08/12/20
Op 4 december 2020 oordeelde de Hoge Raad dat een door een stichting uitgevoerde beleggersgiro, aangeboden door een beheerder die over een vergunning voor individueel vermogensbeheer (MiFID vergunning) beschikt, voor de btw een gemeenschappelijk beleggingsfonds is. Daarmee is de vergoeding voor het beheer van deze stichting beleggersgiro vrijgesteld van btw.
De btw-vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen is al jaren onderwerp van discussie. Recent is door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Fiscale Eenheid X de eis toegevoegd dat een fonds slechts een gemeenschappelijk beleggingsfonds in de zin van de vrijstelling kan zijn als het fonds onderworpen is aan bijzonder overheidstoezicht.
De Staatssecretaris heeft in het Besluit bijzonder overheidstoezicht van 22 maart 2019, nr. 2019-42405 (het “Besluit”) aangegeven dat onder andere toezicht op grond van de ICBE- en de AIFM-richtlijn als bijzonder overheidstoezicht zijn aan te merken maar toezicht op grond van de MiFID- richtlijn niet.
Een beheerder van een stichting beleggingsgiro was van mening dat het beheer voor de stichting beleggingsgiro vrijgesteld was van btw. In deze procedure stelde de Belastingdienst dat de vergoeding die de beheerder voor het beheer in rekening bracht btw-belast is. Daarmee was in geschil of het beheer van een stichting beleggingsgiro onder de btw-vrijstelling voor beheer van een ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen door een gemeenschappelijk beleggingsfonds kon vallen.
Om de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen toe te kunnen passen is vereist dat de stichting beleggingsgiro is aan te merken als een beleggingsfonds met een ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen en dat de beheerder onder bijzonder overheidstoezicht staat. De Belastingdienst stelde dat aan beide eisen niet was voldaan.
Er was volgens de Belastingdienst geen sprake van een ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen omdat de dienstverlening van de beheerder gezien zijn vergunning individueel vermogensbeheer is, de stichting beleggersgiro slechts bewaarder en administrateur van afzonderlijke vermogens van beleggers is, en de beleggers niet op grond van een participatie recht hebben op een deel van het vermogen van de stichting beleggersgiro maar slechts een vorderingsrecht op de stichting beleggersgiro hebben.
Daarnaast was volgens de Belastingdienst geen sprake van een gemeenschappelijk beleggingsfonds omdat het toezicht op grond van de MiFID-richtlijn, waaraan de stichting beleggersgiro is onderworpen, geen ‘bijzonder overheidstoezicht’ is.
De Hoge Raad oordeelde dat de door de stichting beleggersgiro uitgevoerde beleggersgiro wel degelijk is aan te merken als een beleggingsfonds. De wijze waarop vermogens van beleggers op een centrale rekening bijeengebracht worden en de financiële instrumenten door de stichting beleggersgiro worden gehouden, voldoet aan de essentiële kenmerken van een gemeenschappelijk beleggingsfonds.
Een fonds is volgens de Hoge Raad aan te merken als een gemeenschappelijk beleggingsfonds wanneer:
Volgens de Hoge Raad is niet vereist dat het vermogen van een fonds door uitgifte van aandelen of participatiebewijzen bijeengebracht wordt. Het gaat erom dat de deelnemers recht hebben op de (geldelijke) waarde van een evenredig deel van het vermogen van het fonds. Verder valt op dat de Hoge Raad de door de AG voorgestelde eis dat sprake moet zijn van btw-ondernemerschap niet overneemt.
Ook het op de beheerder uitgeoefende toezicht op grond van de MiFID-richtlijn voldoet volgens de Hoge Raad aan het vereiste van bijzonder overheidstoezicht.
Met dit oordeel van de Hoge Raad wordt weer iets meer duidelijkheid geboden over de toepassing van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Met het arrest komt vast te staan dat gepoolde vermogens waarbij deelnemers evenredig het risico delen en waarvan de beheerder over een MiFID vergunning beschikt, als gemeenschappelijke beleggingsfondsen zijn aan te merken.
De Hoge Raad maakt duidelijk dat toezicht op grond van de MiFID-richtlijn als bijzonder overheidstoezicht is aan te merken. Daarmee staat ook wel vast dat het Besluit van de Staatssecretaris over het bijzonder overheidstoezicht op het punt van MiFID toezicht onjuist is en aanpassing behoeft.
Hiermee lijkt de weg open voor de gedachte dat voor zover het beheer van een vermogen binnen het bredere Europese toezichtrechtelijk kader plaatsvindt, dat toezicht als bijzonder overheidstoezicht is aan te merken.
Wij raden u aan voor de in het Besluit nog niet genoemde vormen van overheidstoezicht contact op te nemen met uw reguliere PwC btw-adviseur om te bepalen of dit toezicht als bijzonder overheidstoezicht valt aan te merken. Uiteraard kunt u zich ook wenden tot ondergetekenden.