Rechtbank: reclameopbrengsten belast

13/09/22

Rechtbank Gelderland heeft op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in één van de procedures die worden gevoerd over de vraag of het financiële resultaat behaald met de reclameactiviteit wordt belast met vennootschapsbelasting (Vpb). In deze zaak was daarnaast de Vpb-plicht van personeelsleningen in geschil. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voor beide activiteiten Vpb-plichtig is en dat het financiële resultaat wordt belast met Vpb.

Achtergrond

De uitspraak van rechtbank Gelderland betreft een tweetal activiteiten die een gemeente verricht, namelijk het sluiten van concessieovereenkomsten voor het bieden van gelegenheid tot het plaatsen van reclameobjecten in gemeentelijk openbaar gebied (de reclameactiviteit) en het verstrekken van personeelsleningen. In geschil is of de gemeente terzake van deze activiteiten Vpb-plichtig is en het financiële resultaat wordt belast met Vpb.

De gemeente stelt zich primair op het standpunt dat de reclameactiviteit gezamenlijk beoordeeld dient te worden met de activiteit ‘Beheer en de inrichting van openbaar gebied’ (openbaar gebied), waardoor het winstoogmerk ontbreekt. 

Het subsidiaire standpunt luidt dat geen sprake is van een onderneming, omdat geen sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Meer subsidiair neemt de gemeente het standpunt in dat de objectieve vrijstelling voor overheidstaken van toepassing is als gevolg waarvan het fiscale resultaat niet wordt belast met Vpb en/of dat het fiscale resultaat verminderd dient te worden door het extracomptabel toerekenen van de kosten vanuit de activiteit openbaar gebied. 

Wat betreft de personeelsleningen is volgens de gemeente sprake van normaal vermogensbeheer en als gevolg daarvan geen sprake van Vpb-plicht.

De Belastingdienst is van mening dat de gemeente voor zowel de reclameactiviteit als het verstrekken van personeelsleningen Vpb-plichtig is en dat het fiscale resultaat belast is met Vpb.

Uitspraak Rechtbank

Reclame

De rechtbank oordeelt dat de reclameactiviteit een zelfstandige activiteit betreft die afzonderlijk beoordeeld dient te worden. Clustering met de activiteit ‘beheer en inrichting van het openbare gebied’ is volgens de rechtbank niet mogelijk, omdat beide activiteiten onvoldoende met elkaar samenhangen. 

Vervolgens concludeert de rechtbank dat sprake is van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Hierbij neemt zij in overweging dat de werkzaamheden die de gemeente uitvoert ter zake van het uitgeven van het exploitatierecht meer dan voldoende zijn en dat deze georganiseerd worden uitgevoerd. De deskundigheid van de door de gemeente ingehuurde externe partij dient hierbij volgens de rechtbank te worden toegerekend aan de gemeente. Ondanks dat vanwege de aard van de activiteit nauwelijks kapitaal benodigd is, is volgens de rechtbank sprake van een organisatie van kapitaal en arbeid. Deze organisatie is volgens de rechtbank tevens duurzaam, omdat de contracten voor meerdere jaren worden gesloten. De rechtbank komt tot de conclusie dat ter zake van de reclameactiviteit sprake is van een onderneming in fiscale zin en derhalve van Vpb-plicht.

De rechtbank oordeelt verder dat het gelegenheid geven tot het doen van reclameuitingen geen activiteit is die aan de gemeente is opgelegd in haar hoedanigheid van een overheidslichaam. Hierdoor is de objectieve vrijstelling voor overheidstaken niet van toepassing. 

Het standpunt van de gemeente inzake de extracomptabele toerekening van kosten vanuit het openbaar gebied slaagt wel. Bij de vaststelling van het fiscale resultaat is het bedrag aan kosten ter zake van de activiteit verhoogd met een bedrag dat ter zitting door partijen is afgesproken.

Personeelsleningen 

Wat betreft de personeelsleningen is door de Belastingdienst aangevoerd dat sprake is van een onderneming die kan worden vergeleken met een bankinstelling. De rechtbank gaat mee in deze vergelijking en oordeelt dat de activiteit Vpb-belast zou moeten zijn om een gelijk speelveld te creëren. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat het een relatief omvangrijke hypotheekportefeuille betreft met een groot aantal schuldenaren. Dat door de gemeente geen nieuwe leningen meer kunnen worden verstrekt en de hypotheekportefeuille versneld wordt afgebouwd, doet hier naar de mening van de rechtbank niet aan af.

Wat valt ons op? 

In het kader van deze procedure en de uitspraak van rechtbank Gelderland vallen een aantal zaken op.

Reclame

De rechtbank oordeelt dat de reclameactiviteit zelfstandig moet worden beoordeeld in het kader van de ondernemingstoets omdat onvoldoende samenhang bestaat met activiteit ‘openbare ruimte’. Wij kunnen daarom niet volgen dat het onderhouden van de ruimte waar het object is geplaatst door de Rechtbank wordt toegerekend aan de activiteit reclame omdat die werkzaamheid onmiskenbaar toerekenbaar is aan de activiteit ‘openbare ruimte’. 

Ook de motivering dat snel sprake is van een ‘organisatie van kapitaal en arbeid’ omdat naar de aard van de activiteit weinig kapitaal en arbeid nodig is, overtuigt ons niet. 

Voorts hebben we de indruk dat de gemeente een aantal argumenten onbesproken heeft gelaten die wel relevant kunnen zijn. Voor de omzetbelasting is het bijvoorbeeld duidelijk dat het verlenen van een concessie niet in alle gevallen een economische activiteit is. Hoewel de ondernemersbegrippen voor de omzetbelasting en vpb niet aan elkaar gelijk zijn, zijn wij benieuwd naar de overwegingen van de Rechtbank ten aanzien van dit punt. 

Personeelsleningen

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de personeelsleningen is niet uitgebreid gemotiveerd. Het oordeel dat sprake is van een ‘duurzame organisatie van kapitaal en arbeid’ is mede gebaseerd op het feit dat het gaat om een (verhoudingsgewijs) grote portefeuille waarbij de vergelijking met een bankinstelling wordt gemaakt. Deze vergelijking is naar onze mening onterecht, omdat bankinstellingen bijvoorbeeld onderworpen zijn aan specifieke wet- en regelgeving. Een gemeente is dat niet en haar werkzaamheden zijn ook niet vergelijkbaar met de werkzaamheden die een bankinstelling verricht. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de gemeente zich bij het verstrekken van de leningen heeft beperkt tot toetsing aan de WOZ-waarde en zij gedurende de looptijd niet actief onderzoekt of de leningen hoger zijn dan de actuele marktwaarde van de woningen. 

Volgens heersende rechtspraak binnen het leerstuk ‘normaal vermogensbeheer’ is de omvang van de portefeuille niet relevant. De organisatie van kapitaal en arbeid moet volgens vaste rechtspraak zijn gericht op het behalen van een rendement dat ligt boven een normaal vermogensrendement. Deze toets lijkt niet te zijn aangelegd door de rechtbank. Daarnaast is in het kader van de inkomstenbelasting vereist dat sprake is van een objectieve verwachting dat met de werkzaamheden een rendement zal worden behaald dat normaal actief vermogensbeheer te buiten gaat. Zonder nadere motivering kunnen wij daarom niet volgen dat in deze casus sprake is van het drijven van een onderneming in fiscale zin. 

Wat betekent dit voor uw organisatie

Dit is de eerste uitspraak in een reeks van uitspraken die nog worden verwacht over de reclameactiviteit bij gemeenten. In de komende periode kunnen we nog een aantal andere uitspraken van rechtbanken verwachten. We hopen dat de gemeente hoger beroep zal aantekenen, maar dat zullen we moeten afwachten. Het zal naar verwachting nog een aantal jaren duren voordat zekerheid bestaat over dit onderwerp. In de tussentijd is het van belang bezwaar aan te tekenen tegen definitieve aanslagen Vpb waarin een fiscaal resultaat ten aanzien van reclame is opgenomen. 

Ten aanzien van de personeelsleningen kunnen de mogelijke gevolgen groot zijn in verband met eventuele uitstralingseffecten naar vergelijkbare activiteiten van de gemeente. Wij denken hierbij bijvoorbeeld aan de mogelijke negatieve Vpb-gevolgen ten aanzien van andere leningen die gemeenten verstrekken. Vooralsnog is het afwachten of de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. 

 

Contact

Richard Venderbosch

Richard Venderbosch

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 13 25

Edwin Sarkinovic

Edwin Sarkinovic

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)62 032 36 64

Volg ons