Energierapport: zorgen om concurrentiepositie Noordwest-Europa

‘Vertrek van industrie lost het klimaatprobleem niet op’

‘Vertrek van industrie lost het klimaatprobleem niet op’
  • Publicatie
  • 28 jul 2025

De energie-intensieve industrie in Noordwest-Europa heeft het zwaar. De kosten liggen hoger dan in andere delen van de wereld. Is het beter om productie te verplaatsen naar het buitenland? Die vraag staat centraal in het rapport ‘Valuing Industries’ van de World Energy Council. ‘Als efficiënte industriebedrijven in de problemen komen als gevolg van nationaal beleid, is er simpelweg sprake van kapitaalsvernietiging’, zegt Gülbahar Tezel, hoofd van de Denktank Energietransitie van PwC en nauw betrokken bij het onderzoek.

Het rapport ‘Valuing Industries: The trade-offs of industry strategies in a changing energy landscape’ van de World Energy Council Netherlands (WEC) speelt in op de zorgen om de concurrentiepositie van de Noordwest-Europese industrie. Tezel: ‘Je kunt dagelijks in de krant lezen dat de energie-intensieve industrie het zwaar heeft. In Nederland, maar ook bijvoorbeeld in Duitsland. De productie gaat omlaag en fabrieken sluiten hun deuren. Dat heeft deels te maken met de hoge energiekosten. Daarnaast is er een gebrek aan gelijk speelveld, bijvoorbeeld omdat Nederlandse bedrijven aan nationale klimaateisen moeten voldoen die elders in Europa niet gelden. Dit is een van de scenario’s die we op een feitelijke manier behandelen in het rapport.’

De onderzoekers keken naar verschillende onderdelen van de industrie, te weten ammoniak (meststoffen), steam cracking, raffinage en staal. Al direct werd duidelijk: dé industrie bestaat niet. De verschillen tussen deelsectoren en zelfs tussen individuele bedrijven zijn groot. ‘Dat bewijst dat simpele antwoorden niet bestaan. Als we willen onderzoeken welke industrieën toekomstbestendig zijn en welke niet, zullen we heel diep moeten inzoomen.’

WEC 2025: toekomstscenario’s en afwegingen

Centraal in het rapport staan vier toekomstscenario’s voor 2040. Hierbij worden drie hoofdthema’s afgewogen: economische impact, milieueffecten en strategische autonomie. Het eerste scenario is volledig behoud – groen pad. Hierin blijft de industrie in Noordwest-Europa en vindt vergroening plaats met volledig duurzame bronnen. Het tweede scenario is volledig behoud – blauw pad, waarbij ook aardgas en koolstofafvang (CCS) zijn toegestaan. Het derde scenario is gedeeltelijke verplaatsing, waarin alleen de meest energie-intensieve productiestappen verhuizen. En het laatste is volledige verplaatsing, waarbij de industrie geheel uit Noordwest-Europa verdwijnt.

Alle scenario’s hebben voor- en nadelen. Het eerste vraagt een ingrijpende vergroening van het Noordwest-Europese energiesysteem met hoge investeringen, maar zorgt voor meer controle over de verduurzaming van onze consumptie evenals strategische onafhankelijkheid. Het andere uiterste – vertrek - leidt tot veel minder energievraag in Noordwest-Europa en daarmee tot een verplaatsing van de benodigde verduurzamingsinvesteringen naar andere plekken in de wereld, het exporteren van onze klimaatproblematiek, minder Europese grip op de verduurzaming en minder strategische autonomie. Tezel: ‘Dit is een vraag voor politici en beleidsmakers. Hoe belangrijk vinden we het om niet te afhankelijk te zijn van het buitenland en om zelf controle te houden over de verduurzaming? En welke waarde geven we hieraan?’.

Het rapport roept beleidsmakers op tot nuchtere keuzes op basis van een grondige maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Deze moet oog hebben voor sectorale verschillen, het geheel overzien en stevig zijn onderbouwd met empirisch bewijs.

Daarnaast doen de onderzoekers een drietal beleidsaanbevelingen.

  • Aanbeveling 1: Marktwerking onder voorwaarde van volledige beprijzing
    De eerste is om de markt zoveel mogelijk zijn werk te laten doen als het gaat om de allocatie van schaarse productiemiddelen als land en arbeid. ‘Schaarste wordt het beste opgelost via de markt’, zegt Tezel. ‘Dat wil zeggen, het is beter als vraag en aanbod bepalen waar middelen naartoe gaan, in plaats van dat de overheid dat centraal beslist. Er is geen bewijs dat overheden betere keuzes maken dan de markt als het gaat om het toewijzen van middelen. Ook is het niet eerlijk of logisch om bepaalde sectoren, zoals de industrie, op voorhand uit te sluiten van toegang tot die middelen. Om tot de beste economische en maatschappelijke uitkomst te komen, is het juist belangrijk dat de overheid zorgt voor een goede prijs voor milieuschade — zoals het beprijzen van CO2-uitstoot via het Europese emissiehandelssysteem. Zo blijven markten werken, maar worden ze wel gecorrigeerd als dat nodig is.’
  • Aanbeveling 2: Steviger Europees klimaat- en energiebeleid
    De tweede aanbeveling is het sterker inzetten op coördinatie van klimaat- en energiebeleid op EU-niveau. ‘Op dit moment zie je in Nederland diverse verstoringen als gevolg van nationaal beleid. Bijvoorbeeld de nationale CO2-heffing die volop bediscussieerd wordt. Of de hoge netkosten voor de industrie, die over de grens een stuk lager liggen bij landen die ofwel minder snel elektrificeren of deze kosten meer socialiseren. Nog een voorbeeld is wetgeving die bedrijven dwingt om te elektrificeren, terwijl de infrastructuur ontbreekt’, somt Tezel op.

    Sterke Europese coördinatie op klimaat- en energiebeleid is cruciaal voor de concurrentiepositie van Europa tegenover de rest van de wereld, benadrukt de energie-expert. Zeker omdat de effecten van een stevig eigen beleid een niet te onderschatten positief spin-off effect kunnen realiseren, zoals vooroplopen in nieuwe technologie en innovatie. Tezel: ‘Ook instrumenten zoals het EU Carbon Border Adjustment Mechanism moeten effectief worden vormgegeven om de Europese industrie op de interne markt een gelijk speelveld te bieden ten opzichte van concurrenten gevestigd buiten de EU. Op deze wijze zal de markt bepalen welke industrie efficiënt is en dus bestaansrecht binnen Europa heeft’.

    ‘Als er zowel binnen als buiten Europa geen gelijk speelveld wordt gecreëerd en hierdoor efficiënte industriebedrijven in de problemen komen, is er simpelweg sprake van kapitaalsvernietiging. Dat is geen marktfalen, maar overheidsfalen. In dat geval draagt de overheid bij aan het ondermijnen van de sector. Terwijl de rol van de overheid is om juist zorg te dragen voor een gelijk speelveld.’
  • Aanbeveling 3: Analyse per sector
    De derde aanbeveling is om diepgaande economische analyses per subsector en technologie uit te voeren om beter inzicht te krijgen in hun lange-termijn levensvatbaarheid. ‘Structurele subsidies voor minder efficiënte bedrijven dienen alleen bij aantoonbare maatschappelijke noodzaak te worden toegekend, bijvoorbeeld voor strategische onafhankelijkheid of duurzaamheid. Subsidies via tenders of marktmechanismen te verstrekken, heeft de voorkeur. Zeker op Europees niveau om verspilling van belastinggeld te vermijden.’

‘Verplaatsing van industrie helpt het klimaat niet’

Tot slot een gewetensvraag: welk scenario zou Tezel zelf het liefste zien? ‘Dat is een lastige, want zoals eerder gezegd verschilt dit per sector en bedrijf. Maar laten we niet vergeten dat verplaatsing van industrie het klimaatprobleem niet oplost. De CO2-uitstoot vindt dan simpelweg elders plaats. Dus mijn persoonlijke overtuiging is: laten we het hier schoon produceren, mits het niet al te duur is.’

Download het WEC-rapport van 2025

De afwegingen van industriële strategieën in een veranderend energielandschap.

Contact us

Gülbahar Tezel

Gülbahar Tezel

Partner Strategy&, Lead Denktank Energietransitie, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 391 56 71

Volg ons