Toch fiscale eenheid btw tussen onderwijsstichting en personeels-bv

09/07/19

De Hoge Raad bevestigt de interpretatie van PwC van het criterium economische verwevenheid bij een fiscale eenheid btw in situaties waarin de organisatorische en financiële verwevenheid niet ter discussie staat.

Ondernemers die financieel en organisatorisch nauw verweven zijn kunnen een fiscale eenheid btw vormen als tussen deze ondernemers ook niet-verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan.

Door deze ruime uitleg is vorming van een fiscale eenheid vaker mogelijk. Vooral voor ondernemers met een beperkt recht op aftrek van btw is deze uitspraak relevant.

Achtergrond

Een stichting die primair onderwijs verzorgt (hierna: PO-stichting) heeft een personeels-bv opgericht waarvan zij 70% van de aandelen houdt. De overige aandelen zijn in handen van andere onderwijsinstellingen uit het samenwerkingsverband. De personeels-bv heeft onderwijzend- en ondersteunend personeel in dienst, dat ter beschikking wordt gesteld aan de onderwijsinstellingen van het samenwerkingsverband. In 2013 realiseert de personeels-bv 27,2% van haar omzet door de terbeschikkingstelling van personeel aan de PO-stichting.

De PO-stichting en de personeels-bv verzoeken de inspecteur om per 1 januari 2013 als fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt. De inspecteur wijst het verzoek af.

In de daarop volgende procedure is niet in geschil, dat de PO-stichting en de personeels-bv organisatorisch en financieel zijn verweven. De economische verwevenheid is het discussiepunt.

Rechtbank en Hof oordelen verschillend

De Rechtbank overweegt dat voor economische verwevenheid voldoende is dat sprake is van onderling niet-verwaarloosbare economische betrekkingen tussen de partijen die een fiscale eenheid willen vormen. Dat is het geval nu 27,2% van de omzet van de personeels-bv wordt behaald door de terbeschikkingstelling van personeel aan de PO-stichting.

Het Hof overweegt dat de criteria ‘in hoofdzaak’ en ‘niet verwaarloosbare economische betrekkingen’ naast elkaar dienen te bestaan en dat van geval tot geval moet worden beoordeeld welk criterium moet worden toegepast. Het Hof bepaalt vervolgens dat in deze kwestie geen sprake is van niet-verwaarloosbare economische betrekkingen. Op basis van het ‘in hoofdzaak’ criterium concludeert het Hof, dat de activiteiten van de PO-stichting en de personeels-bv niet in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel omdat zij geen gemeenschappelijke klantenkring bedienen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad bevestigt de visie van de Rechtbank. Ondernemers die financieel en organisatorisch nauw verweven zijn kunnen een fiscale eenheid btw vormen als tussen deze ondernemers niet-verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan. Daar is sprake van nu de personeels-bv 27,2% van de omzet behaald uit de terbeschikkingstelling van personeel aan de PO-stichting. Met ingang van 1 januari 2013 kunnen de PO-stichting en de personeels-bv daarom als één ondernemer voor de btw worden aangemerkt.

Wat betekent dit voor u?

De btw pakt vaak nadelig uit bij samenwerking in de publieke sector. Deze uitspraak van de Hoge Raad is goed nieuws voor onderwijs- en zorginstellingen, maar ook voor andere instellingen die de btw niet of slechts beperkt in aftrek kunnen brengen.

Voor vragen of een nadere toelichting kunt u zich wenden tot uw vaste PwC btw-adviseur.

Contact

Paul Geurten

Paul Geurten

Senior Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)88 792 15 13

Volg ons