Actuele pensioenzaken

Overzicht pensioenactualiteiten 2025-Q3

Overzicht pensioenactualiteiten 2025-Q3
  • Publicatie
  • 23 okt 2025

PwC houdt je graag regelmatig op de hoogte van relevante pensioenontwikkelingen. In dit overzicht van het derde kwartaal van 2025 lees je over het Vrijstellings- en boetebesluit en de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000, de koopkracht van pensioen, het wetsvoorstel voor verlenging van de pensioentransitie, het bedrag ineens, het overgangsrecht, beleidsuitingen van AFM over het nabestaandenpensioen en compensatie en beleidsuitingen van DNB over modellering premiebeleid, de spreidingstermijn en compensatie.

Vrijstellings- en boetebesluit en Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000

Op 7 juli 2025 is het voorstel tot wijziging van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. In dit wijzigingsbesluit worden de volgende onderwerpen behandeld:

  1. Tijdens de overgangsperiode, waarin hetzij het bedrijfstakpensioenfonds, hetzij alleen de vrijgestelde werkgever overstapt naar het nieuwe pensioenstelsel, wordt tijdelijk uitsluitend getoetst op financiële gelijkwaardigheid.
  2. Werkgevers die een vrijstelling hebben vanwege onvoldoende beleggingsprestaties, hoeven niet langer exact dezelfde pensioenrechten te bieden als het bedrijfstakpensioenfonds. In plaats daarvan volstaat het dat zij gelijkwaardige rechten aanbieden, omdat het binnen een premieregeling niet langer mogelijk is om identieke aanspraken te garanderen.
  3. Bedrijfstakpensioenfondsen worden verplicht om bepaalde gegevens te verstrekken die nodig zijn voor het uitvoeren van de performancetoets. Hierdoor kan deze toets in de toekomst beter worden geëvalueerd.

De voorgestelde wijzigingen zijn verder uitgewerkt in de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000. Op 10 juli 2025 is de wijziging van de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000 over de aanpassingen in financiële en actuariële gelijkwaardigheid in internetconsultatie gegaan. De wijzigingen omvatten de volgende onderwerpen:

  1. Tijdens de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel wordt bij vrijstellingen alleen getoetst op financiële gelijkwaardigheid. Dit betekent dat alleen de hoogte van het pensioen op opbouwbasis en het bestaan van risicopensioenen worden beoordeeld.
  2. De regels voor financiële gelijkwaardigheid worden aangepast om beter aan te sluiten bij premieregelingen. Zo kan gelijkwaardigheid nu ook kwalitatief worden aangetoond en wordt de premiegrondslag verduidelijkt.
  3. Ook de regels voor actuariële gelijkwaardigheid worden aangepast. De uitkeringsstroom wordt nu over honderd jaar berekend (in plaats van 35 jaar), reserves hoeven niet altijd meegeteld te worden. Verder wordt het beleggingsbeleid van partijen wordt met elkaar vergeleken. Grondslagen voor berekeningen worden aangepast aan de praktijk.
  4. Het begrip ‘dezelfde aanspraken’ wordt vervangen door ‘gelijkwaardige aanspraken’, met waarborgen zoals honderd procent financiële en actuariële gelijkwaardigheid, dezelfde pensioendoelstelling als het bedrijfstakpensioenfonds en minimaal dezelfde risicodekkingen.

Op 29 september zijn het Besluit en de Regeling vrijstellingen Wet Bpf 2000 officieel gepubliceerd. Met deze publicatie wordt de regelgeving aangepast aan het nieuwe pensioenstelsel. Inhoudelijk zijn vooral de regels rondom financiële en actuariële gelijkwaardigheid gewijzigd. Het eerdere criterium van “dezelfde aanspraken” is vervangen door het meer passende begrip “gelijkwaardige aanspraken”, dat in de aangepaste regelgeving verder is uitgewerkt. Daarnaast is er overgangsrecht opgenomen voor de periode waarin nog niet alle pensioenuitvoerders zijn overgestapt op de nieuwe pensioenregelingen. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk om technische belemmeringen weg te nemen en om de praktijk van premieregelingen beter te weerspiegelen. Het uitgangspunt blijft dat de mogelijkheden voor het aanvragen of behouden van een vrijstelling zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met de situatie vóór de invoering van de Wet toekomst pensioenen.

Koopkracht van pensioen

Op 9 juli 2025 heeft de minister aangekondigd dat het kabinet aanvullende mogelijkheden onderzoekt om de koopkracht van pensioenen beter te laten meegroeien met de inflatie binnen het nieuwe pensioenstelsel (Wtp). In de Tweede Kamer bestaan zorgen of de huidige maatregelen voldoende zijn om de koopkracht van pensioenen te beschermen. Daarom wordt gekeken naar extra instrumenten, zoals het koppelen van uitkeringen aan inflatie, het inzetten van reserves en het aanpassen van het beleggingsbeleid. De vier mogelijke varianten zijn:

  1. “Reëel beschermingsrendement
  2. Tijdsvariërende afslagen/opslagen op het projectierendement 
  3. Inzet solidariteits- of risicodelingsreserve bij gerealiseerde inflatie
  4. Het spreidingsvermogen koppelen aan feitelijke inflatie”

Tegelijkertijd blijkt uit recente berekeningen van het Nibud, gepubliceerd op 16 september 2025, dat gepensioneerden er in 2026 financieel op vooruit zullen gaan. Het instituut analyseerde de koopkrachtontwikkeling voor 117 verschillende typen huishoudens. De verwachte stijging varieert: een alleenstaande met AOW zonder aanvullend pensioen ziet de koopkracht met 1,6 procent toenemen, terwijl een alleenstaande met AOW en 10.000 euro aanvullend pensioen een stijging van 2,3 procent tegemoet kan zien. Voor een alleenstaande met AOW en 45.000 euro aanvullend pensioen wordt een koopkrachtstijging van 1,7 procent verwacht.

Nota naar aanleiding van verslag Wetsvoorstel verlenging pensioentransitie 

Minister Paul heeft gereageerd op vragen van verschillende fracties in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel dat de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel met een jaar verlengt, tot uiterlijk 1 januari 2028. 

In de nota wordt toegelicht waarom de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel met een jaar wordt verlengd tot 1 januari 2028.  De verlenging is bedoeld om pensioenfondsen, sociale partners en uitvoerders meer tijd te geven voor een zorgvuldige en beheerste overgang. De belangen van deelnemers worden geborgd via interne en externe toezichtmechanismen (DNB en AFM), verplichte evenwichtigheidstoetsen en communicatieverplichtingen. Individueel bezwaar tegen het invaren is tijdelijk niet mogelijk, maar er zijn collectieve waarborgen en geschillenprocedures. De regering acht de rechtsbescherming voldoende en ziet geen aanleiding voor verdere aanpassingen. De kosten van de verlenging worden gemonitord en transparant gemaakt.

Bedrag ineens

Op 15 september 2025 heeft minister Paul de nota naar aanleiding van nadere vragen over het uitstel van de invoering van het bedrag ineens aan de Eerste Kamer gestuurd.

De invoering van de mogelijkheid om een deel van het pensioen in één keer op te nemen (bedrag ineens) is opnieuw uitgesteld, nu tot 1 juli 2026. Dit uitstel is nodig vanwege de complexe overgang naar het nieuwe pensioenstelsel en uitvoeringsproblemen bij pensioenfondsen. De regering benadrukt dat zorgvuldige begeleiding en duidelijke informatie voor pensioendeelnemers essentieel zijn, vooral voor financieel kwetsbare groepen. Er komt een keuzetool van het Nibud waarmee deelnemers kunnen inschatten wat de gevolgen zijn van het opnemen van een bedrag ineens voor hun netto-inkomen en toeslagen; deze tool wordt medio 2026 verwacht. Pensioenfondsen blijven verantwoordelijk voor goede keuzebegeleiding.

CAP: V&A 23-007 Voorwaarden overgangsrecht progressieve premies

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen heeft op 22 september 2025 een V&A gepubliceerd over de voorwaarden voor het overgangsrecht bij progressieve premies onder artikel 38r Wet LB. Hierin wordt toegelicht in welke situaties bestaande pensioenregelingen met een progressieve premiestaffel gebruik kunnen maken van het overgangsrecht. In drie specifieke situaties wordt uitgelegd wanneer het overgangsrecht van toepassing is: 

  1. Geïntegreerde premieregeling met basisdeel (vlakke premie) en vrijwillig bijspaardeel (progressieve premie) bij één uitvoerder
    • Overgangsrecht van toepassing: Ja, op de hele regeling.
    • Voorwaarden: Het vrijwillige bijspaardeel moet civielrechtelijk geïntegreerd zijn in de totale pensioenregeling.
    • Toelichting: Ook werknemers die alleen deelnemen aan het basisdeel (en nog niet aan het bijspaardeel) vallen onder het overgangsrecht, zolang het bijspaardeel onderdeel is van de totale regeling.
  2. Basisdeel (vlakke premie, BPF) en excedentdeel (progressieve premie, verzekeraar) bij verschillende uitvoerders
    • Overgangsrecht van toepassing: Alleen op het excedentdeel en alleen voor werknemers die vóór de invoering van de Wtp-regeling al pensioen opbouwden in het excedentdeel.
    • Voorwaarden: Werknemers moeten daadwerkelijk pensioen opbouwen in het excedentdeel vóór de invoering van de nieuwe regeling.
    • Toelichting: Nieuwe deelnemers die na 30 juni 2023, maar vóór de invoering van de Wtp-regeling, pensioen opbouwen in het excedentdeel, vallen ook onder het overgangsrecht. Werknemers die nog niet opbouwen in het excedentdeel op het moment van invoering, vallen niet onder het overgangsrecht.
  3. Werknemer in wachttijd of drempelperiode bij progressieve premieregeling
    • Overgangsrecht van toepassing: Nee.
    • Voorwaarden: Werknemer moet daadwerkelijk pensioen opbouwen op de dag vóór invoering van de nieuwe regeling.
    • Toelichting: Werknemers die nog in de wachttijd of drempelperiode zitten en dus nog niet daadwerkelijk pensioen opbouwen, voldoen niet aan de voorwaarden van het overgangsrecht.

AFM: Nabestaandenpensioen en compensaties.

  1. Nabestaandenpensioen deel 1
    Op 8 juli 2025 heeft AFM een artikel gepubliceerd over het belang van goede informatievoorziening aan deelnemers over het nieuwe nabestaandenpensioen. In het nieuwe stelsel is het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum standaard op risicobasis en na de pensioendatum op opbouwbasis. Ondanks de uniformering blijven er aanzienlijke verschillen tussen pensioenregelingen, zoals het percentage van de risicodekking en de grondslag voor de uitkering. Het artikel benadrukt dat deelnemers goed geïnformeerd moeten worden over deze verschillen en over de gevolgen van de overgang van opbouw- naar risicodekking, vooral bij uitdiensttreding of overlijden rond de pensioenleeftijd. Pensioenuitvoerders dienen deelnemers tijdig en duidelijk te begeleiden, zodat zij bewuste keuzes kunnen maken.
  2. Nabestaandenpensioen deel 2
    Op 11 september 2025 heeft AFM een artikel gepubliceerd over het belang van heldere communicatie aan deelnemers over het nabestaandenpensioen tijdens de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. De AFM wijst erop dat veranderingen, zoals de overgang naar risicodekking, het nieuwe partnerbegrip en het eerbiedigen van oude aanspraken, tot verwarring kunnen leiden. Pensioenuitvoerders moeten deelnemers tijdig en duidelijk informeren over wat deze wijzigingen concreet voor hen betekenen, bijvoorbeeld via het prognose- en definitieve transitieoverzicht. Ook wordt benadrukt dat het moment van pensionering of overlijden rond de transitie grote invloed kan hebben op de hoogte van het nabestaandenpensioen. Verder vraagt AFM aandacht voor het nieuwe wezenpensioen en het verdwijnen van de restitutiebepaling en het belang om hierover transparant te communiceren.
  3. Informeer deelnemers tijdig en concreet over compensatie
    Op 11 september 2025 heeft AFM een artikel gepubliceerd waarin wordt benadrukt dat pensioenfondsen deelnemers tijdig en concreet moeten informeren over compensatie bij de afschaffing van de doorsneesystematiek. De AFM wijst erop dat veranderingen in werk, zoals overstappen naar een andere baan, zzp’er worden of deeltijdwerken, invloed kunnen hebben op het recht op compensatie. Het artikel onderstreept het belang van duidelijke communicatie, niet alleen via het prognose-transitieoverzicht, maar ook eerder, bijvoorbeeld met voorbeeldberekeningen. Daarnaast adviseert AFM pensioenfondsen om samen te werken met werkgevers, zodat deelnemers goed geïnformeerd zijn over de compensatieafspraken en mogelijke gevolgen van persoonlijke situaties.

DNB: Drie nieuwe beleidsuitingen over modellering premiebeleid, de spreidingstermijn en compensatie

Op 1 juli 2025 heeft DNB drie nieuwe beleidsuitingen gepubliceerd. Deze gaan over: (1) het modelleren van premiebeleid, (2) de onderbouwing en mogelijke afwijking van de standaard spreidingstermijn van tien jaar, (3) de onderbouwing van de hoogte van compensatie bij de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel.

DNB heeft recent een good practice gepubliceerd met handvatten voor het realistisch modelleren van premiebeleid. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan het inzichtelijk maken van de gevoeligheid van aannames en het stellen van grenzen aan de uitkomsten. Daarnaast verduidelijkt DNB in een Q&A hoe pensioenfondsen een afwijking van de standaard spreidingstermijn kunnen onderbouwen, waarbij zowel de samenstelling van het fonds als de effecten van verschillende termijnen moeten worden toegelicht. Tot slot heeft DNB een Q&A gepubliceerd over de onderbouwing van compensatie, waarin wordt uitgelegd hoe het nadeel van gemiste pensioenopbouw kan worden berekend en op welke wijze verschillende groepen deelnemers gecompenseerd kunnen worden.


PensioenPoort: Mkb heeft hulp nodig bij omzetten pensioenregeling

Op 7 oktober 2025 vond PensioenPoort plaats, een initiatief van PwC en het Verbond van Verzekeraars. Tijdens dit evenement deed de voorzitter van MKB-Nederland, Jacco Vonhof, een dringende oproep. Hij benadrukte dat veel mkb-werkgevers nog niet zijn begonnen met de noodzakelijke omzetting van hun pensioenregeling, terwijl de deadline nadert. Volgens Vonhof is pensioen voor veel ondernemers net zo complex als voor iedere andere Nederlander. Daarom hebben zij extra ondersteuning nodig. Hij riep op tot gezamenlijke verantwoordelijkheid om te voorkomen dat het proces straks misloopt.

Bekijk hier alle pensioenartikelen

Contact us

Willem Eikelboom

Willem Eikelboom

Senior Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)64 238 01 53

Jan Meijer

Jan Meijer

Senior Manager, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 115 75 16

Volg ons