09/07/25
Om de ANBI-status te krijgen, moeten instellingen aan veel voorwaarden voldoen. Het nieuwe beleidsbesluit beoogt meer duidelijkheid te bieden over de voorwaarden, procedures en criteria waaraan een instelling moet voldoen voor de ANBI-status. Ook bevat het nieuwe beleid voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI's), met name uitgebreide nieuwe beleidsopvattingen over het bestedingscriterium (anti-oppoteis). Het besluit is op 3 juli 2025 gepubliceerd en is op 4 juli 2025 in werking getreden.
Het is raadzaam om na te gaan of uw instelling voldoet aan de voorschriften uit dit nieuwe beleidsbesluit, zodat u tijdig kunt anticiperen op eventuele discussies met de Belastingdienst. Dit geldt met name voor de aangescherpte regels rondom de anti-oppoteis. Daarnaast bevelen wij aan om de feitelijke gang van zaken binnen uw organisatie te toetsen aan de opvattingen van de Belastingdienst. Uiteraard kunnen wij samen met u de impact van het besluit op uw instelling en eventuele vervolgstappen bespreken.
In het nieuwe beleidsbesluit zijn enkele onderdelen uit het Giftenbesluit van 19 december 2014 overgenomen en is voor andere voorwaarden nieuw beleid opgenomen. Het doel van het besluit is om duidelijkheid te geven over de voorwaarden, procedures en criteria waaraan een instelling moet voldoen om als ANBI te worden aangemerkt.
Hierna bespreken wij de belangrijkste aandachtspunten uit het besluit.
Een ANBI moet zowel statutair als feitelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (minstens 90%) het algemeen nut beogen (algemeen nut vereiste). Of een crowdfunding instelling voldoet aan het algemeen nut vereiste hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden in de concrete situatie. Het besluit vermeldt enkele factoren die een rol spelen bij de beoordeling of is voldaan aan dit vereiste, zoals of er sprake is van een duidelijke, voldoende concrete eigen algemeen nuttige doelstelling.
Een loketinstelling waarvan de werkzaamheden enkel bestaan uit het verkrijgen van door de donateur geoormerkte giften en doorstorten daarvan naar de door de donateur bepaalde bestemming, voldoet niet aan het algemeen nut vereiste.
Het besluit bevat een toelichting op twee categorieën van algemeen nut: welzijn en het ondersteunen van andere ANBI’s. Instellingen die ontspanning, vermaak en persoonlijke ontwikkeling aanbieden, kwalificeren alleen onder de ANBI-categorie ‘welzijn’ als deze activiteiten gericht zijn op een specifieke kwetsbare (doel)groep, met name op het wegnemen of verminderen van die kwetsbaarheid.
Een combinatie van ‘eigen’ algemeen nuttige doelen met het financieel of op andere wijze ondersteunen van een ANBI hoeft de zelfstandige ANBI-kwalificatie niet in de weg te staan.
Instellingen buiten de EU of het Koninkrijk kunnen als ANBI worden aangemerkt onder de voorwaarde dat de instelling jaarlijks gegevens en inlichtingen verstrekt, op grond waarvan het ANBI Expertisecentrum kan beoordelen of de instelling voldoet aan de voorwaarden. De instelling moet - bijvoorbeeld aan de hand van een accountantsverklaring - aannemelijk maken dat de verstrekte gegevens en inlichtingen een getrouw beeld van de werkelijke situatie geven.
Een instelling kan onder bijzondere omstandigheden met terugwerkende kracht als ANBI worden aangemerkt. Om duidelijkheid te scheppen voor de praktijk geeft het besluit aan in welke situaties in ieder geval terugwerkende kracht wordt verleend. Denk daarbij, onder uiteenlopende voorwaarden, aan verzoeken gedurende een kalenderjaar, een nieuw opgerichte instelling, oprichting van een stichting bij testament en instellingen die na ontvangst van een nalatenschap of schenking alsnog de ANBI-status wensen.
Intrekking van de ANBI-status kan met terugwerkende kracht plaatsvinden. Op schenkingen die zijn ontvangen van een instelling van wie de ANBI-status is ingetrokken, maar die op het moment van het ontvangen van de gift stond geregistreerd als ANBI in het ANBI-register, blijft de schenkingsvrijstelling onder voorwaarden van toepassing, tenzij de verkrijger te kwader trouw is. Voor een instelling zelf geldt echter dat zodra ze niet meer voldoet aan de ANBI-voorwaarden, de fiscale faciliteiten, zoals een vrijstelling van schenk- of erfbelasting, niet meer van toepassing zijn. Met de beschikking wordt de intrekking van de ANBI-status met terugwerkende kracht geformaliseerd.
Het besluit biedt handvatten voor de uitleg van het criterium voor de beloning van beleidsbepalers. Naast een definitie van het begrip beleidsbepalend orgaan, gaat het met name om enkele uitgangspunten voor het bepalen of een vacatiegeld al dan niet bovenmatig is. Een voor de (semi)publieke sector belangrijk voorbeeld zijn de toegestane bezoldigingsmaxima voor bestuurders en toezichthouders uit de Wet Normering Topinkomens (WNT).
In het besluit legt de staatssecretaris uit wat het onderscheid is tussen algemeen nuttige en commerciële (fondswervende) activiteiten, en de voorwaarden waaronder commerciële activiteiten bij ANBI’s zijn toegestaan (bijvoorbeeld de museumwinkel van een museum).
Activiteiten zijn niet algemeen nuttig als de instelling het geheel van die activiteiten tegen commerciële tarieven verricht. Bij het beoordelen of sprake is van commerciële tarieven tellen alleen de kosten mee die zijn toe te rekenen aan de algemeen nuttige activiteiten die passen binnen de doelstelling van de instelling. De staatssecretaris geeft enkele uitgangspunten bij de wijze van kostentoerekening.
Het besluit gaat het meest uitgebreid in op het bestedingscriterium (anti-oppoteis) en bevat uitgebreide nieuwe beleidsopvattingen over het aanhouden van vermogen, vormen van reserves, stamvermogen, de besteding van (gerealiseerde en ongerealiseerde) rendementen, vaste bestedingspercentages, stamvermogens van vóór 1 januari 2008 en het criterium 'in reële termen'. Hierna bespreken we de belangrijkste punten.
Een continuïteitsreserve van maximaal anderhalf keer het gemiddelde kostenniveau van de eigen werkorganisatie over de afgelopen drie jaar is volgens de Staatssecretaris van Financiën in beginsel acceptabel. Een bestemmingsreserve moet worden onderbouwd met concrete, voorgenomen projecten en bedragen.
De werkzaamheden dienen binnen een redelijk tijdsbestek (in beginsel twee jaar) plaats te vinden.
Een ANBI kan niet zelf vermogen als stamvermogen bestemmen. Stamvermogen betreft vermogen dat op basis van een instandhoudingsverplichting in stand moet blijven. Als een dergelijke bepaling in een schenkingsakte of testament ontbreekt, dan is er geen sprake van stamvermogen. Stamvermogen mag in reële termen (geïndexeerd) in stand worden gehouden, mits dit expliciet is bepaald door de schenker of erflater. Zowel gerealiseerd als ongerealiseerd rendement op stamvermogen moet in principe aan de doelstelling worden besteed, tenzij de instandhoudingsverplichting op het vermogensbestanddeel zelf ziet. Voor instellingen die al voor 1 januari 2008 (de invoering van het bestedingscriterium) bestonden, geldt het aanwezige vermogen per 1 januari 2008 als uitgangspunt, exclusief eventueel aanwezige reserves voor toekomstige projecten of andere reële aangehouden reserves.
ANBI’s mogen een vast bestedingspercentage hanteren, gebaseerd op het gemiddelde rendement over vijf jaar plus een prognose voor twee jaar. Jaarlijkse herbeoordeling is vereist. Bij grote afwijkingen (30% of meer) moet het percentage worden aangepast.