Hof Den Bosch staat btw-aftrek op basis van werkelijk gebruik toe aan bank

31/03/20

Veel partijen in de financiële en publieke sector kunnen niet alle btw op kosten terugvragen. Voor btw op algemene of gemengde kosten is de regel dat de btw mag worden teruggevraagd voor zover die betrekking heeft op btw-belaste prestaties. In de praktijk leidt die gedeeltelijke aftrek tot een percentage, meestal gebaseerd op de omzetverhoudingen van de betreffende onderneming of instelling.

In zijn uitspraak van 27 maart 2020 heeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch een weinig gebruikte berekeningmethode toegestaan, namelijk op basis van de zogenoemde werkelijk gebruik-methode. Dit omdat die methode een nauwkeuriger beeld van het ‘gebruik’ van de kosten weergaf dan de reguliere pro rata-berekening op basis van omzetverhouding. Uit eerdere Nederlandse rechtspraak blijkt dat het moeilijk kan zijn om dit te onderbouwen. Nieuwe mogelijkheden lijken dus te zijn geschapen.

Wat betekent dit voor u?

De uitspraak biedt handvatten om het pro rata-aftrekrecht opnieuw onder de loep te nemen. Dit geldt voor partijen in de financiële sector, maar ook voor partijen in de publieke sector, zoals onderwijs- en zorginstellingen. Mogelijk kunnen deze partijen hun recht op aftrek optimaliseren. De kans bestaat ook dat de Belastingdienst deze uitspraak kan gebruiken om een lager recht op aftrek te onderbouwen op basis van een werkelijk gebruik-methode.

Naar verwachting zal cassatie worden ingesteld, zodat ook de Hoge Raad zich nog zal moeten buigen over deze kwestie. Het is daarom mogelijk dat de uitkomst van deze procedure nog zal veranderen. Maar deze nieuwe inzichten geven reeds nu aanleiding de impact te bekijken.

Achtergrond

In zijn uitspraak concentreert het hof zich op de vraag of de belanghebbende bancaire instelling met een berekening die volgt uit een bedrijfseconomische analyse van de profit and loss (“P&L”) per product aannemelijk heeft gemaakt dat het werkelijke gebruik van de gemengd gebruikte goederen en/of diensten, als geheel genomen, afwijkt van toegepaste klassieke methode. In dat geval heeft belanghebbende recht op aanvullende aftrek van voorbelasting op haar gemengde kosten. In haar berekening heeft belanghebbende kosten op basis van tijdsregistratie, daadwerkelijke productafname en evenredige verdeling gealloceerd aan de diverse productgroepen die zij aanbiedt.

Daarnaast gaat het hof in op de vraag of interestlasten in mindering kunnen komen op de ontvangen interestbaten, en of de interest die belanghebbende doorbetaalt aan de securitisatievennootschappen buiten de omzet van belanghebbende kan worden gehouden voor berekening van het pro rata-aftrekrecht.

Uitspraak Hof Den Bosch

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJ”) heeft eerder beslist dat voor de bepaling van een aftrekrecht op basis van werkelijk gebruik niet een berekening met het meest nauwkeurige resultaat is vereist. Het gaat erom dat het werkelijk gebruik nauwkeuriger het gebruik van kosten weergeeft dan de reguliere omzetmethode.

Het hof acht het in dit geval aannemelijk dat de mate waarin gemengde kosten zijn gebruikt voor de activiteiten van belanghebbende geen gelijke tred heeft gehouden met de daling van de omzet. De methode die deze bank gebruikte voor het vaststellen van het gebruik van de kosten was volgens het hof nauwkeuriger, ondanks dat voor vaststelling van verdeelsleutels op onderdelen gebruik is gemaakt van aannames en veronderstellingen.

Belanghebbende baseerde zich voor haar berekeningen op algemeen geaccepteerde bedrijfseconomische uitgangspunten, zoals deze ook zijn voorgeschreven door de International Financing Reporting Standards (IFRS) accountingregels, waarop AFM en DNB in Nederland toezicht houden.

Het hof gaat vervolgens nog in op de twee overige geschilpunten. Ten eerste oordeelt het hof dat het niet mogelijk is om de betaalde rentelasten in mindering te brengen op ontvangen rentebaten voor berekening van het pro rata-aftrekrecht. Ten tweede oordeelt het hof dat de aan de securitisatievennootschappen doorbetaalde rente niet buiten de omzet van belanghebbende kan worden gehouden voor berekening van het pro rata-aftrekrecht. Dit zou het btw-vrijgestelde deel van de bank hebben verkleind, en daarmee tot een gunstiger aftrekrecht hebben kunnen leiden.

Gevolgen voor de praktijk

Het terugvragen van btw op grond van een pro-rata levert in veel gevallen discussie op met de Belastingdienst. Met deze uitspraak heeft het Hof voor sommige gevallen de deur wijder opengezet naar een tot nu toe weinig toegestane methode, namelijk de methode van werkelijk gebruik. Wij juichen dat toe, want het gebruik van kosten laat zich niet altijd goed uitdrukken in omzetverhoudingen. 

De toenemende digitalisering en daardoor betere vastlegging in administraties, maakt het voor zowel ondernemingen en instellingen als ook de Belastingdienst makkelijker om de daarbij gevraagde nauwkeurigheid toe te passen. Wij raden partijen aan de impact van deze zaak op hun huidige pro rata methodiek goed te bekijken. Uiteraard staan onze adviseurs u daarin graag bij.

Contact

Einte van der Wal

Einte van der Wal

Partner, Tax Lead, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 094 06 32

Joost Vermeer

Joost Vermeer

Partner, PwC Netherlands

Tel: +31 (0)61 219 58 86

Volg ons