Dit doet zij aan de hand van recent verschenen stukken zoals het Integraal Zorgakkoord (IZA). Onlangs publiceerde de RVS ook het rapport De basis op orde - Uitgangspunten voor toekomstgerichte eerstelijnszorg. Dit rapport onderstreept dat door maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen de eerstelijnszorg toenemend onder druk is komen te staan.
Onder meer door de dubbele vergrijzing neemt het aantal langer thuiswonende ouderen en zieken toe. Dubbele vergrijzing betekent dat het aandeel ouderen de komende jaren toeneemt ten opzichte van de rest van de bevolking en dat de gemiddelde leeftijd binnen de groep 65-plussers stijgt door de toename van 85-plussers. Daardoor ontstaat er een grotere vraag naar eerstelijnszorg in een sector waar beschikbaarheid van zorgprofessionals structureel onder druk staat.
Om een toekomstbestendige eerstelijnszorg te creëren, is samenwerking volgens de RVS nodig. Vincent Coenen is blij dat het rapport van de RVS het belang van samenwerking met het netwerk benadrukt: ‘Als huisarts ben je vaak het eerste punt van contact met de patiënt en kun je richting geven aan of het pad vooral medisch of juist meer sociaal moet zijn. Ik herken in de praktijk dat een sterk netwerk in de wijk van toegevoegde waarde is om de zorg toegankelijk te kunnen houden voor de patiënt.'
Peeters herkent deze behoefte van huisartsen aan samenwerking uit gesprekken tussen huisartsen en minister Kuipers die PwC afgelopen najaar faciliteerde en vertaalde in een visueel verslag.
Jan Kremer
Marjon Peeters
Vincent Coenen
Jan Kremer: ‘Als huisarts ben je in de eerste plaats inderdaad een medische professional, terwijl het in toenemende mate van belang is geworden dat je goede relaties opbouwt met andere domeinen om je vak goed te kunnen uitoefenen. Hierdoor is het huisartsenvak steeds meer “grenzenwerk” geworden: je moet wel op je eigen “land” blijven en daarmee je medisch-generalistische focus houden, maar tegelijkertijd ook naar andere domeinen gaan. Dat is een spanningsveld.’
Vincent Coenen herkent dit spanningsveld in de praktijk: ‘Als huisarts kun je heel veel doen voor de patiënt. Je ziet veel en kent vaak het sociale netwerk om iemand heen. Dat heeft ook iets oneindigs. Je moet daardoor uitkijken dat je niet de huisvriend wordt van iedereen. Tegelijkertijd ervaar ik dat je juist dankzij samenwerking met andere domeinen het verschil kunt maken voor de patiënt. Door de oplopende werkdruk zie je in de praktijk wel dat huisartsen meer bewegen naar die medisch-generalistische rol. Dat is een gemis, want met grenswerk kun je echt impact maken.’
Coenen uit ook zorgen over de rol van de huisarts als “grenswerker”: 'Je bent als huisarts heel allround opgeleid. Het risico bestaat dat je je vanuit die andere rol overal mee gaat bemoeien. Je moet ook weer geen buurtburgemeester worden.’
Kremer vult aan dat de RVS om die reden adviseert om je als huisarts vooral te focussen op de kwetsbare groepen: ‘Juist een huisarts is voor ouderen cruciaal. De RVS zegt: zet de kracht in waar het het meest nodig is.'
Coenen: ‘Het begint met de mogelijkheden die gemeenten kunnen bieden in het sociaal domein. Daarnaast heb ik in mijn gemeente veel aan de kerkgemeenschap.'
Kremer vult aan: ‘Het is mooi dat je dit voorbeeld van de kerk noemt. Het past bij het vierde uitgangspunt van het RVS-rapport. Dat onderstreept dat we moeten uitgaan van de kracht van de samenleving. Het grootste probleem op dit moment is dat we gewoon te weinig zorgverleners hebben en dat er tegelijkertijd steeds meer taken bij zorgverleners terechtkomen. Daarom is het zo belangrijk in te zetten op de kracht van de samenleving.'
Marjon Peeters heeft samen met Vincent Coenen in 2016 het Meer Tijd Voor de Patiënt (MTVP)-gedachtegoed vormgegeven in Gorinchem en vervolgens ook het landelijke versnellingstraject MTVP en de totstandkoming van de leidraad MTVP begeleid.
Coenen: ‘Ik onderstreep absoluut de waarde van MTVP in de praktijk. Door de inzet van meer personeel is letterlijk tijd en ruimte ontstaan voor de patiënt, maar MTVP is ook belangrijk om de samenwerking met onder meer de tweede lijn te versterken.'
Tegelijkertijd maakt Coenen zich zorgen over de manier waarop MTVP per 2023 landelijk wordt opgeschaald, nu de inzet van extra personeel facultatief is geworden. Coenen licht toe: ‘Vanuit mijn ervaring is extra personeel wel echt het vliegwiel geweest om gemiddeld vijftien minuten per consult te kunnen realiseren en andere MTVP-interventies zoals samenwerken met het netwerk te kunnen uitvoeren.'
Kremer reageert op de inzet van personeel als vliegwiel voor MTVP: ‘Ik vrees dat de toegankelijkheid van de huisartsenzorg onder druk komt te staan. Ik zie dat er al gemeenten zijn waar mensen geen vaste huisarts meer hebben. Zou je niet juist met het MTVP-gedachtegoed ook je praktijk kunnen vergroten, door vooral te focussen op de kwetsbare patiënten voor wie je als huisarts van toegevoegde waarde bent?’
Coenen: ‘Ik deel je zorgen rondom de toegankelijkheid van de huisartsenzorg. Tegelijkertijd kan MTVP een belangrijke bijdrage leveren aan het beheersen van personeelstekorten op andere plekken. Maar het wordt wel erg moeilijk als de praktijken te groot worden.'
Kremer: ‘Ik begrijp dat, Vincent, maar ik zie ook dat toegankelijkheid de komende jaren steeds meer onder druk komt te staan door personeelstekorten. Mensen kunnen dan geen huisarts meer krijgen. Dan moeten we dit scenario niet uitsluiten, denk ik.’
Kremer: ‘Ik snap de wens en erken ook dat het wenselijk is om andere manieren van werken in te zetten om de wachtlijstproblematiek aan te pakken, maar ik vind digitalisering geen doel op zich.' PwC herkent deze observatie en deelde eerder dat digitale innovatie alleen succesvol is wanneer zorgmedewerkers het nut van dergelijke innovaties zien.
Kremer noemt ter illustratie een initiatief rondom anders werken, de Mentale Gezondheidscentra van Breburg. In dit initiatief doen professionals vanuit de GGZ en het sociaal domein de gezamenlijke triage, ofwel het bepalen van de urgentie bij een hulpvraag. Daardoor is ongeveer 25 procent van de verwijzingen naar de GGZ afgenomen. ‘Dit vind ik een heel mooie innovatie, hoewel volstrekt niet digitaal.'
Coenen kan zich daarin vinden. Hij ziet daarbij dat de inzet van digitalisering in de samenwerking met psychiaters, onder meer rondom intercollegiale consulten, niet altijd optimaal verloopt. ‘Dit komt mede doordat de GGZ niet standaard dezelfde ICT gebruikt als andere medische professionals, waardoor systemen niet goed op elkaar aansluiten. Om de samenwerking met de GGZ te verbeteren, zou het daarom waardevol zijn dat de GGZ meer zou aansluiten op de ICT-voorzieningen uit de tweede lijn.’
In het volgende artikel staan we stil bij de langdurige zorg in combinatie met wonen. Wij vroegen Kremer en Coenen wat zij graag over dit thema willen weten van onze gesprekspartners. Zij kwamen met de volgende vragen: welke initiatieven zijn er voor ouderen om ze aangenaam en gezond te laten wonen en zijn er succesvolle praktijkvoorbeelden waarin een brug wordt geslagen naar informele zorg die interessant zijn voor verdere opschaling?
Partner, Consulting Lead, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 089 31 82