Verplichte duurzaamheidsrapportage is in 2025 in één keer werkelijkheid geworden. Duizenden bedrijven hebben inmiddels verslag uitgebracht van hun duurzaamheidsprestaties in het kader van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), terwijl landen in andere regio’s het rapportagekader van de International Sustainability Standards Board (ISSB) zijn gaan overnemen.
Tegelijkertijd is 2025 ook een jaar waarin toezichthouders de balans opmaakten. Terwijl veel landen blijven toewerken naar invoering van de ISSB-standaarden, heeft de EU besloten het aantal organisaties dat onder de CSRD valt te verkleinen. Voor de bedrijven die wel binnen de scope blijven van de richtlijn, heeft de EU de verplichtingen vereenvoudigd en deels uitgesteld. Intussen verkeren de klimaatgerelateerde rapportageverplichtingen van de Amerikaanse Securities and Exchange Commission nog steeds in een onzekere fase.
Uit onze eerste Global Sustainability Reporting Survey blijkt dat sommige organisaties hun plannen hebben stilgezet naar aanleiding van deze ontwikkelingen, maar dat veel bedrijven gewoon doorgaan. Het onderzoek is gebaseerd op de respons van 496 bedrijven die rapporteren volgens de CSRD- of ISSB-kaders, of van plan zijn om dat te doen.
Volgens Ellen McCready maakt ons onderzoek een fundamentele verschuiving in denken binnen het bedrijfsleven duidelijk: ‘De CSRD-transparantierichtlijn heeft organisaties ertoe aangezet om diepgaandere data-analyses uit te voeren van hun milieu-impact en risicoblootstelling, wat strategische zakelijke inzichten oplevert. Hoewel naleving van regelgeving dit proces deels in gang heeft gezet, heeft de vereiste analytische scherpte meetbare bedrijfsvoordelen opgeleverd die verder gaan dan enkel voldoen aan de wet.’
Zo stelt ongeveer veertig procent van de respondenten die in de toekomst volgens de CSRD willen rapporteren, dat zij hun verplichte rapportage met twee jaar zullen uitstellen, in lijn met de Europese ‘stop de klok’-richtlijn. Maar een even groot aantal zegt vast te houden aan de oorspronkelijke tijdlijn, ook als dat wettelijk niet verplicht is, of zij nu de CSRD volgen of een alternatief kader, zoals het ISSB of de Global Reporting Initiative (GRI).
Hoe valt deze vastberadenheid te verklaren? Een deel van het antwoord ligt in de druk die stakeholders uitoefenen. Investeerders, klanten en sommige overheden (waaronder enkele Amerikaanse staten) blijven vragen om betrouwbare en hoogwaardige informatie over hoe bedrijven duurzaamheidsrisico’s en -kansen beheren.
Daarnaast gebruiken ondernemingen deze informatie steeds vaker als input voor bedrijfsbeslissingen. Meer dan twee derde van de bedrijven die al hebben gerapporteerd onder de CSRD of ISSB, geeft aan dat de verzamelde gegevens en inzichten hen aanzienlijke of redelijke meerwaarde hebben opgeleverd, bovenop de gerealiseerde wetsconformiteit. Bedrijven die de meeste waarde zien, gebruiken dit vooral om hun algemene bedrijfsstrategie te aan te scherpen, prioriteiten te stellen in de transformatie van de toeleveringsketen, doorontwikkeling van het personeelsbestand, marketing en risicomanagement.
McCready ziet nog andere redenen voor de vasthoudendheid van sommige bedrijven: ‘Los van hoe de regelgeving uitpakt, blijven de uitdagingen waar de richtlijnen op inspelen – klimaatverandering, grondstoffen schaarste en zorgen rond mensenrechten – materiële bedrijfsrisico’s én kansen. Organisaties die niet aantoonbaar verantwoordelijkheid nemen voor het milieu of voor hun medewerkers lopen aanzienlijke risico’s op het gebied van reputatie en bedrijfsvoering.’
Het landschap van verplichte duurzaamheidsrapportage is volop in ontwikkeling. In deze context geeft meer dan de helft van onze respondenten aan dat de interne en externe druk om duurzaamheidsdata en -inzichten te leveren het afgelopen jaar is toegenomen. Minder dan tien procent zegt dat de druk is afgenomen. Uit ons onderzoek komen enkele regionale verschillen naar voren. Zo meldt slechts een derde (34 procent) van de Noord-Amerikaanse respondenten een toename van interne druk. Desondanks is het aantal respondenten dat aangeeft de interne én externe druk is toegenomen in alle regio’s groter dan het aantal dat een afname signaleert.
McCready: ‘Naleving van de CSRD biedt ook aanknopingspunten met andere regelgeving, waaronder duurzaamheids-due-diligence en loontransparantieverplichtingen. Een geïntegreerde aanpak stelt organisaties in staat om uitgebreide transparantiekaders te ontwikkelen. Zo kunnen zij inspelen op uiteenlopende stakeholderverwachtingen, terwijl ze de inzet van middelen binnen compliancefuncties optimaliseren.’
In lijn met deze bevinding geeft meer dan zestig procent van de respondenten aan dat de inzet van middelen en uren tijd van het senior management voor duurzaamheidsrapportage het afgelopen jaar is toegenomen. Slechts een klein aantal respondenten meldt een afname in de inzet van middelen (vijf procent) of managementtijd (zes procent).
Los van de regelgeving willen stakeholders - zoals investeerders, werknemers en maatschappelijke organisaties - weten hoe bedrijven omgaan met duurzaamheidgerelateerde effecten, risico’s en kansen. In PwC’s Global Investor Survey 2024 gaf meer dan zeventig procent van de investeerders aan dat de bedrijven waarin zij beleggen duurzaamheid direct in hun bedrijfsstrategie zouden moeten opnemen. Bijna twee derde vindt dat deze bedrijven verdere stappen moeten zetten om hun CO₂-uitstoot te verminderen.
Daarnaast hebben grote ondernemingen te maken met rapportageverplichtingen in meerdere rechtsgebieden. Zo kan een multinational dochterondernemingen hebben die moeten rapporteren volgens de ISSB-standaarden, andere entiteiten die onder de CSRD vallen, en Amerikaanse activiteiten waarop verplichtingen van toepassing zijn op het niveau van individuele staten. Voor sectoren zoals financiële dienstverlening kunnen bovendien sectorspecifieke regels gelden rondom duurzaamheidsrapportages. Om zo efficiënt mogelijk aan deze overlappende verplichtingen te voldoen, moeten bedrijven veel aandacht besteden aan interoperabiliteit. Dit betekent dat ze goed letten op de manieren waarop de verschillende rapportagekaders op elkaar aansluiten of juist verschillen, en op mogelijke gemeenschappelijke databronnen.
Meer dan een derde van de bedrijven in ons onderzoek heeft al een duurzaamheidsverklaring gepubliceerd, meestal onder de CSRD. Veel van deze bedrijven wezen achteraf op verschillende factoren die hun rapportageproces zouden hebben verbeterd: effectiever gebruik van technologie, eerdere bevestiging van de beschikbaarheid en volledigheid van gegevens, meer inzet van personeel, en betere samenwerking tussen verschillende afdelingen.
Volgens McCready is er sprake van een ‘infrastructurele kloof’: ‘De huidige methoden voor datamanagement tonen aan dat negentig procent van de organisaties in wave 2 vertrouwt op het gebruik van spreadsheets voor het verzamelen van duurzaamheidsdata. Deze handmatige werkwijze vergt aanzienlijke tijdsinvesteringen, brengt rekenkundige complexiteit met zich mee en vergroot het risico op fouten, waardoor zowel de compliance efficiëntie als het strategisch gebruik van data wordt ondermijnd.’
Als het gaat om samenwerking tussen verschillende afdelingen, hangt het mede van het gekozen rapportagekader af welke functies betrokken moeten zijn. Bij bedrijven die rapporteren onder de CSRD was de betrokkenheid van HR groter. Dit hangt samen met de personeel gerelateerde rapportages die onder deze EU-richtlijn kunnen worden vereist. Het betrekken van HR kan sowieso waarde toevoegen, omdat het verzamelen van deze gegevens een bedrijf meer inzicht kan geven in de kansengelijkheid, gezondheid en veerkracht onder personeel.
Gevraagd naar assurance, stelde meer dan een derde (37 procent) van de bedrijven die al hadden gerapporteerd, dat de voorbereiding beter zou zijn geweest als ze in een eerder stadium een assurancespecialist hadden ingeschakeld.
Dit is een belangrijk inzicht voor bedrijven die zich nog in een eerdere fase van hun rapportage- en assuranceproces bevinden. Betrouwbare en hoogwaardige rapportage vereist een gerichte inzet van middelen over meerdere afdelingen heen, ondersteund door technologische investeringen. Geïsoleerde duurzaamheidsrapportageteams die alleen met spreadsheets werken, zullen het moeilijk krijgen.
Zoals eerder genoemd, meldt een ruime meerderheid van de bedrijven die al hebben gerapporteerd, dat de waarde die zij hebben gehaald uit de gegevens en inzichten die voor de rapportage zijn verzameld verder gaan dan wetsconformiteit. Ongeveer een kwart (28 procent) spreekt zelfs van een aanzienlijke meerwaarde.
McCready verwoordt de strategische waardepropositie als volgt: ‘Verbeterde datazichtbaarheid zorgt voor beter risicobeheer en effectievere impactanalyses. Organisaties krijgen operationele grip op hun duurzaamheidsrisico’s en verbeteren tegelijkertijd de kwaliteit van besluitvorming. Zo levert scherper inzicht in energieverbruik input voor strategieën rond de energietransitie en optimalisatie-initiatieven. Het regelgevingsproces dwingt organisaties in feite om bedrijfskritische informatie te ontwikkelen die voorheen niet beschikbaar was, waardoor proactief impact- en risicomanagement mogelijk wordt.’
Een nadere blik op de managementpraktijken van deze groep levert belangrijke lessen op over de koppeling van duurzaamheidsrapportage aan waardecreatie.
Bedrijven die aanzienlijke waarde zien, maken vaker gebruik van duurzaamheidsgegevens en -inzichten bij het nemen van zakelijke beslissingen. Zo geeft meer dan een derde (38 procent) aan deze informatie in hoge of zeer hoge mate te benutten bij het bepalen van hun bedrijfsstrategie; van de bedrijven die geen aanzienlijke waarde ervaren doet slechts een tiende (11 procent) dit. Ditzelfde patroon is zichtbaar bij het gebruik van informatie voor beslissingen rond naleving van andere regelgeving (48 procent tegenover 15 procent), risicomanagement (38 procent tegenover 13 procent), transformatie van de toeleveringsketen (28 procent tegenover 7 procent, corporate finance/investeringen (22 tegenover vijf procent), en doorontwikkeling van het personeelsbestand (20 procent tegenover 5 procent).
Aan de andere kant van het spectrum geldt dat de meeste bedrijven die geen meerwaarde zien buiten wetsnaleving, de verzamelde gegevens en inzichten in het geheel niet gebruiken voor besluitvorming in enig onderdeel van hun bedrijfsvoering.
Bedrijven die aanzienlijke waarde uit de rapportagedata halen hebben hun investeringen in duurzaamheidsrapportage in het achterliggende jaar vaker verhoogd. Meer dan de helft van deze groep (56 procent) zegt in deze periode aanzienlijk meer middelen te hebben ingezet, tegenover een kwart (26 procent) van het totaal aan respondenten. Daarnaast gaf veertig procent aan meer tijd van het senior management te hebben geïnvesteerd, tegenover zestien procent van alle respondenten.
Ook hier liggen lessen voor bedrijven die zich nog in een eerdere fase van hun rapportageproces bevinden. Onze ervaring met klanten wereldwijd laat zien dat waarde ontstaat wanneer duurzaamheidsgegevens en -inzichten breed in de onderneming worden ingezet voor besluitvorming. Deze waardecreatie blijft uit als het hoger management er geen aandacht voor heeft en als er geen middelen worden ingezet om nieuwe processen en systemen te ontwikkelen.
McCready benadrukt een cruciale onderzoeksbevinding: ‘Meer dan vijftig procent van de rapporterende organisaties ziet in de naleving van de CSRD of ISSB matige tot aanzienlijke voordelen in risicobeheer. Dit staat haaks op wat vaak onterecht wordt gedacht, namelijk dat vertragingen in regelgeving ervoor zorgen dat duurzaamheid strategisch minder belangrijk wordt. Organisaties die het rapportageproces hebben afgerond, laten meetbare verbeteringen zien in het beheersen van hun bedrijfsrisico’s.’
Veel bedrijven kopen of ontwikkelen technologische tools en infrastructuur om efficiënt en herhaalbaar te kunnen rapporteren. Onder de bedrijven die al hebben gerapporteerd, geven respondenten aan dat hun gebruik van technologie het afgelopen jaar is toegenomen: meer dan de helft maakt inmiddels gebruik van centrale opslag van duurzaamheidsdata en tools voor CO₂-calculatie en data-ontsluiting.
McCready schetst een beeld van de huidige technologische volwassenheid: ‘Duurzaamheidstechnologie staat nog in de kinderschoenen; de effectiviteit van tools houdt gelijke tred met de kwaliteit van de ingevoerde data. Organisaties moeten daarom prioriteit geven aan data-standaardisatie en -consistentie, voordat ze geavanceerde rapportageplatforms implementeren. Dit vraagt om uniforme protocollen voor dataverzameling vanuit alle bedrijfsactiviteiten wereldwijd. Dat betekent bijvoorbeeld dat alle regionale teams dezelfde of vergelijkbare methoden moeten hanteren voor het berekenen van GHG-emissies. Pas als dat geregeld is, heeft het zin om consolidatietechnologieën uit te rollen.’
Naarmate organisaties verder groeien in hun duurzaamheidsrapportage tekent zich een duidelijke strategische verschuiving af: van minimale naleving naar geïntegreerd prestatiemanagement. Deze ontwikkeling weerspiegelt wat McCready omschrijft als het streven naar ‘dubbele waardecreatie door naleving én prestatiemanagementinzichten’. PwC’s Data Accelerators spelen hierop in door uitgebreide data-architecturen te visualiseren en robuuste non-financiële rapportagekaders op te zetten. Daarnaast zorgen onze gespecialiseerde integratietools dat het identificeren van KPI’s binnen bestaande bedrijfsplatforms, zoals SAP en Workday, een stuk eenvoudiger worden.
Te vaak worden deze technologie-investeringen nog ondermijnd door een kritieke implementatie-uitdaging. Duurzaamheidsteams kiezen, vaak zonder uitvoerige ruggenspraak met IT, voor ESG-specifieke platforms vóórdat zij de basisvereisten voor data hebben vastgesteld of de bestaande systeemcapaciteiten hebben beoordeeld. McCready noemt dit een strategisch risico: ‘Organisaties kiezen al tools voordat zij hun data op orde hebben, en richten platforms in voordat dat ze exact weten wat de organisatie nodig heeft.’
Hoewel de adoptie van technologie duidelijk doorgaat, zullen bedrijven de volledige voordelen van duurzaamheidsrapportage pas realiseren als zij hun essentiële systemen goed op orde hebben. Zo zorgt het centraal opslaan van duurzaamheidsinformatie er niet alleen voor dat gegevens en inzichten afkomstig zijn uit een betrouwbare, controleerbare bron, maar helpt het leidinggevenden ook om de informatie op andere manieren te benutten, bijvoorbeeld bij beslissingen over kapitaalinvesteringen, supplychainplanning, of het beperken van fysieke klimaatrisico’s.
Het gebruik van AI voor duurzaamheidsrapportages is bijna verdrievoudigd naar 28 procent. Vorig jaar lag dat percentage nog op elf. De meest voorkomende AI-toepassingen hebben betrekking op het opstellen en/of samenvatten van te ontsluiten data, het identificeren van risico's en kansen, en het verzamelen, integreren en valideren van data uit verschillende systemen. Voor elk van de toepassingen waarnaar we vroegen geldt dat het aantal respondenten in de fase van het verkennen of testen van AI-tools veel hoger is dan het aantal dat al toe is aan het inbedden ervan in hun werkprocessen. Dit benadrukt dat de meeste organisaties zich nog in een vroeg stadium bevinden van de adoptie van technologie voor duurzaamheidsrapportages.
De vraag waarmee alle bedrijven nu worden geconfronteerd, is of ze hun technologie-ecosysteem geleidelijk blijven uitbreiden rond dezelfde combinatie van AI-tools en -toepassingen, dan wel of zij een sprong voorwaarts maken naar een toekomstige opzet gebaseerd op agentic AI. In principe kunnen bedrijven hun efficiëntie en wendbaarheid binnen het rapportageproces aanzienlijk vergroten als zij gecentraliseerde dataopslag combineren met een netwerk van AI-agents.
Hoewel het tegennatuurlijk lijkt, kan het relatieve gebrek aan technologische volwassenheid van de meeste bedrijven op het gebied van duurzaamheidsrapportage (vergeleken met bijvoorbeeld hun volwassenheid op functionele gebieden zoals financiën of operationele zaken) de overgang naar zo'n toekomstige staat vergemakkelijken, omdat zij minder verouderde systemen hoeven te vervangen.
Veranderingen van richting bij regelgevers dit jaar hebben zonder twijfel de transitie naar verplichte duurzaamheidsrapportage vertraagd. Toch blijft de trend richting strengere rapportagevereisten toenemen. Veel bedrijven hebben de rapportage zelf geïntensiveerd door er meer middelen en managementtijd in te investeren en hun technologie-ecosysteem uit te breiden.
Een deel van deze groep reageert hiermee op huidige of dreigende rapportageverplichtingen in meerdere rechtsgebieden, bijvoorbeeld door de goedkeuring van ISSB-standaarden in landen waarin zij actief zijn, of, in de VS, onder staatswetten. Ook druk van stakeholders, zoals investeerders, speelt een rol. Ons onderzoek laat verder zien dat een groot aantal bedrijven overtuigd is dat duurzaamheidsdata en -inzichten waarde kunnen toevoegen aan bedrijfsbrede besluitvorming.
In al deze situaties staan leidinggevenden voor dezelfde fundamentele vragen:
Richten we processen in waarbinnen duurzaamheidsrapportage 'business-as-usual' wordt, met alle bijbehorende technologische infrastructuur en tools? Het publiceren van een eerste CSRD-rapport is misschien een prestatie die veel overhoophaalt, maar het doel is efficiënte, herhaalbare rapportage. Dit vraagt van bedrijven dat zij processen en systemen inrichten voor de lange termijn en dat zij onderkennen dat AI-tools veel meer kunnen doen dan documenten samenvatten.
Kunnen we een vorm van crossfunctionele samenwerking ontwikkelen die niet alleen de rapportage ondersteunt, maar de verkregen duurzaamheidsdata en -inzichten ook daadwerkelijk aan het werk zet? Denk bijvoorbeeld aan het opnemen van duurzaamheidsinformatie in besluitvormingsprocessen over onder meer risico’s, supply chain, personeel, strategie en investeringen.
Zijn de juiste senior leiders betrokken? Het is geen toeval dat bedrijven die aanzienlijke waarde halen uit rapportagedata en -inzichten vaker de tijdsinvestering van hun hoger management in deze activiteiten verhogen dan anderen. Het begrijpen van de kansen voor waardecreatie die het rapportageproces oplevert vraagt om serieuze betrokkenheid van topmanagers en het bestuur.
Over het maken van fundamentele afspraken over financiële verslaglegging hebben regelgevers, investeerders en bedrijven wereldwijd tientallen jaren gedaan. Daarom is het nauwelijks verrassend dat de transitie naar duurzaamheidsrapportage in deze prille fase en over verschillende rechtsgebieden heen is aangelopen tegen verschuivende prioriteiten, tijdlijnen en publicatievereisten. Leiders van bedrijven moeten in dit veranderende landschap alert zijn op veranderingen en tegelijkertijd focus houden op het grotere doel: waarde behouden en creëren in een wereld waarin duurzaamheid steeds concreter bijdraagt aan de prestaties van een bedrijf.