HR: Vrijgestelde vergoedingen onderdeel loonbegrip

07/04/25

De Hoge Raad oordeelt dat voor de beoordeling of een vertrekvergoeding als excessieve vertrekvergoeding moet worden aangemerkt, ook de gerichte vrijstellingen onder de werkkostenregeling moeten worden meegenomen. Met deze uitspraak wordt aangesloten bij de conclusie van Advocaat Generaal Pauwels en wordt de eerdere uitspraak van het Hof en de rechtbank vernietigd.  

Op 4 april 2025 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een casus over het loonbegrip voor de excessieve vertrekvergoeding. In de casus wordt in het jaar 2018 een dienstbetrekking beëindigd van een werknemer die gebruik maakt van de 30%-regeling. Het geschil in deze procedure gaat over hoe je voor de berekening van de in artikel 32bb lid 3 LB 1964 opgenomen excessieve vertrekvergoeding om moet gaan met de gerichte vrijstellingen onder de werkkostenregeling, zoals de vrijgestelde vergoeding onder de 30%-regeling.  

De pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding is van toepassing wanneer een werknemer in het toetsjaar (veelal t-2) een loon heeft dat hoger is dan 680.000 euro (2025). In dat geval is de inhoudingsplichtige 75% pseudo-eindheffing verschuldigd over het als excessief aan te merken deel van de vertrekvergoeding. Zowel voor de bepaling of het loon hoger is dan het toetsloon, als voor de bepaling welk deel van de vertrekvergoeding excessief is, is het van belang of vergoedingen en verstrekkingen die vrijgesteld zijn onder de werkkostenregeling meegenomen moeten worden in dat loon.

Hierbij springt een vrijgestelde vergoeding op grond van de 30%-regeling cijfermatig het meest in het oog.

De Hoge Raad sluit aan bij de eerdere conclusie van de Advocaat Generaal en verklaart het beroep in cassatie gegrond. Hiermee vallen de gerichte vrijstellingen en bedragen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling onder het loonbegrip. 

De Advocaat Generaal Pauwels geeft in zijn eerdere conclusie aan te worstelen met de zaak. Hij stelt dat duidelijk is dat na invoering van de werkkostenregeling zonder twijfel alle vergoedingen en verstrekkingen tot het loon behoren. Echter hij ziet geen goede ‘inhoudelijke’ reden waarom een gericht vrijgestelde vergoeding nu ‘opeens’ als gevolg van de invoering van de werkkostenregeling tot het art. 32bb-loon zou moeten worden gerekend, gelet op het ondergeschikte beloningskarakter daarvan.

Concluderend geeft Advocaat Generaal Pauwels aan dat het niet de taak van de rechter is om een andere interpretatie aan het loonbegrip in artikel 32bb Wet LB te geven die afwijkt van het loonbegrip zoals bedoeld in de loonbelasting. Dit betekent dat een eindheffingsbestanddeel tot het loon in de zin van artikel 32bb van de loonbelasting behoort, zelfs als het valt onder een gerichte vrijstelling of de vrije ruimte. Het feit dat de wetgever dit aspect niet expliciet heeft overwogen tijdens de totstandkoming van de werkkostenregeling, verandert deze conclusie niet.  

Wat betekent dit voor uw organisatie?

Met deze uitspraak is duidelijk dat onder het loonbegrip ook gerichte vrijstellingen of betalingen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling vallen. Voor de bepaling of er sprake is van pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding dien je daarom ook de niet belaste beloningselementen mee te nemen. Dit geldt voor de 30%-vergoeding, maar ook voor de andere gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen. Dus bijvoorbeeld zowel de vrijgestelde vaste kostenvergoeding, als de in de vrije ruimte van de werkkostenregeling opgenomen verstrekkingen. Het is duidelijk dat de beoordeling van de vraag of een excessieve vertrekvergoeding verschuldigd is, hierdoor nóg complexer wordt en om nog meer zorgvuldigheid vraagt.  

Contact us

Henk van Keersop

Henk van Keersop

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 285 13 14

Céline Buys

Céline Buys

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 048 49 55

Daniël Sternfeld

Daniël Sternfeld

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 089 28 89

Maaike Damen

Maaike Damen

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 117 61 13

Volg ons