Het rapport ‘Valuing Industries: The trade-offs of industry strategies in a changing energy landscape’ van de World Energy Council Netherlands (WEC) speelt in op de zorgen om de concurrentiepositie van de Noordwest-Europese industrie. Tezel: ‘Je kunt dagelijks in de krant lezen dat de energie-intensieve industrie het zwaar heeft. In Nederland, maar ook bijvoorbeeld in Duitsland. De productie gaat omlaag en fabrieken sluiten hun deuren. Dat heeft deels te maken met de hoge energiekosten. Daarnaast is er een gebrek aan gelijk speelveld, bijvoorbeeld omdat Nederlandse bedrijven aan nationale klimaateisen moeten voldoen die elders in Europa niet gelden. Dit is een van de scenario’s die we op een feitelijke manier behandelen in het rapport.’
De onderzoekers keken naar verschillende onderdelen van de industrie, te weten ammoniak (meststoffen), steam cracking, raffinage en staal. Al direct werd duidelijk: dé industrie bestaat niet. De verschillen tussen deelsectoren en zelfs tussen individuele bedrijven zijn groot. ‘Dat bewijst dat simpele antwoorden niet bestaan. Als we willen onderzoeken welke industrieën toekomstbestendig zijn en welke niet, zullen we heel diep moeten inzoomen.’
Centraal in het rapport staan vier toekomstscenario’s voor 2040. Hierbij worden drie hoofdthema’s afgewogen: economische impact, milieueffecten en strategische autonomie. Het eerste scenario is volledig behoud – groen pad. Hierin blijft de industrie in Noordwest-Europa en vindt vergroening plaats met volledig duurzame bronnen. Het tweede scenario is volledig behoud – blauw pad, waarbij ook aardgas en koolstofafvang (CCS) zijn toegestaan. Het derde scenario is gedeeltelijke verplaatsing, waarin alleen de meest energie-intensieve productiestappen verhuizen. En het laatste is volledige verplaatsing, waarbij de industrie geheel uit Noordwest-Europa verdwijnt.
Alle scenario’s hebben voor- en nadelen. Het eerste vraagt een ingrijpende vergroening van het Noordwest-Europese energiesysteem met hoge investeringen, maar zorgt voor meer controle over de verduurzaming van onze consumptie evenals strategische onafhankelijkheid. Het andere uiterste – vertrek - leidt tot veel minder energievraag in Noordwest-Europa en daarmee tot een verplaatsing van de benodigde verduurzamingsinvesteringen naar andere plekken in de wereld, het exporteren van onze klimaatproblematiek, minder Europese grip op de verduurzaming en minder strategische autonomie. Tezel: ‘Dit is een vraag voor politici en beleidsmakers. Hoe belangrijk vinden we het om niet te afhankelijk te zijn van het buitenland en om zelf controle te houden over de verduurzaming? En welke waarde geven we hieraan?’.
Het rapport roept beleidsmakers op tot nuchtere keuzes op basis van een grondige maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Deze moet oog hebben voor sectorale verschillen, het geheel overzien en stevig zijn onderbouwd met empirisch bewijs.
Daarnaast doen de onderzoekers een drietal beleidsaanbevelingen.
Tot slot een gewetensvraag: welk scenario zou Tezel zelf het liefste zien? ‘Dat is een lastige, want zoals eerder gezegd verschilt dit per sector en bedrijf. Maar laten we niet vergeten dat verplaatsing van industrie het klimaatprobleem niet oplost. De CO2-uitstoot vindt dan simpelweg elders plaats. Dus mijn persoonlijke overtuiging is: laten we het hier schoon produceren, mits het niet al te duur is.’
Gülbahar Tezel
Partner Strategy&, Lead Denktank Energietransitie, PwC Netherlands
Tel: +31 (0)61 391 56 71