aangifteformulier aanvragen bij de Belastingdienst. U kunt ook schriftelijk uitstel vragen voor het indienen van de aangifte, maar vanaf acht maanden na overlijden moeten de erfgenamen belastingrente betalen over het bedrag van de aanslag ongeacht of de aanslag al is opgelegd.
U kunt belastingrente voorkomen door uiterlijk drieëneenhalve maand na de overlijdensdatum aangifte te doen of binnen vijf maanden na het overlijden een verzoek om een voorlopige aanslag in te dienen. Sinds 1 januari 2019 geldt dat bij degene die voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden – dus binnen de aangiftetermijn – verzoekt om een voorlopige aanslag of aangifte doet, geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Voor overlijdens van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 rekent de Belastingdienst geen belastingrente. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 wordt (weer) vier procent belastingrente in rekening gebracht (over de periode vanaf acht maanden na het overlijden tot zes weken na de datum van de aanslag).
In bijzondere situaties start de aangiftetermijn erfbelasting later dan op de dag van het overlijden. Per 1 januari 2020 is ook de berekening van belastingrente aangesloten op het verloop van die later aangevangen aangiftetermijn. Er wordt in die bijzondere situaties dus geen belastingrente meer berekend als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die verlaat is aangevangen. De voorlopige of definitieve aanslag erfbelasting moet dan zijn vastgesteld conform het verzoek of de aangifte. Voorbeelden van bijzondere situaties zijn onzekerheid wie de erfgenaam wordt vanwege zwangerschap, onbeheerde nalatenschappen zonder vereffenaar en verkrijgingen als gevolg van de vervulling van een voorwaarde.
Vanaf 1 januari 2020 gelden voor spontane aangiften aanslagbelastingen (zoals inkomstenbelasting en schenk- en erfbelasting) dezelfde wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden als voor aangiften die volgen op een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging daartoe. Bij een spontane aangifte wordt niet vooraf een uitnodiging verstuurd. Daarnaast wordt de aanslag respectievelijk navorderingstermijn met zes maanden verlengd als binnen zes maanden voor het einde van die termijn een verzoek om uitnodiging of een spontane aangifte is gedaan. Hiermee krijgt de inspecteur meer tijd om de belastingschuld en aanslag correct vast te stellen.
De mogelijkheid om boetevrij in te keren, is per 1 januari 2020 uitgesloten voor inkomen uit aanmerkelijk belang. Ook wordt inkomen uit sparen en beleggen dat binnen respectievelijk buiten Nederland is opgekomen voortaan gelijk behandeld en in zijn geheel uitgesloten van de boetevrije inkeerregeling. U krijgt dan wél een boete, maar de inkeer geldt dan als strafverminderende omstandigheid.
De Invorderingswet geldt (grotendeels) ook voor toeslagen. Dit betekent dat in faillissement- of beslagsituaties toeslagschulden voorrang krijgen boven andere, niet-fiscale schulden. Het is ook mogelijk om toeslagen met belastingschulden en toeslagschulden met teruggaven van belasting te verrekenen.
De jaarrekening van een bv moet binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar zijn opgemaakt. De aandeelhouders kunnen deze termijn verlengen met vijf maanden. De tijdelijke voorziening uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid is inmiddels vervallen, waardoor het bestuur de termijn voor het opstellen van de jaarrekening niet meer zelfstandig verlengen. De uiterste publicatietermijn is twaalf maanden na het einde van het boekjaar. Maar voor een bv waarvan alle aandeelhouders ook bestuurders zijn, is het extra oppassen. Voor dergelijke bv's geldt het moment van ondertekening door alle bestuurders tevens als het moment van vaststelling van de jaarrekening. Daarmee wordt de deponeringstermijn verkort naar tien maanden. In de statuten van de bv kan ervoor worden gekozen om hiervan af te wijken. Deponering moet plaatsvinden binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening.
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking getreden. De regels voor het bestuur en toezicht bij de vereniging, stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij in het Burgerlijk Wetboek sluiten sindsdien aan bij die voor de nv en de bv. Bij stichtingen gelden nieuwe regels, onder meer voor de besluitvorming bij tegenstrijdig belang, bestuurdersaansprakelijkheid en de bevoegdheden van de rechtbank. Verder is het meervoudig stemrecht beperkt: een bestuurder of commissaris kan niet meer stemmen uitoefenen dan alle andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen. Een statutenwijziging door deze nieuwe regels is overigens niet meteen verplicht, omdat voor enkele bepalingen een overgangsregeling in het leven is geroepen. Maar met het oog op de overgangsregeling is het voor zowel private als semi-publieke rechtspersonen raadzaam om de statuten te updaten zodat deze aansluiten bij de recent gewijzigde wet- en regelgeving. Zo kunt u voorkomen dat er verwarring ontstaat doordat statutaire bepalingen (op termijn) niet meer gelden.
Sinds 1 augustus 2021 moet het volgens de Europese richtlijn 2019/1151 mogelijk zijn om digitaal een bv op te richten. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft daarbij gebruik gemaakt van de uitstelmogelijkheid die de Europese richtlijn biedt om de implementatietermijn met 1 jaar te verlengen . In april 2022 is het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn bij de Tweede Kamer ingediend en is in tegenstelling tot het voorontwerp alleen van toepassing op EU-onderdanen. De digitale oprichting blijft verder in overwegende mate dezelfde als de fysieke oprichting. Het belangrijkste verschil is dat de oprichters niet meer in persoon hoeven langs te gaan bij de notaris. De procedure voor de oprichting van een bv vindt dan plaats via een centraal digitaal platform onder leiding van de notaris.
Alle privépersonen die meer dan 25 procent (in)direct eigendom of zeggenschap hebben in een juridische entiteit, zoals een vennootschap of stichting, kwalificeren als ultimate beneficial owner (UBO) en moeten worden opgenomen in een openbaar register. Dit register wordt beheerd door de Kamer(s) van Koophandel (KvK). De persoonsgegevens die daarbij openbaar worden zijn de naam van de UBO, geboortemaand en -jaar, nationaliteit, woonstaat en aard en omvang van het economisch belang. Deze registratieplicht is in Nederland in werking getreden op 27 september 2020. De op die datum bestaande entiteiten hadden tot 27 maart 2022 de tijd om hun UBO’s te registreren, maar door achterstanden bij de KvK is de invoering van het UBO-register nu uitgesteld tot 1 januari 2023. Belangrijk is daarbij echter dat deze nieuwe deadline alleen geldt voor entiteiten die zich al geregistreerd hebben bij de KvK. Entiteiten die zich nog niet hebben geregistreerd, kunnen wel degelijk een boete verwachten. Nieuw opgerichte entiteiten moeten hun UBO’s meteen bij de oprichting registreren. Doen zij dit niet, dan ontvangen ze geen handelsregisternummer en kan de inschrijving bij de KvK niet worden voltooid. Het is aan te raden om zo spoedig mogelijk zorg te dragen voor registratie van de UBO’s bij de KvK om boetes te voorkomen.
Tijdens de coronacrisis bood de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de mogelijkheid tot het elektronisch stemmen en vergaderen. Bevatten de statuten géén bepaling over elektronisch stemmen, dan was het bestuur op grond van deze tijdelijke wet COVID-19 bevoegd om te bepalen dat het stemrecht kan worden uitgeoefend door middel van een elektronisch communicatiemiddel. Tijdens de coronacrisis was het dus niet nodig om de statuten hierop aan te passen, maar inmiddels is de Tijdelijke wet COVID-19 vervallen en is elektronisch vergaderen alleen mogelijk als de statuten daarin voorzien. Het is dus aan te raden om de statuten hierop te controleren. Ondertussen werkt de regering aan een wetsvoorstel digitaal vergaderen om elektronisch vergaderen en stemmen permanent mogelijk te maken.
Voor ondernemingen die bij natuurlijke personen worden belast in de inkomstenbelasting (bijvoorbeeld de eenmanszaak) is het mogelijk om af te schrijven tot 50 procent van de WOZ-waarde van gebouwen in eigen gebruik. Het onderscheid in uw administratie tussen verhuurde gebouwen en gebouwen in eigen gebruik is voor u als ondernemer in de inkomstenbelasting dus relevant. Ook blijft het van belang om de WOZ-beschikking te controleren en zo nodig bezwaar aan te tekenen.