Voorkom belastingrente met juiste voorlopige aanslag

29/05/19

Als het bedrag van uw definitieve belastingaanslag hoger is dan dat van uw voorlopige belastingaanslag, dan bent u over het verschil daartussen belastingrente verschuldigd. Daarbij is het niet van belang of de Belastingdienst al over het geld beschikt. De staatssecretaris van Financiën heeft naar aanleiding van een procedure toegelicht dat de Belastingdienst de wettelijke regeling hieromtrent strikt toepast. De staatssecretaris geeft expliciet aan dat er geen ruimte is voor coulance wanneer de wettelijke regeling voorschrijft dat belastingrente in rekening moet worden gebracht, terwijl de Belastingdienst geen rentenadeel lijdt omdat het geld al is overgemaakt.

Wat betekent dit voor u?

Als gedurende het jaar blijkt dat het belastbaar resultaat van uw onderneming afwijkt van het bedrag van de voorlopige aanslag, dient u een verzoek te doen om de voorlopige aanslag aan te passen. Met name als uw winst hoger uitvalt dan vooraf met de voorlopige aanslag is ingeschat, is het van belang dat u tijdig een verzoek doet om hogere voorlopige aanslag en dat hogere bedrag uiteraard ook voldoet. Daarmee kunt u belastingrente voorkomen.

Het is voor de berekening van belastingrente niet relevant of de Belastingdienst (om welke reden ook) al de beschikking heeft over de betaling; het bedrag van de voorlopige aanslag is doorslaggevend voor de berekening van belastingrente. U kunt dus niet eenvoudigweg een extra bedrag aan belasting overmaken aan de Belastingdienst. U moet daadwerkelijk verzoeken om een verhoging van de voorlopige aanslag.

Monitor daarom gedurende het boekjaar en na afloop daarvan op gezette tijden of het door u verwachte resultaat nog overeenkomt met het belastbaar bedrag van de laatst opgelegde voorlopige aanslag.

De aanleiding

De aanleiding betreft belastingrente die aan een vennootschap in rekening is gebracht over het verschil tussen het bedrag van een voorlopige aanslag en de definitieve aanslag. In eerste instantie had de belastingplichtige verzocht om een voorlopige aanslag naar een belastbaar bedrag van 65.000 euro en een bedrag aan te betalen vennootschapsbelasting van 13.000 euro. Dit bedrag is aan de Belastingdienst overgemaakt.

 

Na afloop van het jaar bleek dat het belastbaar bedrag uitkwam op circa 78.000 euro en wilde de belastingplichtige de voorlopige aanslag aanpassen naar dit bedrag. Klaarblijkelijk is daarbij iets misgegaan, waardoor een bedrag van nihil werd doorgegeven. Daarop heeft de Belastingdienst het bedrag van de voorlopige aanslag verlaagd naar nihil. Normaal gesproken zou dan het bedrag van 13.000 euro worden teruggestort, maar dit is niet gebeurd. Uiteindelijk heeft de vennootschap aangifte vennootschapsbelasting gedaan naar een belastbaar bedrag van 78.000 euro en heeft de Belastingdienst conform dit bedrag de definitieve aanslag van 15.000 euro opgelegd, waarbij echter over dit gehele bedrag belastingrente in rekening is gebracht. Hiertegen maakte de vennootschap bezwaar, omdat de Belastingdienst geen rekening heeft gehouden met de 13.000 euro die al was overgemaakt.

Hof Den Haag heeft bepaald dat in dit specifieke geval de belastingrente moest worden verminderd zodat wel rekening wordt gehouden met die 13.000 euro. Het hof baseert dit op begunstigend beleid dat binnen de Belastingdienst bestond toen dit speelde. Dit begunstigend beleid is onder meer openbaar geworden als gevolg van een Wob-verzoek.

Naar aanleiding van deze zaak heeft de staatssecretaris van Financiën toegelicht, dat dit niet betekent dat ook in de toekomst in dergelijke situaties de belastingrente wordt verminderd. Integendeel, de staatssecretaris geeft aan voortaan strikt te willen vasthouden aan de wettelijke regeling en geen coulance te willen betrachten.

Bron: Ministerie van Financiën, AWR: Geen belastingrente op grond van vertrouwensbeginsel.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Volg ons