Kabinet past initiatiefwetsvoorstel liquidatieverliesregeling aan - Update

28/10/19

Dit voorjaar is vanuit de Kamer (GroenLinks, SP en PvdA) een initiatiefwetsvoorstel aangeboden om de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting aan te passen. De huidige regeling bepaalt dat bij beëindiging van buitenlandse activiteiten, buitenlandse verliezen in Nederland aftrekbaar zijn. De initiatiefnemers uit de Tweede Kamer zijn van mening dat Nederlandse multinationals in Nederland meer vennootschapsbelasting zouden moeten betalen over hun winst. Daarom zou de liquidatieverliesregeling moeten worden ingeperkt door de aftrekbaarheid van een liquidatieverlies te beperken. Soortgelijke beperkingen zijn ook voorgesteld ten aanzien van de stakingsverliesregeling (staking van een vaste inrichting).

Het kabinet kondigt in de Miljoenennota aan het wetsvoorstel van de Kamer over te nemen, zij het met enkele aanpassingen. De wijziging moet ingaan per 2021. Inmiddels is een definitief initiatiefwetsvoorstel gepubliceerd op 2 oktober 2019. Hierin staan inderdaad enige wijzigingen.

Dit bericht is aangepast aan het definitieve initiatiefwetsvoorstel van 2 oktober 2019. Er zijn daarna geen wijzigingen meer gepubliceerd.
 

Huidige regeling

Een in Nederland gevestigde vennootschap betaalt in beginsel belasting over de in Nederland behaalde winst. Resultaten die worden behaald met buitenlandse activiteiten worden in het buitenland belast. Gedurende het bestaan van de buitenlandse activiteiten wordt zo per saldo eenmaal winstbelasting geheven, hetzij in Nederland, hetzij in het buitenland.

Een uitzondering hierop geldt bij staking van de buitenlandse activiteiten. Als er sprake is van een verlies op deze activiteiten, kan dit verlies doorgaans per saldo niet in aanmerking worden genomen in het betreffende buitenland.

Op basis van de huidige regelingen is het dan mogelijk om verliezen op deze buitenlandse activiteiten in Nederland in aftrek te brengen.

Worden de activiteiten in het buitenland gedreven door middel van een deelneming in een buitenlandse vennootschap, dan komt een eventueel verlies in Nederland in aftrek bij liquidatie van die buitenlandse vennootschap (de liquidatieverliesregeling).

Wanneer de activiteiten worden gedreven door middel van een buitenlandse vaste inrichting, dan wordt het verlies in aanmerking genomen bij staking van de activiteiten van de vaste inrichting (de stakingsverliesregeling).

Het voorstel

Het kabinet wil nu deze aftrekmogelijkheid voor buitenlandse verliezen beperken. Hierbij moet zij rekening houden met de kaders van het EU-recht (en EER-recht). Indien het in aftrek te nemen liquidatieverlies groter is dan 5 miljoen euro (eerder 1 miljoen euro) zijn de volgende beperkingen van toepassing:

  • De liquidatieverliesregeling is in dit geval slechts toegankelijk: 
    1. binnen EU/EER context én
    2. alleen voor belangen van meer dan 50 procent (eerder meer dan 25 procent ofwel het hebben van een zodanige invloed dat hiermee de activiteiten van de deelneming kunnen worden bepaald;
  • Stakingsverliezen van vaste inrichtingen (binnen de zogenaamde objectvrijstelling) zijn eveneens slechts aftrekbaar binnen de EU/EER context.

Verliezen tot en met 5 miljoen euro blijven dus aftrekbaar (ook voor belangen van 5 procent of meer en ook voor niet-EU/EER-belangen).

Ten opzichte van het initiatiefwetsvoorstel van 16 april 2019 lijkt de mogelijkheid om een liquidatieverlies boven de 5 miljoen euro af te trekken, iets verbreed. De wijzigingen in de wettekst en het vervallen van een van de voorbeelden die eerder waren opgenomen, lijken te betekenen dat wanneer een geliquideerde, kwalificerende EU deelneming indirect nog een andere, geliquideerde, kwalificerende EU-deelneming hield, het liquidatieverlies van de eerste EU-deelneming ook het verlies op de andere kwalificerende EU-deelneming mag omvatten. Eerder werd alleen het liquidatieverlies dat zag op de eerste EU-deelneming meegenomen. De wijzigingen worden echter niet uitgelegd en wij hopen in het verdere proces meer duidelijkheid te krijgen op dit punt.

Daarnaast kent het wetsvoorstel een temporele beperking. Het verlies kan namelijk slechts in aanmerking worden genomen indien de vereffening van de deelneming binnen drie jaar na staking of het besluit daartoe wordt voltooid. Deze beperking is van toepassing ongeacht de grootte van het in aftrek te nemen liquidatieverlies. Een soortgelijke bepaling geldt ook ten aanzien van de staking van een vaste inrichting.

De voorgestelde inwerkingtreding is 1 januari 2021, met drie jaar overgangsrecht voor latente liquidatieverliezen van vóór 1 januari 2021.

Wat betekent dit voor u?

De inperking van de liquidatieverliesregeling voor belangen buiten de EU/EER kan grote impact hebben. De mogelijke inwerkingtreding in combinatie met het overgangsrecht geeft in veel gevallen wel de ruimte om u hierop voor te bereiden. Neem contact op met uw PwC-adviseur om de situatie van uw onderneming te bespreken.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons