HR A-G: Onterechte UTB invoer-btw voor entrepothouder na diefstal bulkgoederen

15/08/19

Belanghebbende, exploiteert een Nederlands entrepot. In het (douane)entrepot was in opdracht van een derde een partij ruwe nikkel opgeslagen die uit non-EU afkomstig was en vervolgens werd gestolen. Naar de mening van de A-G is de heffing van btw verplicht verlegd naar de persoon voor wie de nikkel is bestemd. Dit betekent dat belanghebbende, de entrepothouder, ten onrechte via een utb (‘uitnodiging tot betaling’) is gevorderd de (invoer)btw te voldoen.

Voor de aftrek van btw is in het algemeen vereist dat de waarde van de goederen - en niet alleen de omzetbelasting - is opgenomen in de prijzen van de in een later stadium verrichte belaste handelingen. Dat is bij een entrepothouder die goederen - afkomstig vanuit non-EU - in opdracht van een andere (de non-EU eigenaar) opslaat in Nederland echter niet het geval. De entrepothouder heeft hiervoor dus geen toegang tot een recht op aftrek van (invoer)btw met betrekking tot deze goederen. Dit geldt ook als de entrepothouder ten onrechte een utb voor Nederlandse btw heeft gekregen waartegen hij geen beroep meer heeft ingesteld.

In casu wordt de invoer-btw-invoer volgens de A-G toch een kostenpost. Belanghebbende heeft afstand gedaan van zijn procedurele rechten in een andere procedure en loopt daarom nu tegen een onbillijke situatie aan.

Deze procedure benadrukt de valkuilen bij toepassing van de art.23-vergunning (btw-verlegging bij invoer)

Achtergrond

De art.23-vergunning in de btw

Artikel 23 van de Nederlandse btw-wet voorziet in een vergunning op grond waarvan importeurs de btw die op het moment van invoer verschuldigd is, alleen aangeven via hun periodieke btw-aangifte.

De toepassing van artikel 23 heeft tot gevolg dat de omzetbelasting niet wordt geheven volgens de regels van het douanerecht, maar de aangewezen ondernemer die belasting in zijn periodieke aangifte als verschuldigde belasting moet aangeven. Deze afwijking heeft niet alleen tot gevolg dat de belasting op andere wijze en op een ander tijdstip wordt geheven, maar kan ook tot gevolg hebben dat een andere persoon als belastingplichtige wordt aangemerkt. Om die reden wordt bij de toepassing van artikel 23 Wet ob 1968 gesproken van verlegging.

Casus

Belanghebbende, exploiteert een Nederlands (douane)entrepot. In het entrepot was in opdracht van een derde een partij ruwe nikkel opgeslagen die vanuit non-EU afkomstig was. Dit soort nikkel in bulk wordt normaal gesproken professioneel verhandeld. In dit geval was er echter nog geen nog koper bekend.

In of omstreeks het vierde kwartaal van 2012 is de partij nikkel door een onbekende uit het entrepot gestolen.

In januari 2013 heeft belanghebbende aangifte gedaan van de diefstal en de Belastingdienst/Douane op de hoogte gesteld. Naar aanleiding van de diefstal is aan belanghebbende met dagtekening 1 mei 2013 een utb met betrekking tot omzetbelasting uitgereikt.

Conclusie A-G Ettema

A-G: UTB voor invoer-btw in casu ten onrechte uitgereikt

De exploitant van het entrepot is in de visie van de Advocaat Generaal ten onrechte middels een utb gevorderd de invoer-btw voor de gestolen partij nikkel te voldoen. Aangezien het specifieke lijst-goederen in de zin van artikel 23 Wet ob betreft kan de btw volgens haar immers nooit middels een utb (invoer)btw van de entrepothouder worden geheven.

Eerdere procedure te vroeg afgebroken

De exploitant heeft echter geen baat bij deze btw-technische visie van de A-G omdat hij te snel heeft berust in de andersluidende uitspraak van de rechtbank over dit geschilpunt en in die procedure geen beroep meer had aangetekend. Achteraf gezien was het probleem van de aftrek dan waarschijnlijk al niet niet meer aan de orde geweest.

De utb is door het stoppen van die procedure echter onherroepelijk komen vast te staan. In de thans lopende procedure gaat het er vervolgens om of de exploitant van het entrepot op een of andere manier de via de utb gevorderde btw alsnog in aftrek kan brengen.

Huidige procedure biedt geen soelaas voor aftrek btw

Belanghebbende krijgt van de A-G gelijk in het feit dat het oordeel van het Hof dat belanghebbende in het verkeerde tijdvak (te laat) aanspraak had gemaakt op aftrek van de omzetbelasting bij invoer onjuist is. De A-G is van mening dat ondernemer in geval van diefstal eerst moet kunnen aantonen dat de omzetbelasting verschuldigd is. Dit kan pas op het moment dat van de inspecteur een utb is ontvangen. Dat was in dit geval in mei 2013.

Helaas biedt ook dit geen soelaas voor de entrepothouder. Voor de aftrek is immers vereist dat de waarde van de goederen - en niet alleen de omzetbelasting - is opgenomen in de prijzen van de in een later stadium verrichte belaste handelingen. Dat is bij een entrepothouder die goederen in opdracht van een ander opslaat niet het geval. De entrepothouder heeft hiervoor dus geen toegang tot een recht op aftrek van btw.

Beroep op hardheidsclausule kan uitkomst bieden

Uit het proces-verbaal van de zitting voor het Hof maakt de A-G op dat belanghebbende overweegt een beroep te doen op de hardheidsclausule. De inspecteur heeft in antwoord op vragen van het Hof medegedeeld eerst de eind-uitspraak van de rechter af te willen wachten voordat een beroep op de hardheidsclausule in behandeling wordt genomen, opdat hij de uitspraak kan meenemen in zijn advies aan de staatssecretaris. Een dergelijk beroep lijkt de A-G een reële mogelijkheid die alsnog tot een positieve uitkomst voor belanghebbende kan leiden.

Wat betekent dit voor de praktijk?


In de Nederlandse praktijk is de artikel 23-code-vergunning een waardevolle faciliteit voor ondernemers in de internationale goederenhandel. In de praktijk van bulkgoederen betreft de toepassing van de artikel 23-code vergunning de volgende situatie: ondernemers (ook als zij niet in Nederland gevestigd of geregistreerd zijn) die de in bijlage A bij het Uitvoeringsbesluit btw genoemde grondstoffen (specifieke goederen vermeld op die lijst) invoeren.

Op het snijvlak van douane en btw, heeft een ondernemer soms te maken met complexe regels. Bij aanvraag en lopend gebruik van de artikel 23-vergunning is het inschakelen van een btw/douane-specialist vaak een goede investering om fiscale risico’s (bijvoorbeeld aftrekbeperking) en kosten te minimaliseren.

Contact

Knowledge Centre

Rotterdam, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 43 51

Herman van Kesteren

Herman van Kesteren

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 060 32 38

Volg ons