HvJ: herziening van btw bij afgeblazen activiteit

21/10/22

Het Hof van Justitie heeft op 6 oktober 2022 in de zaak Vittamed (C-293/21) geoordeeld over herziening van voorbelasting die betrekking heeft op de vervaardiging van investeringsgoederen met de bedoeling om die investeringsgoederen in te zetten bij voorgenomen belaste activiteiten, maar waarbij die voorgenomen belaste activiteiten uiteindelijk geen doorgang vinden en de betrokken vennootschap wordt geliquideerd. Volgens het Hof van Justitie is een belastingplichtige in die situatie verplicht om de in aftrek gebrachte voorbelasting te herzien.  

Wat betekent dit voor uw organisatie? 

De uitkomst in de zaak is met name relevant voor de situatie waarin ondernemers kosten maken voor de ontwikkeling van investeringgoederen (zowel materieel als immaterieel), waarbij het de bedoeling is deze investeringsgoederen in te zetten bij het in de toekomst verrichten van btw-belaste prestaties. Indien de voorbelasting in aftrek wordt gebracht op het moment dat de goederen en diensten worden ingekocht, kan het zo zijn dat die voorbelasting moet worden herzien op het moment dat de investeringsgoederen daadwerkelijk in gebruik worden genomen. Bijvoorbeeld wanneer de investeringsgoederen worden ingezet bij het verrichten van vrijgestelde prestaties in plaats van de voorgenomen belaste prestaties. 

Op basis van dit arrest kan - anders dan voorheen in Nederland de praktijk was - de vraag worden gesteld of een dergelijke herziening ook aan de orde is, als het project waarvoor de investeringsgoederen zijn ontwikkeld, wordt stopgezet, voordat sprake is van btw-belaste activiteiten. Het antwoord op die vraag kan mede afhangen van het feitelijk gebruik van de investeringsgoederen na stopzetting (worden ze bijvoorbeeld nog te gelde gemaakt), de verdiscontering van de voor de ontwikkeling gemaakte kosten in andere projecten en de uitleg van de herzieningsregels in de Nederlandse wet.

Wij adviseren u de (herziening van) aftrek van voorbelasting bij het stopzetten van voorgenomen activiteiten altijd goed te onderzoeken.

Achtergrond

Vittamed is een in Litouwen gevestigde vennootschap, die zich bezighield met technisch wetenschappelijk onderzoek en de praktische toepassingen ervan. Sinds 1 maart 2012 heeft deze vennootschap geen leveringen van goederen of diensten meer verricht waarover btw verschuldigd was. Vittamed heeft in 2012 en 2013 goederen en diensten ingekocht ten behoeve van de vervaardiging van immateriële (licenties) en materiële investeringsgoederen (prototypes van apparaten). Zij was voornemens die investeringsgoederen te gebruiken voor haar toekomstige belaste activiteit. De voorbelasting die samenhangt met de ingekochte goederen en diensten heeft Vittamed in aftrek gebracht. 

De beoogde belaste activiteit komt echter nooit van de grond vanwege het uitblijven van bestellingen en potentiële inkomsten. In 2015 wordt daarom besloten de activiteiten van Vittamed te beëindigen. Bij de btw-aangifte over het laatste tijdvak waarin Vittamed ondernemer was heeft Vittamed de btw niet herzien. De vraag die centraal staat in deze zaak is of Vittamed de eerder in aftrek gebrachte voorbelasting met betrekking tot de verwerving van goederen en diensten met het oog op de vervaardiging van investeringsgoederen had moeten herzien. Die vraag wordt gesteld omdat de vervaardigde investeringsgoederen uiteindelijk niet zijn gebruikt voor de belaste economische activiteiten van Vittamed en ook vaststaat dat deze nooit zullen worden gebruikt omdat de vennootschap is geliquideerd.

Oordeel Hof van Justitie

Het Hof van Justitie oordeelt dat een belastingplichtige wel gehouden is de aftrek van de voorbelasting te herzien met betrekking tot de verwerving van goederen of diensten met het oog op de vervaardiging van investeringsgoederen, indien de vervaardigde investeringsgoederen niet zijn gebruikt voor belaste economische activiteiten en daarvoor nooit zullen worden gebruikt, omdat de eigenaar of de enige aandeelhouder van deze belastingplichtige heeft besloten om hem in liquidatie te stellen en het verzoek om die belastingplichtige te verwijderen uit het register van btw-plichtigen is ingewilligd. 

De rechtvaardigingsgronden voor het besluit om de belastingplichtige in liquidatie te stellen en derhalve af te zien van de voorgenomen belaste economische activiteit – zoals gestaag oplopende verliezen, het uitblijven van bestellingen en de twijfels van de aandeelhouder van de belastingplichtige inzake de winstgevendheid van de voorgenomen economische activiteit – zijn volgens het Hof van Justitie niet van invloed op de verplichting van de belastingplichtige om de betrokken btw-aftrek te herzien. Hiervoor is alleen van belang dat die belastingplichtige definitief niet langer voornemens is die investeringsgoederen te gebruiken voor belaste handelingen.

Contact

Simon Cornielje

Simon Cornielje

Director, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)65 387 92 81

Volg ons